Burgers op de stoel van de welzijnswerker

Welzijnswerkers moeten straks misschien plaats maken voor vrijwilligers. En niemand maakt zich druk over dit verlies aan vakmanschap en competenties. Daarom is Fatima Lamkharrat boos op Nico de Boer en Jos van der Lans. Maar eigenlijk kan dat niet.

Eigenlijk ben ik boos. Boos op de welzijnsinstellingen, boos op overheden en ambtenaren, boos op bewoners en boos op mijzelf en mijn collega’s. Boos op welzijnsinstellingen omdat ze veel te weinig van zich laten horen, terwijl er al lang, op zijn zachtst gezegd, kritiek is op hun vakgebied. Boos omdat ze veel te weinig voor hun vak staan. Omdat ze directe opdrachten aannemen die indruisen tegen de eigen professionaliteit en omdat ze zich intern niet buigen over de eigen taboes en valkuilen. Boos op overheden omdat ze de welzijnspartners steeds meer beschouwen als onderdeel van het eigen instituut die ze naar hartenlust te pas en te onpas kunnen inzetten of niet. (Deel)gemeenten maken geen keuze, maar dat is ook kiezen. Kiezen voor profilering en scoren, processen kosten tijd, terwijl nu alles in een projectencaroussel van een jaar maximaal moet worden gepropt.

Welzijnswerkers worden op een zijspoor gerangeerd
Nee, zegt Jet Bussemaker, de vrijwilligers moeten de welzijnswerkers gaan vervangen. Ik ben geen knip voor mijn neus waard en mijn opleiding en jarenlange ervaring ook niet als straks een gemiddelde vrijwilliger mijn werk in de wijken overneemt. En dan bedoel ik niet het takenpakket dat mij gniffelend wordt toebedeeld: het organiseren van activiteiten en wegwijs maken van bewoners. Ik vind dat op zijn zachts gezegd een belediging voor mij en mijn medeprofessionals. Waar is onze trots? Het trots zijn op je vak? Waar is onze kracht? Wellicht is het ook aan ons om duidelijker de vruchten van ons werk te formuleren.

Misschien is het voor een gemeente niet meer ‘in’ om belangenloze professionals in te zetten die het beleid soms in de weg staan. Professionals die mondige burgers ‘opvoeden’ om meer inspraak en zeggenschap te eisen over interventies in hun wijk. Misschien staan institutionele belangen veel hoger op de agenda.

Ik ben boos op bewoners. Omdat die zich niet laten horen als er over welzijnswerkers gesproken wordt. Voor veel doelgroepen zijn de politieke besluiten van een deelraad een ver-van-mijn-bedshow.

Het welzijnsbestel is rot, stellen Nico de Boer en Jos van der Lans in hun bijdrage van 28 april. Ik kan voor een deel mee met die redenering, want de opbouwwerker, even specifiek, komt niet altijd toe aan het uitoefenen van zijn kerntaak, namelijk het verbinden van het maatschappelijke en het politieke met de leefwereld van bewoners en het zich inzetten voor het  verbeteren en versterken van de civil society. Waarin vrijwilligers kunnen doen wat de welzijnswerker niet moet doen.

Zowel burgers als welzijnswerkers zijn nodig
Volgens Pascal van Wanrooy, in Zorg en Welzijn Magazine, is vernieuwend welzijn niet het vervangen van betaald personeel door vrijwilligers. Het welzijnswerk vraagt om competenties en vakmanschap die vrijwilligers niet bezitten. Amen. Niet omdat die welzijnsprofessional nou zo goed is en de vrijwilliger zo slecht. Nee, omdat werken aan leefbaarheid van wijken zonder beiden niet kan. Maar wel ieder met zijn eigen rol en verantwoordelijkheid.

Ik begrijp soms het alom ‘heilig verklaren van burgers en hun inzet’ ook niet. Daarom ben ik ook eigenlijk boos op Nico de Boer en Jos van der Lans. Tijdens hun zoektocht moet de keerzijde van de ‘heilige burger‘ toch ook naar voren zijn gekomen? Burgers die, als welwillende, maar heerszuchtige wijkburgemeesters, de agenda mee willen bepalen. Die staan te trappelen om voor hun buurt en straat uit te maken wat er moet gebeuren en hoe er samengeleefd moet worden. Dergelijke burgers zijn in de regel vooral bezig met hun eigen belangen en sluiten daarmee anderen uit. Denk maar aan buurtverenigingen die het klappen van de bestuurlijke zweep kennen, maar ondertussen zonder scrupules jongeren wegjagen uit hun buurt. Terwijl die net zoveel recht hebben op een stuk straat.

Ik ben dus boos op beide heren, maar eigenlijk kan dat niet. I can’t shoot the messenger! Maar ik kan wel vragen stellen bij de ‘message’.

Fatima Lamkharrat is opbouwwerkster in Rotterdam Noord, ze schrijft een maandelijkse column in TSS – Tijdschrift voor sociale vraagstukken. Dit is haar column van juni 2011.

Dit artikel is 2247 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. En ik ben boos op bemoeizuchtige, alles(beter)wetende opbouwwerkers die vakbekwaamheid zien als het raadplegen van voorgekauwde opbouwwerkhandboekjes en de handleidingen vervolgens in hun werk implementeren.
    Een (hogere) opleiding garandeert nog lang geen professionaliteit. Evenmin werkervaring. Professionaliteit is eerst en voornamelijk een kwestie van persoonlijke houding (integriteit) ten aanzien van zijn vak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. Met andere woorden: een o.a. “nine till five” mentaliteit past niet bij een door u beschreven “professional”. Geef mij maar een vrijwilliger die zijn wijk en zijn buren kent en hen onzelfzuchtig (dus onbetaald en op oncomfortabele tijdstippen) ter zijde staat. De vrijwilligers hoeven niet te “scoren” om aan het eind van de maand het uitgekeerde salaris bij de “baas” te legitimeren.
    Met vriendelijke groet,
    Hans Rosenstein
    Bewust vrijwillig werk verrichtende andragoog.

  2. Beste Fatima Lamkharrat,

    Jij bent boos, omdat je beroepstrots gekrenkt is: er wordt gesold met de branche, jou, de mensen. Terwijl welzijn keihard nodig blijft en –inderdaad, vaak bescheiden in stilte- dagelijks mensen en wijken helpt die sociaal niet goed functioneren. Reken maar dat de welzijnsorganisaties met man, vrouw en macht proberen de storm van bezuinigingen, overhevelingen Jeugdzorg, AWBZ en WSW op een goeie manier het hoofd te bieden. Daarom wordt er gefuseerd, gepraat met gemeenten e.a., en geprotesteerd tegen bezuinigingen (gebeurt echt hoor, elders in land!). Oud-voorzitter Jet Bussemaker van de MOgroep heeft nooit gezegd dat vrijwilligers de welzijnswerker moeten vervangen. Professionals zullen altijd nodig zijn. De brancheorganisatie MOgroep werkt daarom met vakbonden, hogescholen en VWS aan verbetering van de branche en aan professionalisering. Met Welzijn Nieuwe Stijl krijgen ze juist meer handelingsruimte, mandaat en beroepstrots. Welzijn Nieuwe Stijl wil een brede sociaal werker, die zelf veel aankan, overziet en oppakt, en pas doorverwijst als die burger dat echt nodig heeft. Die burger die even niet goed sociaal functioneerde, moet eerst met wat professionele hulp én die van vrijwilligers én het eigen sociale netwerk proberen op eigen kracht weer verder te kunnen. Professionals die met eigen kracht conferenties werken, vinden juist dat hun professionele expertise dan beter benut wordt. Want dat wel: we gaan minder oplossen vóór burgers, en meer samen mèt hen en die vrijwilligers op zoek naar de eigen kracht. Met minder administratieve rompslomp, en één vroegsignalerende hulpverlener per gezin. Met nog beter samenwerken met andere partijen.
    Welzijnswerk is van oudsher nauw verweven met sociale ontwikkelingen in ‘t land. Het zijn roerige tijden. Waar we nu staan volgens ons? We zijn niet van de (dure) zorg, niet van het onderwijs, niet van justitie. Maar we, jij, jullie zijn daarnaast en daarvóór, hard nodig voor een prettige buurt en het sociaal functioneren van burgers die even vastlopen. Om erger te vorkomen. Dat kunnen wij niet alleen. De buurten, burgers en gemeenten die echt met ons werken weten dat. We moeten wel anders gaan werken. En dat moet jouw organisatie met jullie oppakken.

  3. Beste,

    U bent een bewust vrijwilliger en dat siert u, meer nog: ‘vrijwillig werk verrichtende andragogen’ als u vormen onmisbare krachten binnen de samenleving die – vaak, jammer genoeg – ondergewaardeerd worden. Desalniettemin heb ik de indruk dat u (i.e. vrijwilliger welzijnswerkers) zich – ten onrechte – door mevrouw Lamkharrat aangevallen of geviseerd voelt. Vandaar dat ik graag de nadruk zou willen leggen op volgende uitspraak: “Niet omdat die welzijnsprofessional nou zo goed is en de vrijwilliger zo slecht. Nee, omdat werken aan leefbaarheid van wijken zonder beiden niet kan. Maar wel ieder met zijn eigen rol en verantwoordelijkheid.”

    Mevrouw Lamkharrat is – m.i. terecht – boos, mogelijk in de eerste plaats op zichzelf omdat ze aanvoelt dat zij om verschillende redenen en vanuit verschillende hoek(en) – vooral de overheid – belet wordt om haar werk als professioneel welzijnswerker naar behoren uit te oefenen. Vandaag de dag tracht de overheid, vanwege financiële en politiek-sociale aspecten, steeds meer greep te krijgen op welzijnswerkers en hen te beschouwen als een vorm van ‘justitie met fluwelen handschoenen’, waarbij de ontoereikendheid van kortdurende projecten niemand ten goede komt. In bepaalde situaties wordt het falen van projecten zelfs door beleidsmakers aangegrepen om cliënten en hulpverleners met de vinger te wijzen, terwijl men hen geeneens de mogelijkheid biedt om vooruitgang te boeken. Een ‘professioneel welzijnswerker’ dreigt op die manier te verworden tot een ‘welvaartsmanager’ die moet ‘scoren en verantwoorden’. Dergelijke toestand gaat niet verbeteren wanneer vrijwilligers en hulpverleners als twee honden om één been vechten, want dan loopt de overheid ermee heen. Het welzijnswerk mag dan wel ‘rot’ zijn – i.e. organisatorisch, visie,… – welzijnswerkers zijn dat beslist niet.

    Vanwege een politiek-sociale neutraliteit die verkeerdelijk van een ‘professional’ verwacht en zelfs vereist wordt, heeft het welzijnswerk – a.h.w. de welzijnswerkerscultuur – zich naar mijn mening buiten spel laten zetten, tenminste: het welzijnswerk zet daardoor zichzelf buitenspel. Enkel solidariteit, in plaats van de heersende verdeeldheid, kan aanleiding geven tot de nodige sociaal-structurele veranderingen alsmede een daadwerkelijke oplossing bieden voor problemen die, naar mijn mening, te veel benaderd worden in functie van het intrapersoonlijke (bvb. attitude, vaardigheden,…). ‘Meten is weten’, echter door naar elkaar te luisteren wordt men wijzer.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.