Krimp biedt kansen voor ondernemers die meer dan winst nastreven

Ondernemerschap speelt een belangrijke rol in de leefbaarheid van het krimpgebieden. Het creëert niet alleen banen, maar voegt ook iets toe aan de gemeenschap. Vaak staat niet de winst, maar sociaal welbevinden bij de nieuwe ondernemers voorop.

Als het over krimpgebieden gaat, vooral in die streken waar sprake is van sterke vergrijzing, is er het algemene idee dat het al maar minder wordt, het aantal inwoners, bedrijven en voorzieningen zou in rap tempo afnemen totdat er letterlijk niets en niemand meer over is. Ton Notten bijvoorbeeld schetst in zijn bijdrage een uiterst somber beeld voor de één op de vijf Nederlanders die in veraf-krimpdorpen woont. In die dorpen neemt niet alleen de bevolking voortdurend af, waardoor het onderwijs en educatieve voorzieningen onder druk komen te staan, en ‘de toeleiding naar de arbeidsmarkt, de kansen op de woningmarkt, en de sociale betrokkenheid, de participatie en burgerschap’ in het gedrang komt.

Ondernemers die bewust kiezen voor krimpregio: ze zijn er echt

Notten wijst er overigens terecht op dat in krimpregio’s niet alleen beroerde vooruitzichten heeft; hij ziet met name kansen voor het mid-career- en (deeltijds) hoger onderwijs. Een zelfde beeld zou opgaan voor de economie. Weliswaar verdwijnt er vaak generatieoude bedrijvigheid, maar tegelijkertijd is er een opmars van nieuwe bedrijfstakken.

Vaak is de verklaring dat nieuwe ondernemingen uit nood geboren zijn, omdat mensen hun baan hebben verloren, er geen nieuwe betrekkingen voorhanden zijn en dus maar een eigen bedrijf opzetten. Ons onderzoek in Northumberland in Noordoost-Engeland en Westerveld in Drenthe, weerspreekt dat. Sterker nog, uit ons onderzoek blijkt dat in plattelandsgebieden met sterke krimp relatief veel nieuwe bedrijven worden opgericht. Men streeft een bepaalde levensstijl na en een eigen bedrijf past daar bij. Natuurlijk zijn er ook mensen die zelfstandig ondernemer worden omdat ze werkloos zijn geraakt en geen zicht hebben op een nieuwe baan. Ook zij geven echter aan al eerder te hebben overwogen om voor zichzelf te beginnen. Het is dus niet zo dat ondernemen voor iedereen is weggelegd.

Veel nieuwe ondernemers op het vergrijzend platteland kiezen bewust voor een locatie dichtbij huis of aan huis. Een keuze die eerder te maken heeft met de kwaliteit van leven op het platteland dan met de mogelijke economische kansen. Geograaf Mark Sekuur wees er al op dat vooral ‘zzp’ers ervoor kiezen om te wonen en werken op het platteland, omdat de landschappelijke kwaliteiten hen inspireert’. Mensen, aldus Sekuur, ‘voor wie de grens tussen wonen en werken vaag is en die juist in krimpgebieden goed terecht kunnen, omdat er oude schoolgebouwen, winkels of boerderijen vrijkomen waar ze precies vinden wat ze zoeken’.

Betrokkenheid van bewoners bij gemeenschap is essentieel

De motivatie van de nieuwe ondernemers is niet zozeer winstmaximalisatie, als wel het streven naar persoonlijk welbevinden. De bedrijven die voortvloeien uit deze keuze voor ondernemerschap op het platteland zijn vaak kleinschalig, zij passen bij de landelijke omgeving en bedienen veelal de lokale markt. Lokale bedrijvigheid, bestaand en nieuw, blijkt heel belangrijk voor de leefbaarheid van een gemeenschap. Doordat ze de sociale interactie tussen bewoners bevordert, heeft ze een positieve uitwerking op de kwaliteit van leven in de gemeenschap. Ze zorgt voor werkgelegenheid, maar ook als ze economisch een kleine rol spelen voegt ze vaak veel toe aan een gemeenschap. Het sociale belang overstijgt vaak zelfs het economische belang.

Start-ups in krimpgebieden creëren relatief minder werkgelegenheid dan ondernemerschap in groeigebieden. Dat neemt echter niet weg dat de nieuwe bedrijvigheid de werkgelegenheid in de krimpgebieden wel degelijk positief beïnvloedt, zowel direct als indirect. Direct omdat de nieuwe ondernemer een bedrijf begint en mannen of vrouwen aanneemt om voor hem te werken. Indirect omdat nieuwe bedrijvigheid kan leiden tot toename van de werkgelegenheid in aanpalende sectoren. Daarnaast stimuleert een nieuw bedrijf de concurrentie in de omgeving, passen bestaande bedrijven zich aan, gaan ten onder of worden beter onder de druk van de nieuwkomer en de toegenomen concurrentie.

Hoe moeten met name gemeentelijke en provinciale beleidsmakers op deze ontwikkelingen inspelen? Het is in ieder geval nodig om de nieuwe bedrijvigheid te blijven stimuleren en faciliteren. En daarnaast moeten de beleidsmakers er voor zorgen dat de inwoners zich betrokken blijven voelen bij de gemeenschap. Juist die betrokkenheid is een zeer belangrijke motivatie voor potentiële en bestaande ondernemers om in de krimpregio te blijven of om er zich te vestigen.

Economisch geograaf Heike Delfmann werkt als docent op de afdeling Bedrijfskunde van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Ze is onlangs aan de Rijksuniversiteit Groningen gepromoveerd op haar onderzoek ‘Understanding entrepreneurship in the local context’.