Zwarte toga, witte jas: hoe effectief is de rechtbank?

Op een nazomerse avond eind september neemt Gerard de Koning de bus naar zijn ouderlijk huis en klimt via het keukenraam de flat binnen. Met een machete uit zijn zwaardenverzameling, een vroegere hobby, bedreigt hij zijn ouders.

Gerard komt verhaal halen omdat zijn vader en moeder hem thuis niet meer willen ontvangen zolang hij drugs gebruikt. Hij zet zijn moeder het wapen op de keel, schreeuwt, richt vernielingen aan en vertrekt vijf minuten later weer door hetzelfde raam. De gealarmeerde politie stuurt een arrestatieteam naar zijn woonadres, maar vindt hem daar niet. Na een dag speurwerk verspreidt het Openbaar Ministerie zijn signalement via radio en tv. Zijn ouders worden uit voorzorg in een hotel ondergebracht. Een dag later wordt hij in zijn woonplaats bij toeval opgepakt als surveillerende agenten iemand aanhouden wegens fietsen door rood licht en hem herkennen als Gerard de Koning.

Zo begint de vervolging van een 28-jarige verslaafde en soms verwarde jongeman. Het is een van de zaken die we van binnenuit konden meemaken in het jaar dat we toegang kregen tot rechters en officieren van justitie in de rechtbank Haarlem. Het gaf ons een uniek inkijkje in de gesloten wereld van het strafrecht, waar we verslag van doen in ons boek Opwaaiende toga’s. We zagen hoe onzeker rechters en officieren worden van de kritische aandacht van pers, publiek en politiek en hoeveel energie het reageren en anticiperen op media-ophef hen kost. En door het volgen van kleine en grote strafzaken konden we merken dat het strafrecht kampt met omslachtige procedures en een haperende organisatie en belast wordt met problemen waarvoor het niet is toegerust. De eindeloze verwikkelingen in de strafzaak van Gerard de Koning (niet zijn echte naam) moge als een illustratie dienen.

Hoe verging het hem na zijn aanhouding? Hij wordt in voorlopige hechtenis gezet en de rechtzitting wordt gepland voor half januari, drie maanden later. Het is een overzichtelijke zaak. Het dossier is na een week al compleet, op een psychologisch onderzoek na; de officier van justitie denkt dat Gerard behandeling nodig heeft. Maar in januari is het rapport nog niet klaar – alleen het vinden van een psycholoog duurde al weken en weer weken later zegt de psycholoog dat er ook een psychiatrisch onderzoek nodig is.

Omdat na uiterlijk 104 dagen voorlopige hechtenis een openbare rechtzitting verplicht is, volgt er half januari een zogenaamde pro formazitting. Gerard zelf ontbreekt, omdat het busje waarmee hij uit zijn cel moet worden aangevoerd te laat bij de rechtbank arriveert. De echte behandeling wordt vastgesteld voor half april; tot die tijd blijft Gerard vastzitten.

Drie nieuwe rechters zien een vriendelijke jongeman

In april vindt dan inderdaad de berechting plaats. Drie nieuwe rechters zien een vriendelijke, verlegen ogende jongeman voor zich verschijnen die samen met zijn advocaat zijn verhaal goed heeft voorbereid: er is die avond bij zijn ouders niet zoveel gebeurd en met hem is niet zoveel aan de hand. De medische onderzoekers noemen Gerard psychotisch, als gevolg van zijn verslaving aan drank en drugs. In hun vonnis achten de rechters bedreiging bewezen, niet de zware mishandeling waarvan de officier hem beschuldigde, en veroordelen Gerard tot een celstraf van de lengte van zijn voorarrest, zes maanden. Plus een verplichte behandeling voor zijn drugsverslaving in een kliniek, met als stok achter de deur een voorwaardelijke straf van vijf maanden. De officier van justitie en de rechters leunen zwaar op het advies van de psychiater en psycholoog. De advocaat en Gerard zijn blij dat hij aan de tbs, die ze vreesden, is ontsnapt. Zaak gesloten.

Maar niet heus, zo blijkt slechts een paar weken later. De officier krijgt een telefoontje dat Gerard binnen een half uur de verslavingskliniek zal worden uitgezet. Hij heeft een dealer besteld en cocaïne gebruikt. Onverantwoordelijk van de kliniek, vindt de officier. Ze laat hem door haastig opgetrommelde agenten inrekenen bij de deur van de kliniek, wegens overtreding van de voorwaarden. De volgende dag wordt hij gehoord door de rechter-commissaris. De officier vindt Gerard gevaarlijk – vanwege zijn drugsgebruik – en wil hem vastzetten totdat de rechtbank opnieuw over hem oordeelt: alsnog behandeling of die vijf maanden voorwaardelijk uitzitten. De rechter-commissaris laat Gerard, tot woede van de officier, echter vrij, want vastzetten voor onbepaalde tijd acht deze rechter een te zware sanctie voor een eenmalige misstap in de kliniek.

Een derde en een vierde zitting volgen

Een nieuwe rechtszitting, over de uitvoering van de voorwaardelijke straf, volgt twee maanden later. De zaak begint deels van voren af aan. Weer drie nieuwe rechters hebben het dossier doorgeploegd. Maar als iedereen klaar zit moeten ze helaas de zitting verdagen omdat op het laatste moment blijkt dat er een stuk in het dossier ontbreekt. Er is voor de behandeling van Gerard geen indicatie aangevraagd door de reclassering.

Nog een maand later, het is inmiddels bijna een jaar na het incident, volgt de vierde zitting, met weer drie andere rechters die Gerard nog nooit hebben gezien. De officier wil Gerard nog een kans geven, ze vraagt de rechtbank hem in plaats van vijf maanden cel nogmaals hulp op te leggen, maar wel van een ander soort: een zwaardere behandeling in een gesloten kliniek.

‘Gerard heeft ze erin geluisd’

Gerard wijst dat van de hand. Hij heeft nu drie maanden in vrijheid doorgebracht en in die tijd niet aan de amfetamine gezeten – nou ja, een keer dan, toen hij even moeilijk zat. Hulp wil hij best proberen, maar niet die zware. De rechtbank gaat daar in mee: verplichte hulp in een gewone verslavingskliniek, waarbij nog steeds die vijf maanden boven zijn hoofd hangt als hij niet meewerkt.

De officier is teleurgesteld. ‘Gerard heeft ze erin geluisd met zijn blauwe ogen en mooie babbel’. Zij, noch de welgeteld zeventien rechters die zich over het dossier van Gerard hebben gebogen, hebben enig idee of de verplichte hulpverlening iets zal opleveren. Ze hebben geen verstand van de hulp waartoe ze Gerard veroordelen of medisch inzicht in zijn persoon. Daarvoor moeten ze afgaan op rapporten van deskundigen. Het is al met al een curieus schouwspel. Rechters, officieren en advocaten praten over meerdere zittingen urenlang, grotendeels over het hoofd van de betrokkene heen, alsof ze geen zwarte toga maar een witte jas aanhebben. En verdwalen in een doolhof van straf en behandeling.

Had het anders gekund?

Had het anders gekund? Misschien wel. Met mediation tussen Gerard en zijn ouders en een psychiatrisch interventieteam, zo suggereerde de advocaat, had deze zaak misschien in een paar weken kunnen zijn afgehandeld. Maar zo werkt het systeem niet. Er is een strafbaar feit gepleegd, en hup, heel het radarwerk van OM, reclassering en rechtbank gaat draaien. Heel vaak komen gestoorde en verslaafde verdachten voor de rechter. Iedereen bedoelt het goed en wil het beste, maar de vraag naar effectiviteit wordt te weinig gesteld. En de zoektocht naar alternatieven te zelden ondernomen.

Freelance journalisten Jelle van der Meer en Hella Rottenberg liepen een klein jaar rond in de rechtbank Haarlem en kregen toegang tot plaatsen waar gewoonlijk geen buitenstaanders komen. Hun boek ‘Opwaaiende toga’s. Achter de schermen van de rechtbank’ verscheen eind september bij Van Gennep.