Onze rechtsstaat is geleidelijk in de geschiedenis tot stand gekomen. Een van de belangrijkste aspecten ervan is dat de politieke macht niet alleen regeert via wetten maar ook zelf aan die wetten gebonden is. Niemand staat boven de wet, dus ook niet degenen die de wetten maken of uitvoeren. De rechtspraak is in handen van onafhankelijke rechters, die zich in hun beoordeling of een wet is overtreden niet door instructies van politici, of van wie ook, mogen laten leiden.
De rechtsstaat moet dus de gecollectiviseerde macht binnen de perken houden. In een democratische rechtsstaat is het ontoelaatbaar als een oncontroleerbare, aan niemand verantwoording schuldig zijnde instantie macht over anderen kan uitoefenen. Onafhankelijke rechters begrenzen de macht van politici; zij mogen niet tot een eigen onaantastbare machtsinstantie uitgroeien. In een democratische rechtsstaat dienen immers de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht met elkaar in evenwicht te zijn. Indien een van deze machten steevast het laatste woord heeft, is er iets scheefgegroeid.
Rechters interpreteren wetten soms anders
De laatste decennia vindt in toenemende mate juridisering plaats: rechters nemen beslissingen met een politiek karakter, al dan niet omdat politici bewust verzuimen in wetten of verdragen precies aan te geven hoe deze bedoeld zijn, en daarmee is dan kennelijk de kous af. Anders gezegd: rechters bedrijven via hun interpretatie van wetten en verdragen nogal eens politiek. Het is uiteraard onvermijdelijk dat zij wetten en verdragen moeten interpreteren. Maar dat zij wetten en verdragen (vaak bewust) anders interpreteren dan wat parlementen er bij hun totstandkoming mee beoogden, gaat geregeld over de randen van de machtenscheiding. En in ieder geval is het ontoelaatbaar wanneer die interpretaties vervolgens voor de hoogste, niet betwistbare, wijsheid worden gehouden. Parlementen dienen te toetsen of de rechterlijke interpretaties juist zijn en op voldoende democratisch draagvlak kunnen rekenen. Waar dit uitblijft wordt de democratische speelruimte door deze juridisering steeds verder ingesnoerd. Uiteindelijk dreigt de democratie dan te verstikken door de uitdijende macht van rechters.
Ter politieke linkerzijde wordt hierover tegenwoordig nogal eens victorie gekraaid, omdat men hoopt dat op die manier plannen van het kabinet Rutte zullen stranden op internationale verdragen. Overigens gaat het daarbij vaak dus niet zozeer om de bepalingen van die verdragen zelf, maar om de interpretaties die rechterlijke instanties daar in de loop der tijden aan hebben gegeven. Zo meent het Europese Hof van Justitie, om één voorbeeld te noemen, dat om als vluchteling te worden erkend iemand niet alleen wegens persoonlijke omstandigheden vervolging hoeft te vrezen in eigen land, zoals in een Europese richtlijn stond; ook andere factoren zouden volgens het Hof tot toekenning van de vluchtelingenstatus aanleiding kunnen geven.
Verdragen zijn beslissingen van vroeger
Ook als het om de letterlijke bepalingen uit verdragen zou gaan, is het trouwens nog maar de vraag of wij verheugd moeten zijn te worden geregeerd door de beslissingen van onze voorouders in plaats van als democratieën zelfbepalend voor de huidige tijd te zijn. Natuurlijk, de meest fundamentele mensenrechten zijn niet voor niets in verdragen verankerd; die moeten bestand zijn tegen willekeurige meerderheden. Maar nu het aantal verdragen zo enorm is uitgedijd en tal van bepalingen bevatten die volstrekt niet tot de klassieke mensenrechten kunnen worden gerekend, dient eindelijk de vraag te worden beantwoord wie er regeert: wij of onze voorouders? Anders gezegd: regeren onze volksvertegenwoordigers, die door ons ter verantwoording kunnen worden geroepen, of regeert een rechterlijke kaste?
Ooit stelde links dat democratisering niet ver genoeg kon gaan. Blijkbaar zijn de tijden veranderd: tegenwoordig juicht links harder naarmate de juridisering verder voortschrijdt. Niet alleen wordt aldus op de koop toe genomen dat de democratie wordt teruggedrongen, veelal ziet links in juridisering zelfs een gewenst middel ter beteugeling van ‘het populisme’, zoals de linkerzijde de haar onwelgevallige opvattingen van kiezers graag diskwalificeert. Het is hoog tijd dat de balans in de rechtsstaat, die nu ver naar macht voor de rechters is doorgeslagen, weer wordt hersteld. Democratisch gekozen parlementen moeten beoordelen of rechterlijke uitspraken nopen tot aanpassing van wetten of verdragen; zij moeten zich niet door rechters de wet laten voorschrijven. In een rechtsstaat maakt het parlement immers de wet, de rechter past hem slechts toe in bijzondere gevallen. En in de verantwoording van politici aan de kiezers blijkt dan of de wetten op echt democratisch draagvlak kunnen rekenen.
Dr. P.G.C. van Schie is directeur van de Prof. Mr. B.M. Teldersstichting, het onafhankelijke wetenschappelijk bureau ten behoeve van het liberalisme gelieerd aan de VVD. Een werkgroep van de Teldersstichting werkt momenteel aan een rapport over juridisering, dat naar verwachting rond de jaarwisseling zal uitkomen.