Enkele jaren geleden was ik als collega-adviseur aanwezig op een bijeenkomst van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS). Ik werkte slechts enkele weken bij de RVS en was onder de indruk van het gezelschap, bestaande uit enkele honderden beleidsmedewerkers, wethouders, wetenschappers en bestuurders. Het thema van de bijeenkomst was sociaal-economische gezondheidsverschillen.
Het ging al snel over ‘die mensen’ in ‘die wijken’, alsof het een exotische diersoort betreft
Je kent het riedeltje wel: wie onder aan de maatschappelijke ladder bungelt, heeft minder lang te leven dan wie bovenaan zit. En ook in termen van verwachte jaren die men in ervaren goede gezondheid doorbrengt, is er een groot verschil. Gezien het feit dat die gezondheidsverschillen onrechtvaardig zijn, mede omdat ze niet louter zijn toe te schrijven aan het individuele gedrag of de leefstijl, vormen ze een thema dat bij uitstek geschikt is voor een orgaan als de RVS. Hoe we (samen)leven, heeft immers onherroepelijk invloed op onze (volks)gezondheid.
Rauw op mijn dak
In het plenaire gedeelte van de bijeenkomst wisselde het semi-gemêleerde gezelschap hardop van gedachten. Dat de verschillen moeten worden aangepakt, kon op brede consensus rekenen. Wat me echter verbaasde en ‒ eerlijk toegegeven ‒ rauw op mijn dak viel, was de wijze waarop er gesproken werd over de mensen die onder aan de maatschappelijke ladder bungelen. Het ging al snel over ‘die mensen’ die in ‘die wijken’ leven, alsof het een exotische diersoort betreft die van de eigen ondergang gered moet worden.
Op het eerste zicht goedbedoelde onschuldige woorden kunnen er hard inhakken
Het viel me redelijk zwaar, tot op het punt dat ik het niet meer trok en een collega aansprak die er net als ik een hard hoofd van kreeg. Niet geheel toevallig die ene collega van wie ik wist dat ze een bepaalde geschiedenis heeft die je niet standaard terugvindt onder het aanwezige publiek. Het is dankzij haar bemoedigende woorden en erkenning dat ik de zaal niet verliet. Want bij het spreken over ‘die mensen’ in ‘die wijken’ was er klaarblijkelijk geen besef aanwezig dat iemand van ‘die mensen’ ook in die zaal aanwezig was.
Op het eerste zicht goedbedoelde onschuldige woorden kunnen er dan hard inhakken. Want men had het vooral over ‘mijn mensen’.
Niet over ons zonder ons
Voorgaand relaas is wat je met niet al te veel fantasie een situatie van sociale onveiligheid kunt noemen. Het semi-gemêleerde gezelschap was namelijk gemêleerd op de functie die men bekleedt. Verder betrof het een redelijk homogene groep die naast een hoge functie ook een hoog opleidingsniveau, een hoog salaris, een hoog tevredenheidsgevoel over het leven en, net daardoor, ook een hoge levensverwachting heeft. Volledig gegund en, aangezien het knoppendraaiers betreft, vrij logisch dat ze een thema als sociaal-economische gezondheidsverschillen ter harte nemen.
Als buitenbeentje in de zaal, kom je al snel in een spreidstand te staan
Het adagia ‘niet praten over, maar praten met’ en ‘niet over ons zonder ons’ waren op de bijeenkomst evenwel geheel afwezig. Als je dan dat buitenbeentje in de zaal bent met een geschiedenis als hooploze, kom je al snel in een spreidstand te staan. Want je bént die exotische diersoort, al bevind je jezelf midden in een zaal gevuld met op het eerste zicht gelijken. Het is een gevolg van verloren gegane aandacht voor sociaal-economische diversiteit in de gelederen. Want daar hebben we het in dit voorbeeld over.
Sociaal-economische diversiteit
Met recht en rede is er de laatste decennia veel nadruk gelegd op sociaal-culturele diversiteit binnen bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. Want het is natuurlijk van de zotte en niet meer van deze tijd dat bijvoorbeeld een zaal met pakweg honderd witte mannen een plan gaan bedenken dat vooral vrouwen van kleur raakt. Sociaal-economische diversiteit binnen de wereld van beslissen, besluiten en beleid maken, is echter uit het zicht verdwenen. Het maakt dat eenzelfde ervaring dominant is: het hoopvol zijn. Dat gaat over het algemeen niet op voor degenen die onder aan de maatschappelijke ladder bungelen en het subject zijn van die beslissingen, die besluiten en dat beleid.
Spreidstandburgers zijn burgers die zowel de complexiteit van de systeemwereld als een hooploze leefwereld kennen
Toegegeven: dat tussen de wereld van het systeem en de leefwereld van kwetsbare burgers een gigantische kloof gaapt, is al even aan het opvallen. Gevolg is dat men die kloof probeert te overbruggen met de inzet van ervaringsdeskundigen. Dat zijn mensen met bepaalde ervaringen én die geleerd hebben om deze ervaringen in te zetten bij spreekbeurten, in de uitvoering en in toenemende mate ook bij het tot stand doen komen van beleid.
Met name dat laatste is een lastige, want de professionele trots van bijvoorbeeld een beleidsmaker kan aardig botsen met de persoonlijke trots van een ervaringsdeskundige. De ene bevindt zich in een complex systeem met vaak kleine marges en de ander kan zich daardoor tekortgedaan voelen of gekrenkt achten in diens ervaringseer. Dat is simpelweg het gevolg van het feit dat beiden zich nog steeds in een andere wereld begeven.
Persoonlijke en professionele trots
Spreidstandburgers zijn burgers die zowel de complexiteit van de systeemwereld als een hooploze leefwereld kennen. Omwille van hun doorleefde vroegere ervaringen hebben ze het gevoel met beide voeten in een andere wereld te staan. Enerzijds kennen ze het systeem waarbinnen ze opereren, anderzijds hebben ze een verleden dat stevig afwijkt van de semi-gemêleerde werkomgeving waarin ze terecht zijn gekomen. Dat kunnen mensen als ik zijn die in ‘die wijken’ zijn opgegroeid, maar evengoed mensen die klem hebben gezeten in de ggz, ex-dakloze personen of personen die met langdurende problematische schulden opgescheept zaten.
Ervaringen kleuren je blik op de wereld en kunnen daardoor een waardevolle toevoeging zijn op andere kennisbronnen
Zet een spreidstandburger tussen de professionele trots van de beleidsmaker en de persoonlijke trots van een ervaringsdeskundige en hij of zij zal beiden begrijpen. Simpelweg omdat de spreidstandburger zelf in het systeem actief is en het weet te doorgronden én omdat hij de kennisbron ervaringskennis bezit. En laat het nu net die kennisbron zijn die vele malen minder gewaardeerd wordt dan wetenschappelijke, professionele of beleidskennis. Terwijl het overduidelijk mag zijn dat ervaringen je blik op de wereld kleuren en daardoor een waardevolle toevoeging kunnen zijn op andere kennisbronnen. Een spreidstandburger als ikzelf zul je zich bijvoorbeeld nooit horen afvragen waar je ‘die mensen’ vindt of wat armoede nou écht is.
Cum laudes en bestuurlijke ervaring staan hoger aangeschreven dan ervaringen over datgene waarover je moet beslissen
Als we het hebben over spreidstandburgers, is het van belang om het onderscheid tussen ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid scherp te hebben. Gewoonweg omdat de spreidstandburger in mijn optiek de aangewezen ambassadeur is voor het benutten van ervaringskennis als kennisbron binnen de wereld van beslissen, besluiten en beleid maken. Hebben we het over ervaringsdeskundigheid, dan hebben we het over ervaringen die bij de ander liggen. Ervaringskennis hoeft evenwel niet bij de ander te liggen. Ervaringskennis kun je binnenhalen (selectie), borgen (kijken naar wat er al is) en buitenhalen (zelf ervaringen opdoen). Een spreidstandburger weet hoe dat moet én waar de gevoeligheden liggen.
Proactieve organisaties
Momenteel wordt een 9 in een gladgestreken leven harder gewaardeerd dan een 6’je in een shitstorm. Dat is het gevolg van selectiemechanismen waarbij cum laudes en bestuurlijke ervaring hoger staan aangeschreven dan ervaringen over datgene waarover je komt te beslissen.
Verschillende spreidstandburgers ten lande zijn bezig met het adviseren op bijvoorbeeld het schrijven van vacatureteksten of het instellen van scoutingcommissies waar ook andere ervaringen aan bod komen. Of ze zijn zelf leidinggevende en werven mensen die juist wel afwijkende verhalen te vertellen hebben. Ik wil maar zeggen: het serieus nemen van ervaringskennis vereist een proactieve houding van organisaties en is veel meer dan voor een cadeaubon een ervaringsdeskundige aan het woord laten.
Een spreidstandburger weet dat een keertje vrijwilligerswerk bij de voedselbank nergens over gaat
Het borgen van ervaringskennis is een kwestie van sociale veiligheid en stoppen met de aanname dat iedereen binnen je werkomgeving hetzelfde is. Spreidstandburgers zitten al binnen het systeem, maar voelen niet altijd de ruimte om hun ervaringen daar aan bod te laten komen. Dat is zonde. Want spreidstandburgers die wél de veiligheid voelen om zich uit te spreken, zullen er als eerste fijntjes op wijzen dat bijvoorbeeld een schulden-app vooral een app is om geld te beheren dat je niet hebt. En dat je helemaal gek wordt van een stroom aan notificaties die melden dat je in het rood staat. Of ze zullen als eerste zeggen dat die leus dat ‘geen kind zich arm mag voelen’ van de pot gerukt is. Het punt is dat ze arm zijn.
Debiel en vernederend
Tot slot kun je ervaringskennis ook buitenhalen, als in: je kunt zelf ook ervaringen opdoen. Een spreidstandburger kan je er dan op wijzen dat een keertje vrijwilligerswerk doen bij de voedselbank nergens over gaat. Pas na zeven keer zul je immers vertrouwen wekken en oprechte gesprekken hebben.
Een spreidstandburger zal zeggen hoe debiel en vernederend het is als je iets een ‘wijksafari’ noemt
Ook zal een spreidstandburger je duidelijk kunnen maken dat in maatpak naar een achterstandswijk gaan, betekent dat je gezien zal worden als advocaat en gerechtsdeurwaarder in plaats van als goedbedoelend ambtenaar. En als je dan toch naar ‘die wijk’ gaat, zal een zich sociaal veilig voelende spreidstandburger duidelijk maken hoe debiel en vernederend het is dat je het een ‘wijksafari’ noemt.
Sociaal veilig
Ervaringskennis is een diversiteitsvraagstuk dat van afdelingshoofden, managers, directeuren en alle andere leidinggevenden vraagt om ervaringen als een waardevolle kennisbron te zien. Zij die in de duisternis hebben gezeten, stellen zichzelf nu eenmaal andere vragen en bedenken andere oplossingen dan zij die hun dagen doorbrengen voor het beeldscherm.
Na de bijeenkomst van de RVS sprak ik mijn directeur aan. Bij haar voelde ik me sociaal veilig. Ik vroeg haar of we het jaar daarna de zaken niet even konden omkeren. Konden we niet een paar honderd mensen uit een achterstandswijk bij elkaar zetten en hen laten beslissen hoe mensen in een betere wijk moeten leven? En dan kijken hoeveel aanbevelingen er overgenomen zouden worden.
Wie denkt dat dat er meer dan nul zullen zijn?
Precies.
Tim ’S Jongers is politicoloog, bestuurskundige en directeur van de Wiardi Beckman Stichting
Foto: silentmusic07 (Flickr Creative Commons)