Van wachtgeldregeling naar burgerschapsverlof

De wachtgeldregelingen voor politieke bestuurders moeten worden vervangen door een politiek burgerschapsverlof, betoogt Mark Bovens. Alle werknemers en ambtenaren moeten het recht krijgen verlof op te nemen om een politiek ambt te vervullen, waarbij zij worden doorbetaald.

De huidige wachtgeldregelingen ondermijnen de legitimiteit van politieke ambten en zijn een bron van ressentiment en rancune. Wie bij Google de termen ‘wachtgeld’ en ‘graaiers’ combineert, krijgt meer dan 20.000 hits. In de afgelopen jaren zijn de wachtgeldregelingen bovendien sterk verschraald waardoor ze voormalige politieke bestuurders nog maar een zeer beperkte inkomenszekerheid bieden.

Toch is het verstandig om voorzieningen te treffen voor burgers die politieke ambten bekleden. De kwaliteit van het openbaar bestuur en van de democratische rechtsstaat staat of valt met de kwaliteit van de politieke bestuurders. Dat geldt al helemaal voor de gemeenten die door de decentralisaties voor de burger de belangrijkste overheid gaan worden. Ons land kent een kleine 1800 politici die onder de bestaande wachtgeldregelingen vallen. De wethouders vormen daarvan de grootste groep - na de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 waren dat er 1481.

Politieke ambten: cruciaal maar onaantrekkelijk

Voor onze samenleving is het van cruciaal belang dat er voldoende goede politieke ambtsdragers zijn. Zonder goede wethouders, gedeputeerden, Kamerleden en ministers is er geen goed functionerend openbaar bestuur. Zonder een goed functionerend openbaar bestuur is er geen solide democratische rechtsstaat en geen vitale economie. Je hoeft maar naar Rusland en Griekenland te kijken om te zien hoe belangrijk het is dat onze politieke bestuurders capabel en niet corrupt zijn.

Tegelijkertijd is het voor capabele en integere burgers in ons land niet aantrekkelijk om een politiek ambt te bekleden. Wie een overstap naar de politiek maakt, daalt per direct in maatschappelijke status en achting. Alleen in bankiers hebben burgers tegenwoordig nog minder vertrouwen (Leenheer & Hulsen 2013). Je moet 24/7 beschikbaar en bereikbaar zijn, en je privéleven is steeds vaker inzet van politieke nieuwsgaring. Een politieke bestuurder krijgt bovendien al snel te maken met haatmails, met verbaal geweld en soms zelfs met fysieke bedreigingen aan huis (Noordegraaf et al 2009).

Ook zijn in de afgelopen decennia de afbreukrisico’s voor politici toegenomen. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 kwamen bijvoorbeeld 631 van de 1353 zittende wethouders niet meer terug, dat is een verloop van meer dan 40%. Daarbovenop sneuvelen er ook nog forse aantallen wethouders tijdens de rit. Tussen 2004 en 2014 zijn per jaar gemiddeld bijna 90 wethouders om politieke redenen tussentijds afgetreden. Vervolgens zijn de maatschappelijke vooruitzichten na het bekleden van een politiek ambt onzeker. Zeer weinig werkgevers zitten te wachten op een oud-politicus (Lont & Visser 2009:12; Ceylan & Lont 2011:11).

Politieke partijen, met name in kleinere gemeenten, hebben dan ook vaak moeite om goede wethouders te vinden. Bovendien zijn ze absoluut geen afspiegeling van de maatschappij meer. Enigszins gechargeerd uitgedrukt: wethouders zijn in toenemende mate vuttende gemeenteambtenaren of leraren die hun pensioen in zicht hebben (Lont & Visser 2009:6; Ceylan en Lont 2011:5). Alleen zij kunnen het zich nog permitteren om politieke bestuurder te worden. Wie een jong gezin, een hypotheek, en een maatschappelijke carrière voor zich heeft, denkt wel drie keer na voor zij haar baan opzegt om wethouder te worden.

De versobering van de wachtgeldregelingen

De huidige politieke koers rondom politieke ambten helpt niet om het vervullen van politieke functies aantrekkelijker te maken. Op de golven van het populisme heeft de Tweede Kamer in de afgelopen jaren de wachtgeldregelingen voor politieke ambtsdragers steeds verder uitgekleed. Politici worden vrijwel geheel gelijk geschakeld met gewone werknemers. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is in 2010 en in 2012 gewijzigd, waarbij de uitkeringsduur sterk is teruggebracht. Wie binnen 2 jaar moet opstappen heeft recht op maximaal 2 jaar wachtgeld; wie langer een politiek ambt vervuld, heeft maximaal 3 jaar en 2 maanden recht op wachtgeld.

Deze versoberingen bevestigen het negatieve frame van politici als ‘zakkenvullers’. Bovendien maken ze het vervullen van politieke ambten tot een ongewis avontuur. Wie de gok neemt om wethouder te worden en tussentijds moet aftreden, loopt gerede kans om na twee jaar in de bijstand terecht te komen.

Daarbij miskennen deze maatregelen de bijzondere rol van politici in ons staatsbestel. Politieke functies zijn geen gewone ‘banen’, en wethouders zijn geen gewone werknemers. Het zijn ambtsdragers die een cruciale rol vervullen in onze democratische rechtsstaat. Politici hebben daarom ook geen ontslagbescherming. Wachtgeld- en terugkeerregelingen bieden een vangnet en een eervolle aftocht en maken het voor politici makkelijker om hun verantwoordelijkheid te nemen en op te stappen.

Levensloopverlof voor de publieke zaak

Hoe kunnen we er voor zorgen dat voldoende capabele mensen bereid blijven om die zware, maar cruciale taak op hun schouders te nemen? En hoe zorgen we ervoor dat we niet meegaan in de negatieve frames van ‘zakkenvullers’ en ‘plucheklevers’? Dat kan door de huidige wachtgeld- en terugkeerregelingen te vervangen door een algemene verlofregeling voor het vervullen van politieke ambten – een soort van levensloopverlof voor de publieke zaak. Zo wordt het voor werknemers en ambtenaren aantrekkelijker om zich een beperkt aantal jaren aan de publieke zaak te kunnen wijden. Dit voorstel bevat twee centrale componenten:

a. Alle werknemers en ambtenaren krijgen het recht om verlof op te nemen om gedurende maximaal twee ambtstermijnen een politiek ambt te vervullen.

b. Gedurende dit verlof worden zij doorbetaald conform hun bestaande primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. De werkgeverslasten worden van rijkswege vergoed gedurende het verlof.

De eerste component komt in feite neer op uitbreiding van de bestaande terugkeerregelingen naar alle werknemers en ambtenaren. De tweede component is nieuw en schoeit de bezoldiging op een andere leest. Wie van het verlof gebruik maakt, behoudt zijn bestaande salaris en arbeidsvoorwaarden. Dat impliceert dat er, net als in de gemeenteraden, provinciale staten en Eerste Kamer, grote verschillen kunnen zijn in de beloning tussen politieke ambtsdragers. Deze kunnen eventueel worden gematigd door een plafond te stellen aan de compensatie en door voor zware politieke functies te voorzien in representatie- en andere vergoedingen om de functie aantrekkelijk te houden voor lagere inkomensgroepen. Beide componenten hangen in dit voorstel sterk samen, maar kunnen eventueel los van elkaar worden ingevoerd.

Deze verlofregeling benadrukt het belang van politiek burgerschap, en maakt het makkelijker om als zij-instromer politicus te worden. De regeling voorkomt ook dat er een eenzijdige en beperkte klasse van beroepspolitici ontstaat. Invoering van een burgerschapsverlof maakt het voor mensen die nog niet een pensioen in zicht hebben of die uit de private sector komen, aantrekkelijk om een tijd hun krachten aan het besturen van een gemeente te wijden zonder te hoeven vrezen voor hun bestaanszekerheid of loopbaan. Wie in de politiek gaat, wordt ook minder afhankelijk van een politieke partij voor het vervolg van de loopbaan. Na ommekomst van een politiek ambt keert men weer terug naar zijn oude baan. Deze regeling vermijdt, ten slotte, ook het negatieve frame van ‘wachtgeld’, van politici die op kosten van de belastingbetaler thuis zitten af te wachten.

De Duitse socioloog Max Weber maakte in zijn beroemde lezing Politik als Beruf het onderscheid tussen zij die van de politiek en zij die voor de politiek leven. Het huidige beleid van het steeds verder afknijpen van wachtgeldregelingen creëert een eenzijdig beeld van een politieke klasse die alleen nog maar van de politiek leeft. Invoering van een burgerschapsverlof zoals hier geschetst, maakt meer ruimte voor burgers die, al is het maar tijdelijk, voor de politiek willen leven. Van hen moet de democratische rechtsstaat het hebben.

Mark Bovens is als hoogleraar Bestuurskunde verbonden aan de Universiteit Utrecht en is daarnaast lid van de WRR.

Zie voor het volledige artikel met daarin een toelichting op de voorgestelde regeling: het Nederlands Juristenblad. 

Referenties
Ceylan, Eylem & Titia Lont (2011). Vangnet of springplank? Loopbaanonderzoek naar wethouders die na de verkiezingen van 2010 zijn gestopt. NHL Thorbecke Academie en P&O Services Groep.

Jorna Leenheer, Martijn Hulsen, Overheidsbestuurders hebben meer vertrouwen in politici dan burgers, Me Judice, 24 april 2013.

Lont, Titia & Frank Vissser (2009). Geraniums of gladiolen? Loopbaanonderzoek naar gestopte wethouders periode oktober 2004 t/m december 2008. P&O Services Groep.

Noordegraaf, M., I. Giesen, M.J. van der Meulen, E. de Kezel, D. van Leeuwen (2009). Geweld tegen gezagsdragers: Preventie en aanpak van geweld tegen politie en politici, Universiteit Utrecht.