Bezuinigingen en decentralisering zijn een explosief mengsel

De veronderstelling dat formele zorg zonder meer tegen haar informele variant kan worden uitgeruild en dat de participatiesamenleving maakbaar is, getuigt van een simplistische denkhouding. Sociale innovatie gebaseerd op dergelijke verkeerde aannames is bijzonder risicovol.

De nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet langdurige zorg regelen respectievelijk ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie bij volwassenen, zorg voor jeugdigen, ondersteuning rond arbeidsvermogen en intensieve langdurige zorg. De eerste drie wetten stellen de gemeentes voor grote uitdagingen, ze worden namelijk verantwoordelijk voor het grootste deel van zorg en ondersteuning. Niet alleen voor de gemeentes, maar ook voor de instellingen en professionals op het gebied van zorg- en welzijn verandert er veel.

Onder druk wordt alles vloeibaar

Het afgelopen jaar is onder grote tijdsdruk gewerkt aan de voorbereidingen van de transitie. Onder druk wordt alles vloeibaar en dat hebben instellingen gemerkt: contracten tegen aanzienlijk lagere tarieven, of geen contract meer, met als gevolg pittige bezuinigingen binnen de organisatie en ontslag van medewerkers. Inmiddels zijn tienduizenden banen in de zorg en het welzijnswerk verloren gegaan en hebben burgers rechtszaken aangespannen om hun huishoudelijke hulp te behouden. Er zullen er waarschijnlijk nog velen volgen.

De herziening van het stelsel is in principe een kansrijke innovatie: het systeem wordt simpeler en komt onder regie van het lokale bestuur en daarmee van de lokale democratie. We kunnen de ondersteuning aan burgers inwoners slimmer en effectiever organiseren, dichtbij in dorpen en wijken. Samenwerking tussen organisaties en professionals is niet langer gewenst, maar noodzakelijk. Eén huishouden, één plan, één aanpak! Daarbij gaan we uit van de eigen kracht van mensen, van zorgen voor jezelf en voor elkaar. Professionele ondersteuning wordt laagdrempelig, op maat en dicht bij de mensen georganiseerd.

Prachtig zou je zeggen, maar in korte tijd een ingrijpende structuurverandering en een forse bezuiniging (van meer dan 25 procent op zorguitgaven) voor elkaar boksen zijn drie elementen die een broeierig en mogelijk explosief mengsel opleveren.

Er wordt nogal gegokt en dat is niet zonder risico

Het nieuwe sociale stelseldenken gaat uit van een aantal aannames, waarvan de vraag is of die juist zijn. Er wordt nogal gegokt en dat is niet zonder risico. Een belangrijke aanname is: ‘De participatiesamenleving is maakbaar: individuen en de samenleving hebben veel meer kracht dan we tot nu toe benut hebben.’ Een andere aanname is dat informele zorg (dat wil zeggen de zorg die mensen ongekwalificeerd en onbetaald aan anderen geven) net zo goed is als formele (professionele, betaalde) zorg.

De overheid heeft als mantra om staatsverzorging om te zetten in participatie. In feite gaat het niet om een oproep tot meedoen, maar om een appel op (meer) onderlinge zorg. Feitelijk zou de overheid dus moeten zeggen: de zorgzame samenleving is maakbaar (maar dit is een oude CDA-term dus je moet wat anders verzinnen). Het getuigt van simplisme om er vanuit te gaan dat formele zorg eenvoudigweg vervangen kan worden door informele zorg. We weten uit onderzoek dat mensen over het algemeen niet zomaar een beroep doen op hulp. Ze hebben daar goede redenen voor, en vaak moet nogal wat schroom overwonnen worden om hulp te vragen. Mensen worden niet graag afhankelijk van anderen, noch van familie, buur of professional. En soms hebben mensen hele goede redenen om juist geen beroep te doen op een familielid en juist wel op een professional. Bijvoorbeeld omdat een professional de benodigde deskundigheid heeft, met kwaliteitsstandaarden werkt en er geen gunsten geretourneerd hoeven te worden.

Informele inzet is krachtig, maar ook kwetsbaar

We weten dat er veel kracht aanwezig is bij individuen en in sociale systemen. Zo doen miljoenen Nederlanders aan mantelzorg en vrijwilligerswerk. Nederlanders zijn over het algemeen actieve burgers. We weten echter ook dat honderdduizenden mantelzorgers ernstig overbelast worden, en dat vrijwilligers gemakkelijk afhaken als er niet voldoende professionele back-up is. We hebben ook te maken met een grote groep mensen die vanwege hun lichamelijke en psychische kwetsbaarheid veel gespecialiseerde zorg nodig hebben. Zorg van mensen die goed opgeleid zijn en hun geld dubbel en dwars waard zijn. Niet alleen omdat zij de zorg leveren die mensen nodig hebben, maar ook omdat zij de eigen kracht van mensen en het natuurlijke systeem zodanig aanvullen dat het geheel in balans blijft.

Activering van informele zorginzet heeft lang niet altijd zin, en kan zelfs een tegengesteld effect hebben. Mensen doen binnen de grenzen van het mogelijke graag iets voor anderen, maar wel vanuit eigen motivatie. Als we niet oppassen kan ‘zorgparticipatie’ al gauw gedwongen participatie worden. Je moet je demente moeder wel helpen omdat er geen alternatief meer is. Dit kan ten koste gaan van participatie op andere terreinen van het leven zoals werk.

Bij het uitgaan van maakbaarheid wordt ook te gemakkelijk uitgegaan van de vitaliteit van sociale netwerken. Veel mensen hebben een kwetsbaar netwerk, dat beperkt van omvang is of bestaat uit mensen die zelf ook fragiel zijn. Denk aan ouderen op hoge leeftijd, of aan zwerfjongeren met een verstandelijke beperking.

Merkwaardig: professionals die de smeerolie zijn worden wegbezuinigd

Sommige wijken in de stad kennen weinig sociale samenhang. Een beroep doen op onderlinge zorg heeft alleen maar zin als er sociale bindingen aanwezig zijn die voldoende kwaliteit hebben. Sociale professionals zijn soms broodnodig om bindingen te helpen versterken, want vanzelf zal dat niet gaan. Het is merkwaardig te constateren dat juist die professionals die de smeerolie van de wijk vormen op veel plaatsen zijn wegbezuinigd. En dat gemeenschapsvoorzieningen als wijkcentra en buurthuizen gesloten worden terwijl dit juist plekken zijn waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en iets voor elkaar kunnen betekenen.

Bij gemeenten wordt wel gesproken van ‘de kanteling’ als ze het hebben over een andere omgang met burgers, zoals het beroep doen op ‘eigen kracht’. Laten we er voor waken daar niet in door te schieten. Werkelijke innovatie is het vinden van een nieuwe balans tussen wat mogelijk en wenselijk is. Je als samenleving storten in de black box van het informele is uiterst onverstandig.

Jean Pierre Wilken is lector Participatie, Zorg en Ondersteuning aan het Kenniscentrum Sociale Innovatie aan de faculteit Maatschappij en Recht van de Hogeschool Utrecht.