De Franse Revolutie legde ooit de legitimatie van politieke macht in handen van de burgers. Sindsdien laat geen koningschap zich meer rechtvaardigen door het daarvoor nog geldende goddelijk recht. Wie een kroon draagt, draagt die bij de gratie van het volk. Zo ook in Nederland.
De Nederlandse monarchie is zoals de Nederlandse samenleving: tamelijk ingetogen van karakter – de Nederlandse koningen worden niet gekroond, maar ingehuldigd en de juwelen in de kroon van het koninkrijk (die nooit gedragen wordt) zijn van gekleurd glas, omdat Willem I echte juwelen te duur vond –, burgerlijk en altijd op vrij geringe afstand van zowel de politieke elite als ‘het gewone volk’.
Willem-Alexander of Philips?
De afgelopen twee eeuwen is dat voldoende gebleken om alle binnenlandse veranderingen en de grote politieke stormen die over Europa getrokken zijn te overleven. Of dat zo blijft is niet duidelijk – het lijkt erop dat de steun voor het behoud van deze regeringsvorm enigszins aan het afkalven is, al blijft ze groot en is er in de politiek geen serieuze beweging voor de afschaffing ervan.
Waardoor laat de monarchie zich eigenlijk nog inhoudelijk rechtvaardigen, als een republiek ontegenzeggelijk veel beter past bij de beginselen die door de Franse Revolutie de wereld in geholpen zijn – vrijheid, gelijkheid en broederschap? Zo’n antwoord kan natuurlijk gezocht worden in ‘nuts’-argumenten: het hebben van een koning maakt een land in deze tijd vrij uniek, en zo’n unique sellingpoint is goed voor de export, dat soort werk. Maar het blijft toch allemaal wel wat plat en uiteindelijk zal het er toch om moeten gaan of Philips een beetje goede spullen maakt, niet of Willem-Alexander ze goed aan kan prijzen.
Moderne staat heeft behoefte aan een pouvoir neutre
Een begin van een serieus antwoord is gelegen in de theorie van de Franse politieke denker Benjamin Constant (1767-1830). Volgens hem heeft de theorie van de machtenscheiding behoefte aan een aanvulling. Naast de drie bekende machten van Montesquieu – de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht – heeft een moderne staat volgens Constant nood aan een pouvoir neutre, een neutrale macht. Die pouvoir neutre heeft geen eigen politieke macht of beleidsagenda, maar heeft tot taak om de andere drie staatsmachten ‘aan de gang te houden’: fricties te helpen oplossen, smeerolie aan te brengen, het politieke proces te bewaken, et cetera.
Volgens Constant is een koning bij uitstek geschikt voor het vervullen van een dergelijke ‘magistratelijke’ functie. Hij heerst, maar regeert niet (meer): hij ontbeert werkelijke politieke macht, maar kan wel door zijn constante aanwezigheid ertoe bijdragen dat het politieke proces niet verlamd raakt, dat the business of government blijft doorgaan. De Nederlandse koningen hebben tot 2012 in het proces van kabinetsformatie bij uitstek zo’n pouvoir neutre-rol vervuld en het is interessant om te zien dat nu de koning sindsdien uit dat proces verwijderd is, die rol kennelijk toch vervuld moet worden. Sinds enkele weken mag Johan Remkes proberen of hij in die schoenen kan staan.
Een sprookje dat overheidsmacht begrenst
Er schemert ook iets doorheen van wat staatsrechtgeleerde André Donner in zijn Handboek van het Nederlandse staatsrecht opmerkt: in veel landen worden de besluiten van de overheid genomen in naam van het volk, in Nederland veelal in naam van de koning. Beide willen uitdrukken dat gehandeld wordt in het algemeen belang. Beide, aldus Donner, zijn een sprookje. Maar handelen in naam van de koning is in onze dagen veel evidenter een sprookje dan handelen in naam van het volk. En dat is precies, aldus Donner, waarom handelen in naam van de koning op een bepaalde manier beter werkt bij het begrenzen van overheidsmacht dan handelen in naam van het volk.
Ik weet niet zeker of het waar is, wat Donner zegt. Maar ik ben wel gevoelig voor de gedachte dat iedere dwangorde zich moet legitimeren en dat die legitimatie altijd in zekere zin een sprookje is. Onze anachronistische monarchie is evident een sprookje. Maar juist als sprookje heeft ze wellicht de verdienste om onze bestuurders en onze wetgever eraan te herinneren dat alle overheidsmacht, juist omdát ze op een sprookje is terug te voeren, haar begrenzingen altijd moet blijven (h)erkennen. Vanuit dat perspectief is het wellicht goed te verdedigen dat Nederland ook in 2021 nog steeds een koninkrijk is.
Gerhard Hoogers is universitair hoofddocent staatsrecht bij de vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde van de RUG. Hij is daarnaast (honorair) hoogleraar vergelijkend staatsrecht aan de Carl von Ossietzky-Universität in Oldenburg, Duitsland.
Foto: Paul Tolenaar (RVD) - www.koninklijkhuis.nl