Cruciaal: persoonlijke belangen bij het burgerinitiatief

Burgerinitiatieven proberen een antwoord te formuleren op een ervaren gebrek of ongemak. Burgers zélf zetten er gezamenlijk de schouders onder, in samenwerking met de lokale overheid. Maar op de achtergrond spelen soms persoonlijke belangen.

Hoewel ‘loslaten in vertrouwen’ heden ten dage wel het voorschrift lijkt te zijn – afgaand op de rapporten van de WRR en de ROB (beide uit 2012) en de kabinetsnotitie De Doe-democratie (BZK, 2013) –, blijkt dat in de praktijk voor lokale overheden nog vaak lastig te verwezenlijken (zie bijvoorbeeld: Visitatiecommissie Wijkenaanpak 2011). Dat is ook wel begrijpelijk, zeker bij grotere voorzieningen. Juist bij burgerinitiatieven waarbij publieke voorziening door burgers wordt ‘overgenomen’ van de overheid (of van door de overheid aangestuurde professionals) zie je dat het spannend wordt – denk hierbij aan het mee ontwikkelen of exploiteren van een multifunctioneel centrum in de lokale gemeenschap. De ontwikkeling van een dergelijk omvangrijk initiatief door burgers kan een hele tijd goed en relatief probleemloos gaan, maar loopt gevaar als bijvoorbeeld een of meer van de centrale vrijwilligers afhaken of gaan afwijken van het oorspronkelijke plan. Het is dan eigenlijk niet mogelijk (zowel voor de gemeente als voor andere burgers) om terug te keren naar het oorspronkelijke doel of plan.

Enerzijds dient de lokale overheid vanuit het principe van loslaten in vertrouwen ‘er niet te dicht bovenop te zitten’ en juist ‘losjes mee te bewegen’ met het veranderende initiatief. Anderzijds is dat ook lastig, zeker als het oorspronkelijke doel echt uit zicht dreigt te verdwijnen én er vanuit de lokale overheid flink wat publieke middelen in zijn gestoken. Een voldoende ‘value for (public) money’, gepaard gaande met een publieke verantwoording, is vanuit dat perspectief toch wel wenselijk.

Als belangen vrij spel krijgen

Geïnspireerd door de Franse filosoof Pierre Bourdieu kunnen we deze spanning begrijpen als een principiële onverenigbaarheid van handelen vanuit een instrumentele rationaliteit door de overheid enerzijds, met handelen vanuit de redelijkheid van habitus door de burger anderzijds. De gemeente acteert grotendeels vanuit rationele overwegingen: hoe vergroot ik (als overheid) de leefbaarheid het meest doeltreffend en doelmatig? De verantwoording en legitimering van beleid geschieden doorgaans in ‘rationele’ doel-middel-termen. Het individu acteert echter vooral vanuit zijn sociale structuur, waarbij de verantwoording en legitimering in termen van Bourdieu niet primair liggen in de rationaliteit, maar in de redelijkheid. Doelen van individuele burgers kunnen daardoor ook veel diffuser gedefinieerd zijn dan die van een ‘rationele’ bestuurder of gemeenteambtenaar. Het initiatief kan in feite ‘alle kanten op’ zolang maar aansluiting wordt gevonden bij habitus en de sociale structuur van de eigen leefomgeving (Bourdieu 1977; 1984; 1994).

Kortom: als een burgerinitiatief start, met een plan om een doel te bereiken zijn er geen garanties of waarborgen dat de uitvoering ‘volgens plan’ zal verlopen. De bedenkers, makers en uitvoerders van het plan kunnen allemaal verschillende mensen zijn, met allemaal evenveel of weinig eindverantwoordelijkheid. Een vrijwilliger kan op elk moment stoppen met zijn werk omdat er andere prioriteiten op zijn pad komen. Of andere vrijwilligers springen op de rijdende trein en beginnen onmiddellijk mee te sturen in een richting die hén aanspreekt.

Vaak speelt er naast het publieke belang een privébelang van de betrokken vrijwilliger. Het kan gaan om reclame of acquisitie voor een eigen bedrijf, het opdoen van bepaalde werkervaring, beschikking krijgen over gebouwen of grond, et cetera. De behartiging van dit eigenbelang geschiedt doorgaans onopvallend. Er wordt niet over gesproken. Dat betekent dat niemand overzicht heeft op, laat staan corrigerend kan optreden. Het gevolg is dat projecten op onduidelijke en ondoorzichtige gronden kunnen gaan ‘schuiven’ als sterke personen in de lokale gemeenschap hun belang onuitgesproken laten meewegen in de uitvoeringsbeslissingen die worden genomen.

Verwerven van persoonlijk en politiek kapitaal

Het doen laten gelden van een belang kunnen we in termen van Bourdieu typeren als het verwerven van kapitaal op een specifiek veld. Gaat het om een persoonlijk belang dan verwerft de burger sociaal, economisch of cultureel kapitaal. Gaat het om een politiek belang dan verwerft het lokale bestuur kapitaal. Wordt, al dan niet toevallig, een bepaald politiek belang door een burgerinitiatief gesteund, dan kan die steun door het lokale bestuur politiek worden gemunt, ook al spoort het oorspronkelijke doel ervan intussen niet meer met wat door het burgerinitiatief is gerealiseerd. Gevolg hiervan kan zijn dat de initiatiefnemer zich gepasseerd voelt. Het lokale bestuur maakt immers op opportunistische wijze ‘goede sier’ met zijn inspanningen. Als er echter ook een persoonlijk belang is gediend, zal deze burger dat in de plaats kunnen zetten van het negatieve sentiment. Hetzelfde geldt voor het lokale bestuur. Wordt een doel waarvoor aan actieve burgers bijvoorbeeld subsidie is verstrekt niet gehaald, dan kan de gemeente zich door de actieve burger(s) bedrogen voelen. Wordt echter met het burgerinitiatief een ander (dan in eerste instantie beoogd) politiek doel wel gehaald, dan kan de gemeente zich daarmee tooien in plaats van zich te richten op de negatieve sentimenten.

Zodoende verwerven bij een door de lokale overheid gekozen laissez faire-houding van ‘meebewegen’ de betrokken vrijwilligers persoonlijk kapitaal en het gemeentebestuur politiek kapitaal. Het lijkt erop dat de gemeente wel mee moet bewegen en de burger een ander eigen belang moet hebben om niet in een wrokkige patstelling te komen als ‘het doel’ niet wordt bereikt.

De valkuil voor het burgerinitiatief is dus dat ‘doelen’ met publieke middelen worden gesteund die mogelijk helemaal niet worden gehaald doordat bij ontbreken van een verantwoordingsstructuur onuitgesproken persoonlijke en/of politieke belangen vrij spel krijgen. Uiteindelijk zal dat een tegenkracht onder burgers kunnen mobiliseren vanwege een onrechtvaardige verkrijging van kapitaal. De onvrede van burgers daarmee zou via de representatieve democratie de doe-democratie kunnen schaden.

Een vitale doe-democratie

Ontkennen van persoonlijke belangen die op de achtergrond kunnen spelen, lijkt ons niet wenselijk. Maar het andere uiterste, namelijk het formaliseren van verantwoordingsstructuren in burgerinitiatieven volgens het sjabloon van publieke overheidsorganisaties, ook niet. Daarmee wordt juíst de redelijkheid van habitus ontkend, en deze is cruciaal voor een betrokken inzet van burgers. De weg te bewandelen is er veeleer een van het zoeken naar contextgebonden vormen van verantwoording, die toch voldoende transparant zijn, ook voor diegenen in de lokale gemeenschap die niet in de cockpit van het initiatief zitten. Dergelijke vormen dienen aan te haken bij de ervaren lokale cultuur, wijze van werken en omgaan met elkaar. De leidende vraag daarbij is steeds: is er goed gedaan in die zin dat wat er is bereikt op de een of andere manier heeft bijgedragen aan het wegnemen van het ervaren gebrek of ongemak in de (eigen) lokale context. Het is vooralsnog een lastig punt. Burgers vinden het niet aangenaam om elkaar aan te moeten spreken of elkaars privébelangen openlijk te benoemen. Maar binnen de redelijkheid van habitus zal men elkaar altijd kunnen erkennen: ‘we zijn er toch beter van geworden?’

Tegelijkertijd ligt er ook een moeilijke taak voor de actoren in de representatieve democratie om goed te leren omgaan met doelverschuivingen in burgerinitiatieven. Het op enige afstand meebewegen van het lokale bestuur met de ontwikkelingen en eventueel veranderende wensen vanuit de lokale initiatieven is gepast, míts de doelverschuiving natuurlijk gedragen is door de betreffende lokale gemeenschap. Met andere woorden: het begint uiteindelijk toch bij de burger. Daarom is het zorgvuldig en open omgaan met verschillende persoonlijke belangen in en rondom burgerinitiatieven, door alle partijen, ons inziens een cruciale vaardigheid die de komende jaren verder ontwikkeld dient te worden.

Menno Jacobs is werkzaam bij het Lokaal Centraal, een adviesbureau op het gebied van maatschappelijke vraagstukken. Ted van de Wijdeven is als bestuurskundig onderzoeker en docent verbonden aan de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur (TSPB) van de Universiteit van Tilburg. In 2012 promoveerde hij op het proefschrift Doe democratie: Over actief burgerschap in stadswijken.

 

Aangehaalde literatuur:

 Bourdieu, P. (1977). Outline of a theory of practice. Cambridge: Cambridge University Press.
 Bourdieu, P. (1984). Distinction. A social critique of the judgement of taste. London: Routledge.
 Bourdieu, P. (1994). Raisons Pratiques: Sur la théorie de l’action. Paris: Seuil.
 BZK (2013) De doe-democratie. Kabinetsnota ter stimulering van een vitale samenleving. Den Haag: Ministerie van BZK.
 Noije, L. van, Jonker, J.J., Veldheer, V. & Vrooman, C. (2012). Verschuivende verantwoordelijkheden, in: Veldheer, V., Jonker, J.J., Noije L. van & Vrooman, C., Een beroep op de burger. Minder verzorgingsstaat, meer eigen verantwoordelijkheid? Sociaal en Cultureel Rapport 2012. Den Haag: SCP. pp 303-322.
 Visitatiecommissie Wijkenaanpak (2011). Toekomst van de wijkaanpak: doorzetten en loslaten (deel 1). Den Haag: Visitatiecommissie Wijkenaanpak.
 Raad voor het Openbaar Bestuur (2012). Loslaten in vertrouwen. Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving. Den Haag: Raad voor het Openbaar Bestuur.
 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2012). Vertrouwen in burgers. Amsterdam: Amsterdam University Press.

 

Dit artikel is 1982 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Dank voor dit artikel! Het helpt weer verder in het denken over een goede structuur voor lokale governance en waar je dan aan moet raken, naar moet vragen en voor moet zorgen. Wat ik me wel afvraag is of jullie “harde” uitgangspunt klopt, dat slechts bij burgerinitiatieven het doel schuivend/meebewegend en weinig gecontroleerd of gegarandeerd is.

    Over het algemeen zijn beleidsdoelen bij de overheid namelijk stukken vager dan die van burgerinitiatieven bijvoorbeeld. Ook is bij de overheid de vaardigheid ‘beleidsbeëindiging” nauwelijks ontwikkeld. Ik ben ervan overtuigd dat er bij de gemeenten talloze activiteiten ´rondslingeren´ waarover niet duidelijk is besloten dat alle betrokkenen er ook daadwerkelijk mee ophouden. Vrijwilligers doen dat vaak zichtbaarder. Of andersom: dat er doelen worden nagestreefd waartoe nergens besloten is (de hobby-projectjes, die trouwens soms ook weer ontzettend waardevol zijn voor de gemeenschap…).

    Daar komt bij dat het best lastig is om overheidsplannen en -doelstellingen net zo kritisch te bevragen als burgerinitiatieven, omdat je je er altijd mee vanaf kunt maken met ‘dat het besloten en dus gelegitimeerd is door het gekozen bestuur’. Helaas is ook dat geen voorwaarde voor kwaliteit (en eerlijk gezegd ook niet altijd voor legitimiteit…).

    Ik denk dus inderdaad net als jullie dat de oplossing zit in het denken over een lokale governance-systematiek die beter aansluit bij de leefwereld, en waarbij oude checks en nieuwe balances tegelijk gewogen kunnen worden. Hoe dat precies moet, weet ik natuurlijk ook niet :), maar ik weet wel dat we het nodig hebben. Want alles van waarde is in dit geval niet alleen weerloos, maar ook nog eens ontzettend ingewikkeld…

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.