Het welzijnswerk is dood, leve het sociaal werk

In zijn nieuwe boek Eropaf! pleit Jos van der Lans voor een nieuw elan voor sociale professionals. Van ontinstitutionalisering naar een nieuw soort professionaliteit. Onderstaand volgt een sterk ingekorte versie van het slothoofdstuk.

De jaren zeventig, de jaren waarin de term ‘welzijnswerk’ werd gemunt, zijn echt voorbij. Het nieuwe sociaal vraagt om een radicale verandering die op alle mogelijke niveaus consequenties zal hebben. Het is ook een verandering die ingaat tegen bestaande institutionele belangen, tegen traditioneel gegroeide praktijken, tegen vanzelfsprekende organisatievormen en financieringszekerheden en die dus niet vanzelf haar beslag zal krijgen. Er zal op de stadhuizen, in de organisaties en in de beroepsopleidingen nog een stevig robbertje om gevochten moeten worden. Voor die slag wil ik tien richtinggevende gedachten formuleren.

1. Gemeenten moeten veranderingsmacht grijpen
Al jaren spreken we van integrale aanpak, van ketensamenwerking, etcetera. Echt veel zoden heeft dat niet aan de dijk gezet. Wat wel helpt, is als die integrale aanpak zich in een krachtige professional of slagvaardig team weet te concentreren. Dan ontstaat een verticale relatie: één professional is de baas en heeft sturingsmacht over andere professies. Dan kan er wat gebeuren.
Daar zijn bevlogen wethouders en ambtelijke diensten voor nodig die gevoel hebben voor de problemen, achting hebben voor professionals en die begrijpen dat efficiency een kwestie is van vertrouwen tussen professionals en dat je daar nieuwe organisatievormen voor nodig hebt. De Wmo, de onttakeling van de AWBZ en de decentralisatie van de jeugdzorg zorgen ervoor dat gemeenten die macht ook echt kunnen grijpen.

2. Organiseer een krachtige eerste lijn
We hebben het simpelweg te ingewikkeld gemaakt. Als iemand wil aanhaken bij een voorziening belandt hij binnen de kortste keren in een woud van wettelijke kaders, indicatieprotocollen, methoden van vraagverheldering, diagnostische instrumenten en registratiesystemen. Er is maar één oplossing: organiseer een eerste lijn die deelinterventies overspant, die zelf veel kan oplossen, en zo nodig hulp van specialistische anderen kan inroepen, waarbij de eerstelijner niet uit beeld verdwijnt maar het eerste aanspreekpunt blijft. Inderdaad, dat is het model van de gemandateerde wijkcoaches in Enschede (zie: De Ontzorging van Nederland (TSS 12/2009)). Let wel: het gaat hier niet alleen om hulpverleners. Het gaat ook om mensen die kennis hebben van de buurt, die netwerken kunnen mobiliseren, die in en tussen mensen kunnen werken en verbindingen kunnen maken.

3. Vervang institutionele zorg door sociale zorg
De claim van de initiatiefnemers van Buurtzorg is niet alleen dat zij het werk aantrekkelijker maken voor professionals en voor de mensen aan wie deze zorg bieden, maar ook dat zij de zorg miljarden goedkoper kunnen organiseren. Buurtzorgers mobiliseren bijvoorbeeld extra ondersteuning in de buurt en helpen cliënten zelfstandigheid te winnen. Aan de vooravond van een enorme bezuinigingsronde zijn dat niet onbelangrijke redeneringen. Nederland is een van de meest geïnstitutionaliseerde landen ter wereld. De rekening daarvan is simpelweg onbetaalbaar.
De beweging die nu met de Wmo op gang komt, is om het zwaartepunt van de zorg uit de instituties te halen. Wat nodig is, is dat met die ontinstitutionalisering een nieuw soort professionaliteit tot ontwikkeling komt. Investeren in sociale zorg biedt mogelijkheden om bezuinigen op instituties te realiseren.

4. Breng beroepsopleidingen bij de les
Potentiële hbo-studenten sociaal werk moeten tegenwoordig hun weg vinden in tientallen websites waarin ze de verschillen tussen maatschappelijke dienstverlening, sociaal-juridische dienstverlening, sociaal-pedagogische hulpverlening en/of sociaal-culturele vorming moeten zien te ontdekken. In feite houdt de organisatie van het hoger beroepsonderwijs de traditionele piketpaaltjes in stand. We leiden mensen op in versnippering.
In plaats van verscheidenheid zonder eenheid, is het tijd om eenheid in verscheidenheid te creëren. Conform het denken in een eerste en tweede lijn bieden de opleidingen dan een stevige sociaalwerk basis, met daarop voortbordurend een aantal specialismen uit het tweedelijnspakket. Dus weg met de snelle specialisaties en ruimte bieden voor waar in de praktijk behoefte aan is: generalisten, die het overzicht kunnen bewaren en van meerdere (zorg)markten thuis zijn.

5. Het nieuwe sociaal werk = maatschappelijk werk + (samenlevings)opbouwwerk
De geschiedenis van het sociaal werk laveert tussen twee uitersten. Aan de ene kant hulp bieden aan individuen en aan de andere kant werken aan sociale omstandigheden. Van oudsher doen de maatschappelijk werkers de individuen, en de opbouwwerkers de omstandigheden. Het zijn gescheiden professionele werelden geworden. Maar de kunst om mensen met elkaar te verbinden, gaat over individuen én hun sociale netwerken. De twee oriëntaties moeten elkaar weer (want zo is het ooit allemaal begonnen) vinden in een basisberoepsprofiel.

6. Broodnodig: een toonaangevende beroepsorganisatie
Beroepsorganisaties spelen in het debat over Welzijn Nieuwe Stijl nauwelijks een rol, ondanks het feit dat er in deze discussies steeds vaker aandacht wordt gevraagd voor de stem van professionals. Je ziet of hoort deze organisaties niet. Ze staan aan de zijlijn.
Daar moeten ze vandaan zien te komen. Allereerst door veel meer gezamenlijk op te trekken en daardoor mede inhoud te gaan geven aan het nieuwe profiel van de sociaal werker, dat over de oude grenzen van de deelberoepen en specialisaties heen gaat. In de tweede plaats door een minder exclusieve opvatting over professionaliteit centraal te stellen, waardoor de beroepsorganisatie ook voor betrokken burgers aantrekkelijk wordt. In de derde plaats door vergaande afspraken te maken met werkgevers- en werknemersorganisaties, waardoor investeren in professionaliteit via beroepsorganisaties ook beloond wordt in de salariëring en beroepsperspectieven van sociaal werkers. In de vierde plaats door zich hard te maken voor regionale Academies voor Sociaal Werk, zowel voor bijscholing als voor meningsvorming over relevante maatschappelijke ontwikkelingen. Kortom: er is een enorme hoeveelheid werk aan de winkel voor een dynamische, activistische beroepsorganisatie van sociaal werkers.

7. Dwing professionals hun vak bij te houden
Beroepstrots is – in de publieke sector – in menig opzicht een schaars goed geworden. Naarmate de status van hun professie lager is, tonen professionals zich in dat opzicht ook steeds onverschilliger. Ze staan niet echt voor een vak. Dat is vreemd, want professionaliteit vormt het kapitaal van het sociaal werk. Wie dat niet goed onderhoudt, ondermijnt als vanzelf de kwaliteit van het professionele werk. Het zou dus helemaal niet zo vreemd zijn als werkgevers van sociale professionals zouden eisen dat ze hun vak blijven verstaan en de nieuwste inzichten en ontwikkelingen bijhouden.

8. Laat professionaliteit rijpen
Bij het sociaal werk lijkt ervaring nauwelijks een rol te spelen. Eenmaal in functie is iedereen gelijk. Zeker als er tekorten zijn in de personeelsbezetting komt het voor dat jonge afgestudeerden in het diepe worden gegooid bij de meest gecompliceerde situaties. Dat is vreemd. Juist sociaal werk is een vak waar persoonlijkheid en ervaring belangrijke hulpmiddelen zijn. Bovendien gaat het vaak om ingrijpende zaken: kinderverwaarlozing, huisuitzetting, schrijnende armoede. In die situaties zien te handelen is iets wat je in de praktijk moet leren, waar je ervaring mee moet opdoen.
Het zou daarom logisch zijn om leercarrières voor professionals te maken, bijvoorbeeld door te werken met junioren en senioren, door het beroepsonderwijs veel meer te koppelen aan leerpraktijken. Maak ervaringsjaren, creëer professionals-in-opleiding, breng praktijk en beroepsonderwijs veel dichter bij elkaar. Laat professionals rijpen, dat brengt ook perspectief in loopbanen.

9. Eigen kracht eerst
Het is een reflex. Van hulpverlener tot hulpvrager, van indicatiesteller tot indicatievrager, van dienstverlener tot dienstontvanger – de een heeft iets te bieden, de ander wil iets ontvangen. De Nederlandse verzorgingsstaat heeft burgers en professionals in dit patroon van wederzijdse verwachtingen gevangen. Het is er zo in gebeiteld, dat mensen niet overwegen hun omgeving in te schakelen en om hulp te vragen.
Eigen Kracht-conferenties doorbreken expliciet deze vraagverlegenheid. Professionals nemen daarbij niet het probleem over, maar ze slingeren aan het sociale vliegwiel waardoor de latente hulpbereidheid van de omgeving wordt geactiveerd.
De eerste reflex van sociale professionals moet dus zijn: wie spelen er een rol in het netwerk, wat kunnen diegenen betekenen? Dat is nog lang niet de eerste vraag die de institutionele zorg stelt. Gezinnen in Nieuw Zeeland die op in moeilijkheden komen, hebben het recht op een dergelijk niet-institutioneel initiatief. Dat zou in Nederland voor de jeugdzorg en schuldhulpverlening geen slecht idee zijn.

10. Minder pretentie, meer ambitie – niet alles kan
Begin 2010 bracht de WRR een rapport uit over ontwikkelingshulp, met als titel Minder pretentie, meer ambitie. Het rapport gaat over de hulp aan Afrika, maar wie het leest begint het als vanzelf met de aanpak van de Nederlandse probleemwijken te vergelijken.
Laten we ons in de sociale sector ook realiseren dat niet alles kan en zelfs niet moet. Laten we een heldere (eerstelijns)structuur neerzetten, in buurten en wijken een paar duurzame initiatieven nemen (zoiets als een brede school: investeren in onderwijs), en vooral de initiatieven van mensen zelf faciliteren. Je kunt beter financieel bijspringen als mensen een cursus willen volgen dan steeds maar al die cursussen te organiseren. Stimuleer initiatieven, faciliteer de uitvoering, maar hou op met de verzorging van hele wijken. Dat heeft Afrika niet vooruit geholpen, dat helpt ook hier niet.

Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist. Zie: http://www.josvanderlans.nl/

Dit artikel is in zijn geheel te lezen in TSS 6 / juni 2010. Proefnummer aanvragen? Klik hier.

Lans, Jos van der, Eropaf! De nieuwe start van het sociaal werk. Amsterdam: Augustus, 2010, 190 p., € 16,50, ISBN 978-90-457-0431-9.