Meer wetenschap in rechtspraak

Bestuurders en rechtspraak is de afgelopen jaren vaak verweten dat ze teveel rekening houden met maatschappelijke omstandigheden, maar in werkelijkheid is er iets anders aan de hand. Ze zouden juist vaker en wetenschappelijk beter gefundeerd moeten kijken naar de maatschappij.

Recht doen stelt men zich vaak voor als de beslissing van een rechter, die een afweging maakt op basis van het openbaar ministerie en de verdediging. Dit model lijkt het procesrecht te maken tot een ragfijn spel van vordering en verweermiddelen, bewijsmiddelen en tegenbewijs. Een proces is echter meer dan een juridisch steekspel. Het gaat om reële belangen van mensen en hun organisaties, en waar dat wordt genegeerd, lijdt het recht eronder. De rechtsgang moet in elk geval mogelijkheden omvatten om de feiten te onderzoeken en de mate vast te stellen waarin iemands belangen bescherming door het recht behoeven. Rechters maken daarvoor gebruik van getuigen en deskundigen, dus van kennis die niet van juridische aard is. Wie een belangrijke uitspraak in isolement beziet, zal zich niet realiseren hoeveel er maatschappelijk, economisch en ecologisch vanaf hangt. Een jurist moet leren juridische beslissingen als deel van een groter geheel te zien; anders schiet hij in zijn vak tekort.

In het strafrecht lijkt - of leek? - de verbinding tussen juridische beslissingen en gedragswetenschappelijke kennis van mens en maatschappij vanzelfsprekend. Straf is in zekere zin symbolisch; de afkeuring van de misdaad en daarmee de bevestiging van de geldende orde in de maatschappij. Maar om bestraffing effectief in te zetten als middel om crimineel gedrag te remmen of bevorderen en herhaling te voorkomen is inzicht in de persoonlijke en maatschappelijke omstandigheden die crimineel gedrag remmen of bevorderen onmisbaar. In het beleid zoals dat in de voorgaande jaren is gevoerd, is daarmee rekening gehouden. Zowel individuele gedragstherapieën als collectieve integratiemechanismen - scholing, werk - zijn deel gaan uitmaken van de strafrechtspleging. Vele onderzoeken hebben inmiddels laten zien dat de verbinding van bestraffing met op de persoon toegesneden gedragsbeïnvloeding de recidive vermindert.

Rechtsvorming doordat men het eens is leidt niet tot tweederangsrecht
In het privaatrecht, het deel van het recht dat de verhoudingen regelt tussen particulieren onderling – van echtgenoten tot aandeelhouders – is deze tendens tot het integreren van recht en inzichten omtrent gedrag eveneens waarneembaar. Empathie is een van de trefwoorden geworden voor succesvolle mediation, als alternatief voor de
geschillenbeslechting door de rechter. Rechtsvorming doordat men het eens is - in plaats van door een machtswoord - leidt niet tot tweederangsrecht. In mijn optiek bepleit de Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer dus terecht dat de overheid ook in haar bejegening van burgers meer empathie toont, en vaker een oplossing in overleg of mediation nastreeft.

In het eerste decennium van de 21ste eeuw werden echter in West-Europa en Noord-Amerika tegenkrachten zichtbaar. In een politiek en maatschappelijk guur klimaat rees wantrouwen jegens rechters wanneer zij bescherming boden aan mensen die tegen de stroom op roeiden, bijvoorbeeld waar het gaat om milieubelangen en afgewezen asielzoekers. Een striktere onderwerping van de rechtspraak aan centraal vastgestelde regels werd een streven. In feite wilde men dat een einde zou komen aan de steeds meer door inzichten uit verschillende disciplines en empathie gevoede rechtstoepassing. Om willekeur en machtsmisbruik door rechters te voorkomen, zouden zij zich
moeten houden aan de ‘oorspronkelijke betekenis’ van wetten; ook de toetsing van overheidshandelen aan grondrechten zou moeten worden beperkt.

Afgrenzing van identiteit doorklieft de samenleving
Aan bestuurders en aan de rechtspraak is de afgelopen jaren vaak verweten dat ze teveel rekening houden met maatschappelijke omstandigheden, maar in werkelijkheid is er iets anders aan de hand. Ze zouden dat juist meer en wetenschappelijk beter gefundeerd moeten doen. Dit is temeer van belang omdat elke ingrijpende maatschappelijke verandering, dus ook de migratie naar West-Europa vanuit een relatief snelle opeenvolging van herkomstlanden kansen biedt, maar ook problemen meebrengt.

In Nederland hebben velen door de stedelijke dynamiek die een aantrekking was voor arbeidsmigranten hun vleugels kunnen uitslaan met succesvolle studies, carrières en ondernemerschap, soms ook over de grenzen heen, of hebben zij minstens een groeiende welvaart ervaren. Dat gold echter niet voor iedereen. Te denken valt aan de mensen die in regio’s wonen waar men vergrijsde of vertrok, en aan degenen die in de achterstandswijken bleven wonen die de Nederlandse arrival cities voor nieuwkomers werden. Soms wordt deze ontwikkeling van de Nederlandse samenleving geduid als een verlies aan ‘eigen identiteit’, waartegen bescherming zou moetenworden geboden door afgrenzing ten opzichte van de buitenwereld en versterking van een ‘Leitkultur’. Het gevolg daarvan zal echter zijn, mijn inziens, dat de samenleving wordt doorkliefd. Diegenen die niet in de groeidynamiek zijn opgenomen – of ze nu behoren tot de nieuwkomers, dan wel mensen die hun oude ankerpunten missen – moeten juist op weg worden geholpen om kansen aan te grijpen. In feite zijn er kansen te over, cultureel en economisch, juist door de verscheidenheid.

Bestraffing moet samengaan met preventie
Risico’s - zoals de schade en spanningen die worden veroorzaakt door de criminele hyperactiviteit van groepen jongeren - moeten worden bestreden door recidive terug te dringen. Dit betekent rekening houden met psychologische en culturele factoren in hun gedrag. Denk aan onvoldoende onderkende psychosociale stoornissen, aan de straatcultuur met verwacht machogedrag, de afwezigheid van de vaderfiguur in veel Antilliaanse gezinnen en een misvormde verhouding tot de andere sekse bij sommige Marokkaans-Nederlandse jongens. Pogingen tot een standaardisatie van een “harde” bestraffing zullen juist averechts werken. Want de manier waarop wordt gestraft, moet ook de onderliggende problemen aanpakken.

Wanneer doelstellingen van afgrenzing en uitsluiting de overhand krijgen,  experimenten in kunst en cultuur moeten wijken voor gevestigde vormen, en zowel buitenlandse kenniswerkers als de verfoeide ‘kansarme immigranten’ op een gesloten Nederlands zelfbeeld stuiten, dreigt het risico van een valse illusie: het drama van een monoculturele samenleving, die de boot mist in de internationalisering van economie, wetenschap en cultuur. Een effectieve aanpak van wat de samenleving verstoort is daarbij nodig, omdat anders een verhard en irrationeel maatschappelijk klimaat de overhand krijgt.

De terugval op oude voorstellingen van een strikt toe te passen houvast verschaffende regulering lijkt een verklaarbare reactie op onzekerheid. Het is echter de verkeerde richting van werken. De door inzichten uit verschillende disciplines en empathie gevoede rechtstoepassing moet juist verder worden ontwikkeld. Wat nodig is, is interdisciplinair onderzoek in de geest van het rapport 'Justitie = Sociale Cohesie' (in 2009 door het Ministerie van Justitie gepubliceerd). Er is niet teveel openheid en begrip voor ontwikkelingen in onze leefwereld; eerder - ondanks alle positieve ontwikkelingen - een tekort daaraan, juist waar het gaat om aard en omvang van de dynamiek in onze open samenleving. Dit verklaart veel van de wrevel over de “gevestigde instituties”.

Goede wetten nemen de eigen verantwoordelijkheid niet weg
Daarom is het hoog nodig de openheid in ons denken over recht en beleid te herbronnen aan de hand van een dynamisch begrip van onze samenleving. Allereerst staan wetgeving en rechtspleging daarbij voor de taak de ruimtelijke en economische expansie te reguleren, en daarbij de maatschappelijke orde, voor alle mensen te waarborgen door op te treden tegen misbruik en wangedrag. Al zijn er verliezers, de winst komt voort uit een – voor het eerst wereldwijde – dynamiek in economie, cultuur, educatie en wetenschap.

Ten tweede stelt de steeds verder verstedelijkende wereld hoge eisen aan de wetgeving en rechtspleging als het gaat om de verhoudingen tot de natuurlijke omgeving en hulpbronnen. De onmiddellijke behoeftebevrediging door een met harde hand exploiterend kapitalisme moet plaats maken voor sociaal-ecologisch ondernemerschap, die niet mogelijk zal zijn zonder wetgeving en rechtshandhaving.

Tot slot vergt het samenleven van mensen in het licht hiervan meer dan het standaardiseren van gedrag via mechanisch toegepaste regels. In een wereld met zoveel  grensoverschrijdende verbindingen moet het recht juist de sociale cohesie bevorderen tussen mensen wier leefwijzen en levensplan ongelijksoortig zijn. Daarbij moeten de rechten en de waardigheid van mensen, ook in een kwetsbare positie, worden beschermd. Goede wetten nemen de eigen verantwoordelijkheid van de rechtsgenoten niet weg. Ze bouwen voort op het vermogen van bestuur en rechtspraak om te waken over de rechtvaardigheid in de toepassing. Dat vereist kennis van zaken omtrent mens en samenleving, en een houding van respect ten opzichte van de eigenheid van ieder mens.

Ernst Hirsch Ballin is hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht, Tilburg University. Dit is een ingekorte versie van de toespraak bij de opening van het academisch jaar van Tilburg University op 5 september 2011.