In een Antwerpse nachtopvang voor dakloze mensen met een verslaving had ik de taak om mensen te ontvangen, schone spuiten uit te delen en waar nodig velletjes aluminiumfolie af te scheuren om heroïne op te branden. Om zeker te zijn dat deze dakloze mensen in de nachtopvang komen slapen, en dus niet op straat blijven zwerven, mogen ze er vrij gebruiken. Dat leidt soms tot bijzondere taferelen. Voordat de gasten gaan eten bijvoorbeeld, zetten ze vaak nog een shotje. Daardoor raken ze regelmatig in een roes, en vallen ze soms met hun hoofd in de soep. Aan een ongeschoold begeleider als ik de opdracht om hun hoofd bijtijds uit de soep te tillen.
2 werelden binnen 6 minuten fietsafstand
Bij de bewuste nachtopvang logeert een groep van zestig tot tachtig mensen die door de samenleving zijn opgegeven. Dat opgeven, zoals blijkt uit hun dossiers, gebeurde vaak al vroeg in het leven. Ik vroeg me destijds af wie met zulke levenservaringen nog een goed leven weet op te bouwen. Volgens mij is dat slechts weinigen gegeven.
Op 6 minuten fietsafstand daarvan, op de Antwerpse universiteit waar ik overdag Politieke Wetenschappen studeerde, is het een heel ander verhaal. Daar tref je jonge mensen die zonder dat ze er al te veel bij stilstaan een levensfleur mogen doormaken die niet iedereen gegeven is. Hoe kunnen in een en dezelfde stad, op luttele afstand twee zo totaal van elkaar gescheiden werelden bestaan? Want die 6 minuten fietsen brachten me van een wereld zonder hoop naar een wereld vol hoop.
‘Die mensen’ in ‘die wijken’
Toen ik net bij de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving werkte, nam ik deel aan een werkconferentie. Doel van de conferentie is om met stakeholders van gedachten te wisselen over de richting die de Raad uit wil met zijn adviezen. Een van de workshops ging over mensen op de onderste sporten van de maatschappelijke ladder. Zij leven minder lang en in mindere gezondheid dan mensen hogerop.
De professional de leefwereld in en de personen met ervaringen de systeemwereld in
Al na anderhalve minuut ging het gesprek over ‘die mensen’ in ‘die wijken’. Om de verschillen te verkleinen, wordt vooral gekeken naar individueel gedrag en leefstijl. Het zijn ‘die mensen’ die het anders moeten doen. Maar is die gedachte realistisch? Verschillen in gezondheid tussen laag- en hoogopgeleiden hebben namelijk ook met structurele factoren te maken. Denk aan een minder gezonde leefomgeving, minder kwaliteitsvolle woningen en ongezonde banen met lage lonen. En hoe groot is de kans dat de ideeën uit de workshop vruchtbare bodem zullen vinden?
Even een denkoefening: we laten een groot aantal mensen uit achterstandswijken beslissen hoe men in ‘goede wijken’ moet leven − zullen hun voorstellen dan overgenomen worden?
Wat de werkconferentie duidelijk maakte, is dat in discussies over de aanpak van sociale vraagstukken het denken over het systeem snel de bovenhand krijgt. Dat is op zich logisch, want alle aanwezigen zijn met dat systeem bezig. Dat mogen ze omdat ze tot de hoopvollen behoren: ze hebben diploma’s, macht, grote kansen op een gezond en gelukkig leven. De mens over wie het gaat, veelal hooplozen, verdwijnen zo evenwel uit het zicht.
De vragen die de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving zich vervolgens stelde, waren: Wat nu als we starten met de mensen om wie het gaat? Krijgen we zicht op wat bestaansonzekerheid behelst door mensen zonder hoop een podium te bieden? Het resultaat is de publicatie van Gezichten van een onzeker bestaan. In dat boek staan de verhalen, frustraties, ervaringen en het verdriet van veertien mensen opgetekend. Er komen mensen aan het woord over wie veel gezegd wordt, maar die weinig gehoord worden. Wat we toen nog niet wisten: die verhalen braken een lans voor ervaringskennis binnen beleid en ver daarbuiten.
Ervaringskennis, geen ervaringsdeskundigheid
Ervaringsdeskundigen worden de laatste jaren steeds vaker ingeschakeld, maar dat is onvoldoende om de leefwereld en de systeemwereld dichter bij elkaar te brengen. We moeten het overigens niet hebben over ervaringsdeskundigheid, maar over ervaringskennis. Ook daartussen bestaat namelijk een wereld van verschil.
De kloof tussen mensen met hoop en mensen zonder hoop is te overbruggen door ervaringskennis een prominentere plek te geven in de vormgeving en uitvoering van beleid. Dat veronderstelt echter wel dat we elkaar weer ontmoeten. Niet kort, door de rituele inleiding van een ervaringsdeskundige op een congres of een symposium, maar langdurig, als vast bestanddeel van een gekozen probleemaanpak.
Dat betekent niet dat we ervaringsdeskundigheid as such moeten laten vallen, maar dat het van belang is om dichter bij de geleefde ervaringen te komen én mensen met bepaalde ervaringen deel te laten uitmaken van het systeem. Met het actief werven van mensen met bepaalde ervaringen is een wereld te winnen. Anders gezegd: de professional de leefwereld in en de personen met ervaringen de systeemwereld in.
Onderzoek naar achterstandswijken hangt vaak op vragen die beleidsmakers en onderzoekers belangrijk vinden. Vanachter hun bureau gaan ze met de beste bedoelingen onderzoeksvragen formuleren over bijvoorbeeld achterstandswijken. Die vragen kunnen heel belangrijk zijn voor diegenen die onderzoeken en beleid maken, maar zijn niet per se voor de bewoners van belang. Zo kan een vraag over leefstijl en de werking van bepaalde interventies belangrijk zijn, maar misschien vraagt de bewoner zich af hoe de schimmels op de muren weggehaald kunnen worden en waarom een pak frikandellen goedkoper is dan een doosje aardbeien.
Tijd en ruimte voor ontmoeting
Als mensen niet mogen meedoen, mag je niet verwachten dat ze meewerken aan door anderen aangedragen oplossingen. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat de hooplozen vaak ontbreken op door gemeenten en organisaties georganiseerde bijeenkomsten: ze mogen toch niet meepraten of -beslissen. Wanneer je dit zegt, volgt steevast de reactie dat mensen zonder hoop wel mógen meedoen maar dat ze het gewoonweg niet kunnen omdat het niveau te hoog voor hen ligt of dat ze een ‘andere taal’ spreken.
Willen we ervaringskennis serieus nemen, dan moeten we er tijd voor vrijmaken én ervoor zorgen dat mensen zonder hoop op gelijkwaardige wijze kunnen meepraten over opstelling, uitvoering en evaluatie van plannen. Het betekent tevens dat ze moeten worden benaderd als mensen en niet als dragers van problemen. Want wees eerlijk, als je als arm mens steeds maar weer hoort en leest dat je domme dingen doet of ongezonde keuzes maakt, kun je je dan nog gelijkwaardig voelen als je aan tafel wordt genood?
Ontmoeting vraagt om veiligheid en dialoog en om het loslaten van vertrouwde beelden. Dat kan schuren, want als hoopvollen hun professionele en wetenschappelijke kennis moeten loslaten, voelen zij zich onveilig. Net als hooplozen dat ervaren wanneer hun ervaringen niet serieus genomen worden.
Moeten we iemand die dakloos is geweest enkel identificeren met zijn dakloosheid?
Nu vormen wetenschappelijke kennis, professionele kennis en ervaringskennis drie aparte cirkels. Overlap zien we enkel bij wetenschappelijke en professionele kennis. Dat zorgt voor twee verschillende rollen: de professional versus de ervaringsdeskundige. Logischer is om ervoor te zorgen dat er iemand met bepaalde ervaringen de organisatie wordt binnengetrokken om van daaruit te werken aan diens professionele en wetenschappelijke kennis.
De zaken omdraaien
Hoe doe je dat? De enige optie is momenteel om een diploma te behalen. Dan mag je meedoen. Maar daarmee leggen we de verantwoordelijkheid wel volledig bij het individu. Want hij of zij moet dat diploma behalen. Terwijl het hier in principe gaat om een diversiteitsvraagstuk, ofwel: Hoe kan je voorbij logisch klinkende structuren – zoals een diploma – toch andersoortige kennis in je organisatie brengen? Moeten we de zaken niet omdraaien? Waarom nemen we bij werving ervaring niet als uitgangspunt? En bieden we mensen niet gewoon de mogelijkheid om een organisatie van binnen te leren kennen, zoals bij traineeships binnen publieke organisaties, en om de nodige competenties op te doen?
Geen toegang door diploma’s maar door ervaringen. En van daaruit aan een nieuwe toekomst bouwen. Want moeten we iemand die dakloos is geweest, en die zijn ervaringen daarmee wil inzetten, enkel en alleen identificeren met zijn dakloosheid? Kunnen we een poetsvrouw niet het ontwikkelbudget geven dat aan een hoogopgeleide wordt toegekend? Geef haar de mogelijkheid om door te groeien en om nieuwe perspectieven in te brengen.
Verandering en eenzaamheid
Door onze mens- en wereldbeelden aan te passen en ervaringskennis te leren zien als diversiteitsvraagstuk, kunnen we mensen het gevoel geven dat zij mogen meedoen. Dat vergt veel van betrokken partijen. Ze moeten zich aanpassen aan een wereld waarvan ze de taal niet spreken en de mores niet kennen. Aanpassing betekent dat partijen zich moeten zien te verhouden tot het nieuwe. Daarbij komen ze zichzelf voortdurend tegen.
Ook ik was ooit een hooploze, maar ik had wel ervaringen die belangrijk waren om andere hooplozen goed te kunnen begeleiden. Het heeft lang geduurd, maar nu kan en mag ik ook meepraten. Sterker nog, je hebt hier net een stuk van mij gelezen. Aan jou het oordeel of je er een nieuw perspectief in bent tegengekomen.
Tim ’S Jongers is senior adviseur bij de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. Hij verzorgde op 25 maart 2022 de vijfde Participatielezing van Movisie. Hij sprak over het belang van ervaringskennis in beleid. Per 1 september 2022 wordt hij directeur van de Wiardi Beckman Stichting.
Vier reacties op de Participatielezing:
Mariëtte van Hees: ‘Ervaringsdeskundigen zijn gebaat bij verbinding, niet bij loslaten’
Mariëtte van Hees is hoofddocent Sociale Opleidingen aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. ‘Iemand die iets doorleefd heeft, weet andere dingen dan de wetenschapper en de professional.’
‘In zijn verhaal stelt Tim ’S Jongers de cruciale vraag over wie we het eigenlijk hebben als we beleid voor zorg en welzijn maken. Hij vindt dat het antwoord bij de cliënt, patiënt en burger moet liggen. Zij hebben uit eigen ervaring kennis van herstel, en van het daaraan gepaarde verhaal over eenzaamheid, stigma, rouw en het verwerken daarvan.
’S Jongers wil ervaringsdeskundigen betrekken bij het maken van beleid, maar blijft vaag over de precieze invulling ervan. Dat is jammer, want dat laat de vraag open of ervaringsdeskundigen al dan niet ook een therapeutische rol moeten hebben. Ik vind van niet. Ze kunnen de behandelaar wel laten zien welke betekenis zijn handelen heeft voor de cliënt.’
Wie is de eigenaar van kennis?
‘Onlangs vroeg een filosoof mij wie in de ggz de eigenaar van kennis is. De behandelaar? Hij heeft weliswaar veel theoretische en praktijkkennis over depressie, maar zijn kennis is niet dezelfde als die van iemand die depressief is. Dat onderscheid is belangrijk: iemand die iets doorleefd heeft, weet andere dingen dan de wetenschapper en de professional. Hij herkent gevoelens bij anderen die voor een behandelaar moeilijk zijn te duiden en kan een extra dimensie geven aan onze algemene kennis over depressie, omdat hij weet hoe het voelt om aan die ziekte te lijden en een herstelproces te doorlopen.
Een andere belangrijke taak van de ervaringsdeskundige is om behandelaar en cliënt met elkaar te verbinden. Daarvoor moet de ervaringsdeskundige wel kritisch kunnen kijken en zich als bondgenoot van de cliënt leren opstellen. Vaardigheden die onder andere op de hbo-opleiding tot ervaringsdeskundige worden bijgebracht.
Of de ervaringsdeskundige integraal deel uitmaakt van een behandelteam – ik ben daar een voorstander van − ligt aan de vrijheid die een zorg- of welzijnsorganisatie hem biedt. Of hij, met andere woorden, de ruimte krijgt om te handelen zoals hij denkt dat goed is en niet in het keurslijf van protocollen rondom een behandeling wordt gedrukt. Maar ook of hij vanuit zijn rol beleidsmakers en directie bij de beleidsvorming kan ondersteunen.’
Meerwaarde
‘De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen biedt een tweejarige hbo-opleiding tot ervaringsdeskundige aan vanuit de overtuiging dat ervaringsdeskundigheid een meerwaarde heeft. De gedachte erachter is dat de inzet van ervaringsdeskundigheid waardevol is bij het vormgeven van herstelondersteuning binnen de verschillende niveaus en contexten van zorg en welzijn.
Wetenschappers en professionals moeten niet, zoals ’S Jongers zegt, leren loslaten. Integendeel: ze moeten wetenschap, praktijk en ervaringskennis juist samenbrengen. Ervaringskennis is kennis op basis van persoonlijke ervaringen met een beperking, ziekte, psychiatrische problematiek, geweld, armoede en het vinden van een nieuw evenwicht. Door die collectieve én theoretische kennis samen te voegen, kan ervaringsdeskundigheid een vlucht nemen.’
Koos de Boed: ‘Ervaringsdeskundigen zijn geen therapeuten’
Koos de Boed is ervaringsdeskundige en initiatiefnemer van Stichting Herstelproces en Stichting Suïcide Preventie Centrum. Samen met Dana Fos heeft hij de stichting Boedies opgericht. ‘Een voorwaarde is dat mensen met ervaringskennis zich bij hun leest houden.’
‘Tim ’S Jongers zegt terecht dat professionals en beleidsmakers mensen met ervaringskennis meer moeten betrekken bij hulpverlening en beleidsvorming. Dat gebeurt nog onvoldoende omdat het beeld bestaat dat zij niet altijd de juiste bagage hebben om geschikte input te leveren.’
Gesprek over suïcide wordt ontlopen
‘Vooral bij het thema suïcide tonen professionals en beleidsmakers zich terughoudend om een gesprek aan te gaan met mensen met ervaringskennis. Op de achtergrond sluimert het populaire maar foutieve idee dat, als je veel over suïcide praat, je mensen er allicht toe aanzet om hun suïcidale gedachten in daden om te zetten. En dus gaan professionals en beleidsmakers het gesprek met mensen met ervaringskennis liever uit de weg. Terwijl ze dat juist niet zouden moeten doen: mensen met suïcidale gedachten moeten de vrijheid kunnen voelen om met anderen vrij over hun gedachten te kunnen praten, zonder dat de oplossing voor hun innerlijke strijd automatisch in de ggz en in medicatie wordt gezocht.
Bij het op gang brengen van gesprekken tussen cliënten, professionals en beleidsmakers kunnen mensen met ervaringskennis een belangrijke rol spelen. Zij hebben zelf suïcidale gedachten gehad, pogingen tot suïcide gedaan of kennen iemand in hun directe omgeving die het leven niet meer aankon. Zij weten uit eigen ervaring wat dat allemaal teweeg kan brengen, herkennen de ervaringen, gevoelens en gedachten, en weten welke woorden je zou kunnen gebruiken in het gesprek met mensen die suïcidale gedachten hebben.’
Onderzoekers zijn te voorzichtig
‘Wat ’S Jongers in zijn verhaal aangeeft, is dat onderzoek naar de meerwaarde van ervaringskennis te voorzichtig is. Ik herken dat. Onderzoekers spreken wel met mensen die ooit suïcidaal gedrag vertoonden en met nabestaanden, maar nauwelijks met mensen die thans suïcidale gedachten hebben.
Drie jaar geleden is, in Friesland, een eerste lotgenotengroep gestart. Dat bleek een succes. Er zijn thans in Nederland elf lotgenotengroepen en vijf gespreksgroepen voor nabestaanden. In die groepen staat het delen van ervaringskennis voorop. Daardoor krijgen ze het gevoel dat zij – of hun verwanten − niet de enigen zijn die suïcidale gedachten hebben. Samenkomst in een lotgenotengroep kan tips en handvatten opleveren om zich staande te houden en wellicht een stap te maken naar herstel.’
Meer tijd voor behandeling
‘Er is nog een voordeel verbonden aan contact via lotgenotengroepen. Gewoonlijk heeft een behandelaar 45 tot 60 minuten de tijd voor een cliënt, en als die dan 20 minuten nodig heeft om zijn hart te luchten, dan gaat dat ten koste van de behandelduur. Wanneer iemand zijn hart kan luchten in een lotgenotengroep, blijft er meer tijd over voor behandeling.
Of de inzet van ervaringskennis onderdeel zou moeten zijn van behandeling, is geen gemakkelijk te beantwoorden vraag. Dat hangt af van de individuele behoefte. Er zijn mensen die gebaat zijn bij een gesprek met een ervaringsdeskundige − om ruimte in het hoofd te creëren. Maar er zijn er ook die vanwege hun particuliere situatie vooral behoefte hebben aan behandeling of therapie.
Een andere voorwaarde is dat mensen met ervaringskennis zich bij hun leest houden. Zeker als ze deel uitmaken van een Flexible Assertive Community Treatment-team of een behandelteam, wil het nog weleens gebeuren dat ze ingezet worden om trauma’s tegen te gaan. Maar zij zijn geen behandelaars of therapeuten, daarvoor zijn ze niet uitgerust. Daar hebben we psychiaters en psychologen voor.’
Jeroen de Haan-Rißmann: ‘Meer dan boze cliënt of levende dia’
Jeroen de Haan-Rißmann is senior medewerker inhoud bij Movisie, gespecialiseerd in ervaringsdeskundigheid en de leefwereld. ‘Het kan echt niet meer: de ervaringsdeskundige die als levende dia de projector in en uit wordt geschoven, waarna we vervolgens tot de orde van de dag terugkeren.’
‘Tim ’S Jongers vindt dat professionals en beleidsmakers veel meer een beroep moeten doen op de ervaringskennis van burgers. Dit om de kloof tussen de leefwereld en de systeemwereld te overbruggen. Ik onderschrijf zijn pleidooi van harte. Maar dan moeten we wel een nieuw startpunt kiezen.
Nu wordt er door de systeemwereld vaak al bij de start een finishdoek opgehangen: dáár moet u naartoe, beste burger of cliënt, om doel zus of zo te bereiken. Waarbij helemaal voorbij wordt gegaan aan de vraag of dat doel wel relevant is voor degene voor wie dat bepaald wordt. In zijn Participatielezing geeft ’S Jongers een voorbeeld van waar dit toe kan leiden. Voorlichters die op basisscholen komen praten over gezonde voeding. Ze vertellen kinderen wat ze wel en niet moeten eten, maar vergeten dat er nogal wat kinderen zijn die naar school gaan zonder te ontbijten. Praten over gezonde voeding krijgt dan een ietwat wrange bijsmaak, en het startpunt van die kinderen wordt genegeerd.’
Neem ervaringskennis serieus
‘Bij het vaststellen van doelen mogen we niet voorbijgaan aan de voorliggende behoeften van mensen. Integendeel: we moeten, veel meer dan nu, inspelen op hun ervaringskennis. Niet door ze op te nemen in een klankbordgroep en te vragen wat ze van iets vinden, maar door hun ervaringskennis even serieus te nemen als wetenschappelijke en praktijkkennis. Bovendien moeten we afscheid nemen van de traditionele doelgerichtheid in de zorg, en tijd en ruimte geven aan mensen om iets te laten ontstaan wat werkelijk van henzelf is. Dat kan alleen als we de mens en zijn ervaringskennis als startpunt nemen.
Het oude beeld van de ervaringsdeskundige is dat van de cliënt die boos is op Jan en alleman en anderen voorschrijft hoe het anders moet. Die tijd is voorbij. Ook niet meer van deze tijd is de helaas nog altijd gangbare gewoonte om mensen op het podium te hijsen om ze te laten vertellen wat ze allemaal hebben meegemaakt en hoe ze er weer bovenop zijn gekomen, waarna we ze een klaterend applaus geven. Het kan echt niet meer: de ervaringsdeskundige die als levende dia de projector in en uit wordt geschoven, waarna we vervolgens tot de orde van de dag terugkeren.’
Plafonds doorbreken
‘Overigens moet ook de ervaringsdeskundige zelf veranderen. Die moet meer bieden dan boosheid en zich kunnen verbinden met de wetenschappelijke en (vak)praktijkkennis. Hij moet zich kunnen verplaatsen in de perspectieven van die andere kennisbronnen en leren inzien hoe doelen door politiek en beleid worden opgedrongen. Ervaringsdeskundigheid moet scherp zijn, een goed verhaal hebben, zich met anderen kunnen meten en plafonds doorbreken. Daarvoor moet tijd en ruimte zijn, en er moet passende waardering en beloning tegenover staan.
Het idee dat ervaringsdeskundigen veredelde vrijwilligers zijn − een helaas nog altijd breed gedeelde gedachte – staat gelijkwaardigheid van ervaringskennis aan wetenschappelijke en (vak)praktijkkennis in de weg. De bekostiging van de ggz, verslavingszorg, jeugdzorg en het sociaal domein is gelinkt aan trajecten, tijd en resultaat. Daar leent ervaringsdeskundigheid zich niet voor. Hoe vaak heb ik in mijn loopbaan niet gehoord: “Leuk dat je er bent, maar wat gaat het nu precies opleveren?”
De waardering van ervaringskennis neemt langzaam maar zeker toe. Tegelijkertijd dreigt het gevaar dat ervaringsdeskundigen omwille van financiering weggezet worden in een behandelrol. Dat moet je niet willen: het is cruciaal dat als je iets anders zegt te willen, je ook iets anders doet. Met zijn gepassioneerde en persoonlijke verhaal laat ’S Jongers zien hoe groot de verschillen zijn tussen mensen met hoop en mensen zonder hoop, zelfs op 6 minuten fietsafstand, en hoe we met behulp van ervaringskennis de kloof kunnen dichten. Gewoon door een ander startpunt te kiezen.’
Jan Derksen: Ervaringskennis alleen is onvoldoende om deskundig te zijn
Jan Derksen is emeritus hoogleraar Klinische Psychologie en praktiserend psychotherapeut. ‘Een belangrijke groep ervaringsdeskundigen heeft een geheel eigen idiosyncratische visie ontwikkeld op de aard en bejegening van mensen met ernstige psychische aandoeningen.’
‘Tim ’S Jongers heeft een doorvoelde bijdrage geschreven over ervaringsdeskundigheid in relatie tot cognitieve kennis. Zijn voorstellen brengen mensen met en zonder hoop wellicht dichter bij elkaar. In het sociale domein waarin hij werkt, lijkt me dat heel zinvol.
Overigens vraag ik me af of de door ’S Jongers voorgestelde sociale interventies structurele oplossingen zullen bieden voor het probleem dat hij wil tackelen. De mensen “zonder hoop”, zoals hij ze een tikje religieus aanduidt, kennen naast sociale immers ook psychologische en biologisch-fysiologische problemen. Alleen met professionele kennis op alle drie gebieden kun je ze structurele oplossingen aanbieden.’
Verkapte bezuiniging
‘In de ggz hebben goed opgeleide professionals behoefte aan een forse dosis ervaringsdeskundigheid om hun werk goed te kunnen doen. Aan die behoefte lijkt steeds vaker voldaan te worden, met een geleidelijke toename van het aantal ervaringsdeskundigen. Een ontwikkeling die door de overheid is gefaciliteerd. Maar voordat we de loftrompet steken, is het goed om ons er rekenschap van te geven dat veel ervaringsdeskundigen geen gepaste opleiding hebben genoten noch een fatsoenlijk salaris krijgen uitbetaald. Je zou bijna de indruk krijgen dat de politieke inzet op ervaringsdeskundigheid niet meer is dan een verkapte bezuiniging op de, in de ogen van politici en beleidsmakers, te dure ggz.
Uit discussies met organisaties van ervaringsdeskundigen komt grote ontevredenheid naar voren over de manieren waarop de psychiatrie complexe problemen behandelt. Sterker nog, een belangrijke groep ervaringsdeskundigen heeft inmiddels een geheel eigen idiosyncratische visie ontwikkeld op de aard en de bejegening van mensen met ernstige psychische aandoeningen. Grenzen vervagen daardoor.’
Deskundig door slechte ervaringen
‘Een kernprobleem bij psychische aandoeningen is dat iedereen zich erop beroept ervaringsdeskundige te zijn. Op basis van mijn ruim veertigjarige ervaring met diagnostiek, behandeling en wetenschappelijk onderzoek durf ik wel te zeggen dat de werkelijkheid anders is. Iemand met ervaringskennis weet niet per se iets van de onbewuste mechanismen die psychopathologie en behandeling sturen. Dat besef ontbreekt helaas maar al te vaak.
Helaas, want zonder gepaste opleiding in de klinische psychologie leidt ervaringskennis af van gedegen kennis over een abstract vakgebied dat qua complexiteit vergelijkbaar is met de quantummechanica. Zolang ervaringsdeskundigheid primair gebaseerd blijft op iemands vroegere, kennelijk niet al te beste ervaringen met de ggz, zal het weinig bijdragen aan de gewenste verbetering.’
Tekst Tim ’S Jongers, tekst interviews Jan van Dam
Foto: Michel Bergen