Maatschappelijke ondersteuning kan en moet collectiever

Door te investeren in de sociale basis kunnen gemeenten beter sturen op maatschappelijke ondersteuning. In het systeem dat Berenschot-onderzoekers Wouter Poels en Paul Schenderling voorstaan, komen collectieve voorzieningen in de plaats van duur, maar vaak onnodig maatwerk.

Veel gemeenten zetten stappen van minder maatwerkvoorzieningen naar meer algemene voorzieningen. Vaak zijn dit voorzichtige stappen. Gemeenten kiezen er lang niet altijd voor om daadwerkelijk te investeren in sterkere collectieve voorzieningen, zo blijkt uit cijfers over de gemeentelijke zorguitgaven in de afgelopen jaren.

Netto uitgaven algemene voorzieningen vs. maatwerkvoorzieningen (bron: ministerie van BZK)

Wanverhouding

Nederlandse gemeenten gaven in de periode 2017-2021 weliswaar meer uit aan algemene voorzieningen, maar de netto uitgaven voor maatwerkvoorzieningen Wmo en jeugd stegen in dezelfde periode nog veel harder. In totaal besteedden Nederlandse gemeenten in 2021 10,6 miljard euro aan maatwerkvoorzieningen in de Wmo en Jeugdwet, terwijl de investeringen in algemene voorzieningen 1,9 miljard euro bedroegen. Dit patroon is niet vol te houden.

Vooral bij jeugdhulp raken de gemeenten en het Rijk er steeds meer van doordrongen dat de lastenstijgingen bij maatwerkvoorzieningen onhoudbaar zijn. Het roer moet om. Een dubbele beweging is nodig. Enerzijds een forse investering in algemene voorzieningen en anderzijds een omslag naar normalisatie. Anders dan bij investeringen in preventie laten de maatschappelijke baten van deze dubbele beweging niet vele jaren op zich wachten. Veel hangt af van de consequente doorvertaling naar een andere werkwijze bij de toegang tot de collectieve voorzieningen. De rol van toegangsmedewerkers is daarbij cruciaal. We illustreren de dubbele beweging met een voorbeeld.

Inspirerend voorbeeld

Onlangs waren we in een middelgrote stad in Nederland op werkbezoek bij een wijkcentrum. Het wijkcentrum biedt plaats aan tal van activiteiten, variërend van inloopochtenden tot dagbestedingsactiviteiten en van kringloopverkoop tot de modelspoorwegclub en bereikt hiermee veel bewoners. Het centrum kijkt naar wat iemand bindt en boeit en vanuit dat perspectief lost het individuele en maatschappelijke vraagstukken op.

Daarnaast moet de gemeente de gedachte ontmoedigen dat iedereen individuele voorzieningen kan claimen

Het wijkcentrum, dat grotendeels draait op vrijwilligers, kost de gemeente 65.000 euro per jaar. Tel daarbij op de kosten voor dagbesteding en het is duidelijk: de gemeente is spekkoper. Voor een klein bedrag kan ze veel inwoners toegang bieden tot laagdrempelige en verbindende activiteiten, met als bijkomend voordeel dat ze navenant minder maatwerkvoorzieningen hoeft af te geven.

Het voorbeeld is inspirerend, maar minder simpel dan het lijkt. De gemeente moet namelijk investeren in een breed en toegankelijk aanbod, en tegelijkertijd sturen op minder afgifte van maatwerkbeschikkingen. Ze moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat ouders en jeugdigen veel minder gebruik gaan maken van maatwerkvoorzieningen, vooral omdat dit strikt genomen vaak helemaal niet nodig is.

Hoe kan je daarop sturen? Door algemeen jeugdwerk en algemene opvoedhulp, en het aanbieden daarvan in groepsverband, aantrekkelijker te maken. Dat kan bijvoorbeeld door jongeren en ouders met en zonder ondersteuningsvragen met elkaar in contact te brengen. Daarnaast moet de gemeente de gedachte dat iedereen individuele voorzieningen kan claimen, ontmoedigen door helder te communiceren over wat wel en wat niet mogelijk is.

Pas wanneer collectieve voorzieningen onvoldoende blijken, kunnen maatwerkvoorzieningen overwogen worden

In veel gemeenten is de toegang tot zorg centraal in een wijkteam of toegangsloket belegd. Daar wordt gekeken naar waar iemand met een ondersteuningsvraag aanspraak op kan maken. Vanuit dit systeem worden maatwerkvoorzieningen als producten geleverd aan klanten. Gesprekken gaan daarbij al snel over rechten en plichten. Dat brengt veel bureaucratische rompslomp met zich mee en vergroot de afstand tussen overheid en burger.

Oproep tot investering

Wij roepen gemeenten op om te investeren in de sociale basis en deze een centrale rol te geven in toegang tot maatschappelijke ondersteuning. De beschikbare middelen moeten aangewend worden voor voorzieningen om inwoners zo snel en laagdrempelig mogelijk te ondersteunen. Pas wanneer collectieve voorzieningen onvoldoende blijken, kunnen maatwerkvoorzieningen overwogen worden.

Investeren in een brede sociale basisstructuur dwingt gemeenten om heldere keuzes te maken over de wijze waarop ze het aanbod van voorzieningen organiseert en financiert. Collectieve voorzieningen nodigen in veel gevallen uit om op basis van beschikbaarheid en populatie te financieren. Deze vorm geeft zorgprofessionals meer ruimte om zelf keuzes te maken over de wijze en duur van ondersteuning.

De middelen voor de benodigde investeringen hiervoor kunnen worden vrijgemaakt uit de besparingen op de kosten voor maatwerkvoorzieningen zoals begeleiding. Wij spreken overigens liever over het omvormen van maatwerkvoorzieningen dan over uitsluitend investeren in de sociale basis. Ondersteuning vanuit de sociale basis is wat ons betreft het uitgangspunt en het alternatief dan wel de aanvulling op maatwerkvoorzieningen.

Met het voorbeeld van het wijkcentrum willen wij benadrukken dat de sociale basis een verbindende rol kan vervullen in informele netwerken van vrijwilligers, verenigingen en andere lokale initiatieven. Investeringen in de sociale basis verbinden, ondersteunen en faciliteren die initiatieven met elkaar, gezamenlijk vormen ze een robuust antwoord op individuele en collectieve vragen om ondersteuning. Sterker nog, investeringen in de sociale basis dragen bij aan meer bestaanszekerheid en aan een efficiëntere want gerichtere inzet van beperkte arbeidscapaciteit.

Wouter Poels is teamleider Sociaal Domein bij Bureau Berenschot, Paul Schenderling is er senior consultant.

 

Foto: Rob Hilten (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 1711 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. En weer een nuttige tekst. Maar er zijn al meer dan 30 jaar andere mogelijkheden. Ecologische groepen en mensen die duurzaam proberen te leven, kiezen zo vaak mogelijk voor collectieve woonvormen. Sinds 2021 bestaat de landelijke campagne met beleid, “Ruimte voor Collectief Wonen”.

    Deze campagne met Manifest, vraagt aan alle overheden en woonorganisaties om meer collectieve woonvormen te realiseren. Voor modern woonbeleid en om sneller en slimmer te bouwen. We blijven, als ervaren woonvormen en woongroepen, actief om de komende jaren overal in te zetten op collectieve woonvormen. Bekend voorbeeld is het Knarrenhofconcept. En wie meer kennis wil, is met een afspraak welkom bij Omslag in Eindhoven, kenniscentrum voor Duurzaam wonen en leven.

    Want in woorden kan je niet wonen, maar er is ook nog de optie om landbouw en wonen te gaan combineren. Zodat boeren en boerinnen op hun boerderij kunnen doorgaan, door wat van de grond beschikbaar te stellen aan ecologische of collectieve woonvormen. Zo kan een boerderij gaan verduurzamen door een ander verdienmodel. Wat land inleveren, maar daar andere inkomsten voor ’terugkrijgen’, dat is beleid voor de toekomst. En dan kunnen ook jongeren of starters in de eigen gemeente blijven wonen. Met kleine units, collectief en voor een leefbaar platteland. Dat beleid zal ook beter passen bij de demografische ontwikkelingen, zoals wonen en zorg, van de toekomst.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *