Eigenwijze filantropen zijn van toegevoegde waarde

Filantropie staat in Nederland in een lange traditie. Net als in de Gouden Eeuw zijn vermogende mensen ook nu nog vrij om naar eigen inzicht schenkingen te doen en doelen te steunen. Het is belangrijk dat dat zo blijft, want juist daarin schuilt de waarde van filantropie.

De consequentie van het ongemak is dat vermogende mensen en bedrijven altijd verwijten zullen krijgen: wat ze geven is nooit genoeg, wordt verkeerd besteed, zij kunnen het makkelijk doen of ze geven voor hun eigen zielenheil en glorie. Kortom: het is niet goed of het deugt niet!

Filantropie past in Nederlandse traditie

Maar er is wel een positief perspectief. Actieve filantropie door vermogende mensen via een vermogensfonds staat in een lange traditie in Nederland. Allereerst omdat het beter past bij het protestantisme dan bij het katholicisme. Katholieken geven gewoon aan de kerk en besteden de verdere beslissing uit aan paus of pastoor. Protestanten staan juist in de traditie van zelf die beslissingen willen nemen. En katholieken die leven in een protestants land worden gelukkig positief besmet en gaan meer vrijwilligerswerk doen en waarschijnlijk zelf actiever geven.

Een tweede traditie is de Nederlandse civil society die simpelweg veel mogelijkheden biedt om private normen en waarden te verbinden aan de publieke zaak: het wezenskenmerk van filantropie. Dat gaat terug tot de Tachtigjarige Oorlog waarbij een Spaanse koning hardhandig ontdekte dat burgers graag zelf vorm geven aan eigen normen en waarden in eigen verbanden. Dat leidde in Nederland tot een diversiteit aan filantropisch gefinancierde organisaties, die tot ver in de vorige eeuw standhielden. En daarmee, als derde, past actieve filantropie in de traditie van innige samenwerking met de overheid.

De Nederlandse vermogende: makkelijker om niets te doen

In een vergelijkende studie naar Europese ondernemers die aan filantropie doen, laten Lonneke Roza en collega-onderzoekers zien dat in Scandinavië de ondernemer met de overheid afstemt om ieder het zijne te doen, dat de Italiaanse ondernemer er niet aan moet denken om hierover met de overheid te praten, terwijl de Nederlandse vermogende (ex-)ondernemer met de overheid afspreekt hoe samen op te trekken om een maatschappelijke uitdaging aan te pakken.

Net zoals in de Gouden Eeuw en daarna zijn er nu vele (vermogende) Nederlanders die hun verantwoordelijkheid nemen of gewoon goed willen doen. Net zoals toen zijn er mogelijkheden genoeg om dit te doen en is de noodzaak duidelijk zichtbaar. Maar net als destijds is het makkelijker voor een vermogende om niets te doen dan om iets te doen. Daar moet verandering in komen! Dat is een opdracht voor de samenleving, niet voor de overheid.

Toegevoegde waarde van filantropie: eigenwijsheid

Voor een samenleving ligt de toegevoegde waarde van filantropie niet in het geld dat beschikbaar komt. Belastingheffing is veel efficiënter. De toegevoegde waarde zit in de eigenwijsheid van de beslissing om in de lijn van of juist volledig tegengesteld aan de politieke parlementaire meerderheid een bepaald doel te ondersteunen. Dat die beslissing van de vermogende filantroop tegen jouw ideeën en overtuigingen ingaat of niet ‘evidence based’ is, maakt − paradoxalerwijs − juist de unieke toegevoegde waarde van filantropie. De som van al deze eigenwijze, soms tegendraadse filantropische beslissingen is ook onderdeel van het democratische proces van stem en tegenstem.

Daarom geen bemoeienis van de overheid

Daarom moet een overheid zich zo min mogelijk bemoeien met filantropie en zeker niet met vermogensfondsen. Een overheid die bepaalt wat goede filantropie is, bijvoorbeeld door de regels van de ANBI-status te gebruiken als toegangskeur, komt al snel in de verleiding om tegenstemmen te verbieden; om het ‘stout-fonds’ of bijdragen aan Greenpeace te straffen. Om filantropie te bevorderen, moet de Nederlandse overheid anno nu de les leren van Philips II. Een land dat leeft van diversiteit, heeft behoefte aan een civil society met financiering door onbevreesde en onbekende vermogenden. Vermogende mensen geven dus graag in stilte omdat ze weten dat in de Nederlandse pers en publieke opinie er altijd wat te zeuren is. Maar ze zullen wellicht gaan stoppen met geven wanneer de overheid gaat bepalen wat (niet) goed is en wat (niet) deugt!

Lucas Meijs is hoogleraar Strategische Filantropie aan de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit.

Dit artikel staat in het vandaag verschenen nieuwe Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Daarin staat ook de top 10 van de grootste gulle gevers van Nederland.

Literatuur
• Bridges Karr, L., L.C.P.M Meijs & J. Metz (Eds.), Volunteering and Youth Services. Essential readings for social work, social policy and urban management. Amsterdam: SWP, 2014
• Meijs, L.C.P.M. (red.), Filantropie in Nederland. Den Haag: SMO, 2014
• Roza, Lonneke, Marjelle Vermeulen, Kellie Liket & Lucas Meijs, Contemporary European E2P: towards an understanding of European philanthrepreneurs. Taylor, Marilyn L., Robert Strom & David Renz (eds.), Handbook of research on entrepreneurs' engagement in philanthropy. Perspectives. Cheltenham [etc.]: Edward Elgar, 2014
• Schama, Simon, Overvloed en onbehagen. De Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw. Amsterdam: Atlas Contact, 1988