Rechtspositie gehandicapten moet beter

De Nederlandse politiek laat het afweten bij bescherming van de rechtspositie van mensen met een beperking. Waarom is na ‘Brandon’ het VN-Verdrag dat deze rechten vastlegt nog altijd niet ondertekend?

Op donderdag 31 maart jl. ontving de staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten van VWS een brief van de Coalitie voor Inclusie. In de brief wordt gepleit voor spoedige ratificatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van mensen met een beperking. In tegenstelling tot de 99 landen die het Verdrag tot nu toe hebben geratificeerd, waaronder de Europese Unie en bijna alle landen van Europa, heeft Nederland dit nog niet gedaan. Volgens de Coalitie voor Inclusie gaat het om ‘de principiële bevestiging van de positie van mensen met een beperking als burgers met gelijke rechten en plichten’. Twee dagen voordat de staatssecretaris de brief ontving, kwamen maar liefst 1300 mensen in de Jaarbeurs in Utrecht bij elkaar om met elkaar in debat te gaan over het belang van de ratificatie. De staatssecretaris liet het tijdens deze dag afweten. Haar afwezigheid zei meer dan genoeg. Het Ministerie van VWS weet op dit moment niet welke keuzes zij moet maken rondom de ratificatie en de daaruit voortvloeiende implementatie van het VN-Verdrag in wet- en regelgeving in Nederland.

Het lijkt of de politiek meer met zichzelf in debat gaat dan dat er daadwerkelijk iets wordt gedaan aan de rechtspositie van mensen met een beperking. De afgelopen maanden ontbreekt het niet aan aandacht voor deze mensen, in het bijzonder voor mensen met een verstandelijke beperking. De media, maar ook de politiek, hebben uitgebreid stilgestaan bij Brandon, die al drie jaar vastgebonden aan een de muur zat, en die op 18 januari jl. dankzij Uitgesproken EO in het nieuws kwam. Op 19 januari was er direct een spoeddebat en de staatssecretaris ging op bezoek bij Brandon, sprak met zijn moeder en installeerde een Denktank Complexe Zorg. Maar wat is de opbrengst van al die politieke aandacht voor de cliënt?

Verschillende vrijheden voor Nederlanders
We weten in Nederland niet eens hoeveel mensen met een verstandelijke beperking in hun vrijheid worden beperkt. De situatie van Brandon heeft ons doen inzien dat ook de politiek niet weet hoe ze met hiermee om moet omgaan. En nog belangrijker, welke acties eruit moeten voortvloeien. Typerend zijn de moties die recentelijk door Lea Bouwmeester (PvdA) zijn ingediend over het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Die werden in een vervolguitzending van Uitgesproken EO op 23 maart jl. aangekondigd. Uit de tekst van de moties kan evenwel worden afgeleid dat ze helemaal niet gaan over mensen met een verstandelijke beperking; de inhoud ervan beperkt zich tot de geestelijke gezondheidszorg.

De strekking van het VN-Verdrag is dat mensen met een beperking op voet van gelijkheid met anderen aanspraak kunnen maken op rechten. Hiertoe behoort ook het recht op vrijheid. Typerend is dat dit recht in de nabije toekomst voor verschillende groepen in Nederland anders wordt ingevuld. Van gelijkheid is dan geen sprake meer. Zo houdt het ministerie van VWS zich bezig met het wetsvoorstel ‘Zorg en dwang’ dat van toepassing is op mensen met een verstandelijke beperking en mensen met dementie. Datzelfde ministerie bereidt andere wetsvoorstellen voor die daarmee niet in lijn zijn dan wel afgestemd zijn (wetsvoorstel beginselenwet en wetsvoorstel cliëntenrechten zorg). Typerend is ook dat er geen afstemming plaatsvindt met het ministerie van Justitie dat bezig is met het wetsvoorstel verplichte GGZ, waarin andere en betere rechtswaarborgen zijn vastgelegd voor cliënten met een psychiatrische aandoening.

Hulpverleners zitten niet op een nieuwe wet te wachten
Bovendien is het bij het wetsvoorstel Zorg en dwang de grote vraag hoe de inhoud van dit voorstel zich verhoudt tot het VN-Verdrag. In concreto biedt deze wet in elk geval weinig verbeteringen voor cliënten in een vergelijkbare situatie als Brandon. In het wetsvoorstel zijn geen extra waarborgen opgenomen voor langdurige, ingrijpende vormen van vrijheidsbeperking. Daarbij is het onbegrijpelijk dat het al weer een tijdje stil is rondom dit wetsvoorstel. Onbegrijpelijk, gezien de implicaties van de Brandon-zaak en ook gezien de acties die in gang moeten worden gezet naar aanleiding van het VN-Verdrag.

Overigens zit ‘het veld’, met als belangrijkste partij de hulpverleners, op deze nieuwe wetgeving niet te wachten, het ziet veel liever dat de huidige wetgeving wordt aangescherpt, de deskundigheid van de medewerkers wordt vergroot en de politiek zich bezighoudt met vragen die er wel toe doen. De politiek is druk bezig, op het ministerie van VWS gebeurt veel, maar samenhang, scherpte en regie zijn in dusdanige mate zoek dat wij betwijfelen of deze bedrijvigheid daadwerkelijk bijdraagt aan het verbeteren van de rechtspositie van mensen met een beperking. Het is duidelijk: snelle ratificatie van het verdrag is hoogst noodzakelijk om helderheid en eensgezindheid te scheppen.

Brenda Frederiks is universitair docent/senior onderzoeker aan de VUMC, afdeling sociale geneeskunde. Jacqueline Schoonheim is docente vergelijkend recht aan de Universiteit van Maastricht, Martin Schuurman is zelfstandig onderzoeker.