Meer controle op eigen leven vermindert maatschappelijk onbehagen

Wie maatschappelijk onbehagen wil tegengaan, moet mensen ook meer grip geven op hun eigen leven, schrijven Will Tiemeijer en Anne-Greet Keizer van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).

Het is een gevleugelde uitspraak geworden. ‘Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht.’ De woorden zijn van Paul Schnabel, oud-directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Hij gaf daarmee uitdrukking aan de opvallende kloof tussen enerzijds het positieve oordeel dat mensen geven over hun eigen leven, en anderzijds het negatieve oordeel dat zij geven over de samenleving als geheel. Het lijkt wel alsof die twee niets met elkaar te maken hebben.

Persoonlijke controle

Nieuw onderzoek van de WRR laat zien dat het anders zit. Tussen beide bestaat wel degelijk een verband. De cruciale variabele is persoonlijke controle. Mensen die geen controle ervaren over hun eigen leven, zijn ook negatiever over de samenleving als geheel. Gevoelens van maatschappelijk onbehagen zijn niet zelden verhulde persoonlijke zorgen. Dat leidt tot een opvallend advies: wie maatschappelijk onbehagen wil tegengaan, moet mensen ook meer grip geven op hun eigen leven.

Wat maatschappelijk onbehagen nu eigenlijk is, blijft meestal vaag, evenals wat de oorzaken ervan zijn

Over het fenomeen van maatschappelijk onbehagen wordt wat afgetobd. Om de zoveel tijd verschijnt het onderwerp op de politieke agenda, meestal nadat verkiezingen weer een ‘opstand der burgers’ gaven te zien. Maar wat maatschappelijk onbehagen nu eigenlijk is, blijft meestal vaag, evenals wat de oorzaken ervan zijn.

In het publieke debat variëren de diagnoses van ‘verval van normen en waarden’, ‘chronische onzekerheid’, ‘de buitenlanders’, ‘Europa’ tot ‘steeds meer ongelijkheid’. Wetenschappers zijn gelukkig wat preciezer, maar ook onder hen is er geen eenduidigheid en verschillen de definities. Eén ding is gelukkig wel duidelijk: het gaat om een evaluatie van de samenleving en niet van de politiek. Het object van onbehagen is de samenleving, waarmee het om wat voor reden dan ook verkeerd gaat.

Ogenschijnlijke paradox

Over de observatie van Schnabel bestaan veel misverstanden. Toen hij er voor het eerst mee kwam, noemden journalisten zijn bevindingen opmerkelijk en vreemd. ‘Er gaapt een wonderlijke kloof tussen de enorme tevredenheid met ons eigen leven en de grote ontevredenheid over de wereld om ons heen’, aldus Trouw-commentator Willem Breedveld.[1] Ook in wetenschappelijke kringen sprak men van een ogenschijnlijke paradox.[2]

Toch, als je even nadenkt, is er niets vreemds aan. De meeste mensen weten heus wel dat wat zij in hun eigen leven meemaken niet representatief hoeft te zijn voor die samenleving als geheel. De meeste mensen zijn geen N = 1 statistici. Daarom laten ze hun eigen particuliere ervaringen buiten beschouwing als hun wordt gevraagd om een oordeel te geven over de samenleving als geheel.[3] Voor dat oordeel gaan zij – het kan ook moeilijk anders – vooral af op het nieuws in de media. Maar zoals bekend, voor de media geldt ‘goed nieuws is geen nieuws’. Dus logisch dat mensen negatiever zijn over de samenleving als geheel dan over het eigen leven.

Het werkelijke raadsel

Nee, het werkelijke raadsel zit elders, namelijk in een verhaal dat de SCP-cijfers óók vertellen, maar dat veel minder aandacht heeft gekregen. En dat is dit: hoewel mensen negatiever zijn over de samenleving als geheel dan over hun eigen leven, bestaat er wel degelijk een verband tussen beide oordelen.

Iedereen die een beetje handig is met cijfers, kan het zelf narekenen. Pak een willekeurig SCP-dataset erbij, selecteer daaruit een handvol vragen met oordelen over het eigen leven (micro-oordelen), een handvol vragen met oordelen over de samenleving als geheel (macro-oordelen), en kijk vervolgens hoe ze samenhangen. Dat hebben wij gedaan. In alle gevallen vonden we een substantiële correlatie, zo rond 0,3 à 0,4.

Om te checken dat het geen specifieke eigenaardigheid van de SCP-cijfers betreft, hebben we hetzelfde gedaan met een dataset uit het European Values Survey. Het resultaat was gelijk: micro- en macro-oordelen bewegen steevast met elkaar mee. En het opvallende: je vindt dat ook bij zaken die inhoudelijk niets met elkaar te maken hebben. Waarom zou er bijvoorbeeld een correlatie bestaan tussen iemands oordeel over zijn eigen gezondheid en zijn tevredenheid met de samenleving als geheel? Of tussen iemands tevredenheid met zijn belangrijkste dagelijkse activiteit en zijn tevredenheid over de Europese politiek? Toch is dat wat we vonden.

Oorzaken van maatschappelijk onbehagen

Hoe kan dat? Er is een logische verklaring voor dit fenomeen, maar dit is een artikel met een heuse cliffhanger: we bewaren die verklaring nog even voor later. Eerst meer aandacht voor ons eigen onderzoek naar de oorzaken van maatschappelijk onbehagen.

Maatschappelijk onbehagen is per definitie een gevoel. En wie gevoelens wil begrijpen, moet kijken naar de psychologie van mensen – naar hun motivaties, hun wensen en doelen in het leven. Welke zijn dat? Voor de meesten van ons toch de bekende dingen: een leuke baan die voldoende inkomen geeft, een prettig huis in een fijne buurt, een goede gezondheid, vrienden, een partner en misschien ook kinderen, plus een zekere gemoedsrust geworteld in de wetenschap dat men dat alles niet zomaar van de ene op de andere dag kan kwijtraken.

De behoefte aan controle is in kracht nauwelijks minder belangrijk dan de behoefte aan sociale verbondenheid

Als mensen dat weten te realiseren, of in ieder geval het gevoel hebben dat die dingen bereikbaar zijn, is dat gunstig voor hun gevoelens van welbevinden. Omgekeerd is het een bron van frustratie en boosheid als mensen het gevoel hebben dat zij niet een reële kans hebben die wensen en doelen te realiseren, dat deze buiten hun macht en mogelijkheden liggen.

Diepgewortelde menselijke behoefte

Deze gedachtegang brengt ons bij een kernconcept uit de psychologie, namelijk iemands sense of control. Dat is het gevoel dat je door eigen handelen gewenste levensuitkomsten kunt bereiken en ongewenste levensuitkomsten kunt voorkomen. Andere woorden voor het concept zijn mastery, regie of grip.

Maar het idee is steeds hetzelfde: je bent niet overgeleverd aan de grillen van het lot, maar hebt zelf de middelen en mogelijkheden om te verwezenlijken wat je wilt. De behoefte aan controle is een diepgewortelde menselijke behoefte, in kracht nauwelijks minder belangrijk dan de behoefte aan sociale verbondenheid.

Mensen die een gebrek aan persoonlijke controle ervaren, zijn ook negatiever in oordeel over de samenleving

Onderzoek laat zien dat persoonlijke controle groot gewicht in de schaal legt voor ons individuele welbevinden. Sterker nog, SCP-onderzoek laat zien dat het gevoel van persoonlijke controle met afstand de belangrijkste voorspeller is van algemene levenstevredenheid en geluk, veel belangrijker dan bijvoorbeeld inkomen of opleiding.[4]

Omgekeerd impliceert dit ook dat gevoelens van machteloosheid een krachtige bron zijn van negatieve gevoelens. Dat blijkt ook keer op keer uit onderzoek. ‘In fact, of all of the beliefs about self and society that might affect distress, belief in control over one’s own life may be the most important’, aldus de sociologen Ross and Sastry.[5] Het effect is zelfs zo sterk dat mensen die chronisch laag scoren op gevoelens van controle letterlijk eerder doodgaan.

Robuust effect

Welnu, gegeven deze bevindingen was onze hypothese deze: als gevoelens van persoonlijke controle inderdaad zo’n groot effect hebben op de gevoelshuishouding, zou een gebrek aan persoonlijke controle ook best eens kunnen leiden tot meer maatschappelijk onbehagen. We hebben immers net gezien dat – anders dan de Schnabel-uitspraak suggereert – oordelen over het eigen leven wel degelijk correleren met oordelen over de samenleving als geheel.

We hebben deze hypothese eind 2021 getest in een survey onder een kleine drieduizend Nederlanders, en dit is inderdaad precies wat we vonden. Mensen die in hun eigen leven een gebrek aan controle ervaren, zijn ook negatiever als wordt gevraagd naar hun oordeel over de samenleving.

Je kunt als wetenschapper wel allerlei conceptuele onderscheidingen maken, maar zo werkt de menselijke geest niet

Het effect is robuust. Het blijft bestaan, ook nadat is gecorrigeerd voor een reeks van factoren, waaronder indicatoren voor een precaire leefsituatie en gevoelens van onzekerheid. Een aanvullend survey-experiment liet bovendien zien dat het ook echt om een causaal verband gaat. In dat experiment werd bij een deel van de respondenten het gevoel van persoonlijke controle ondermijnd, en bij een ander deel juist versterkt. Die manipulatie bleek te leiden tot een negatiever of juist positiever oordeel over de samenleving.

Theoretische verklaring

Opnieuw de vraag: hoe kan dit? Het is moeilijk een inhoudelijke reden te bedenken waarom een gebrek aan controle in het eigen leven zich zou vertalen in een negatiever oordeel over de samenleving als geheel. Conceptueel zijn dat toch echt verschillende dingen. Het is net als met het hierboven geconstateerde verband tussen de eigen gezondheid en de tevredenheid met de samenleving als geheel, en tussen de eigen dagelijkse activiteit en tevredenheid over de Europese politiek. Het vergt op zijn minst een grote intellectuele lenigheid om hierin een logica te ontdekken.

Onze verklaring is daarom een andere en heeft te maken met psychologie. Je kunt als wetenschapper wel allerlei conceptuele onderscheidingen maken, bijvoorbeeld tussen het microniveau van het eigen leven en het macroniveau de samenleving als geheel, maar zo werkt de menselijke geest niet.

Mensen zijn geen statistische onbenullen, maar geneigd tot logisch redeneren

Gevoelens zijn in essentie lichamelijke sensaties en die hebben geen boodschap aan conceptuele grenzen.[6] Dit betekent dat gevoelens wel hun oorzaak kunnen hebben in een bepaalde concrete gebeurtenissen in het eigen leven, maar zij kunnen zich vervolgens in de geest verspreiden en effect uitoefenen op de evaluatie van andere objecten, inclusief het object ‘de samenleving’.[7] Gevoelens zijn als een inktvlek die naar alle kanten kan uitvloeien, en dus ook de conceptuele grens tussen het micro en macroniveau kan oversteken.

Dus mocht zich op enig moment een onderzoeker melden die wil weten of de persoon in kwestie vindt dat het ‘de goede of verkeerde kant op gaat met de samenleving’, dan kan het zomaar gebeuren dat als gevolg van tegenslagen in het eigen leven, mensen ook negatiever oordelen over die samenleving. ‘Met mij gaat het slecht, en met ons dus ook!’

Tegengestelde processen

Kortom, er spelen twee tegengestelde processen. Aan de ene kant zijn mensen geen statistische onbenullen, maar geneigd tot logisch redeneren. Voor hun maatschappelijke oordelen laten zij daarom buiten beschouwing wat ze meemaken in hun eigen leven. Hun evaluatie van de samenleving baseren ze vooral op de berichten in de media, en die focussen doorgaans op wat er verkeerd gaat. Vandaar de afstand in micro- en macro-oordelen die Schnabel constateerde.

Er wordt nogal eens paniekerig gedaan over onbehagen, alsof de democratie niet langer zou functioneren

Maar aan de andere kant zijn mensen ook bewoners van een stoffelijk lichaam waarin gevoelens ontstaan die zich weinig aantrekken van conceptuele grenzen, en die als een inktvlek uitvloeien naar allerhande attitude-objecten. En dat kan dus ook de samenleving zijn. Vandaar de correlatie tussen micro- en macro-oordelen.

Praktische relevantie

Heeft dit alles ook nog enige praktische relevantie? Vooropgesteld, we willen niet meedoen aan alarmisme over maatschappelijk onbehagen. Er wordt nogal eens paniekerig gedaan over dat onbehagen, alsof de democratie niet langer zou functioneren. Die zorgen zijn meestal niet terecht. In principe moet maatschappelijk onbehagen juist worden gezien als een nuttig signaal dat er problemen zijn in de samenleving die aandacht behoeven.

Men zou dat onbehagen kunnen duiden als een vorm van maatschappelijke tegenspraak. Weliswaar een vorm van tegenspraak die nog vaag en weinig gearticuleerd is, maar daarom niet minder waardevol. Verstandige leiders weten dat goed bestuur niet kan zonder tegenspraak.

Het wordt pas een probleem als het onbehagen zozeer cumuleert dat daardoor het probleemoplossend vermogen van de democratie serieus in gevaar komt. Wat in zo’n geval te doen? Als het klopt dat maatschappelijk onbehagen niets te maken heeft met het eigen leven en uitsluitend is gebaseerd op de informatie die de mensen krijgen voorgeschoteld in de media, is het recept helder: beter uitleggen. Enkele jaren geleden bijvoorbeeld deed Peter Hein van Mulligen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een poging om tegenwicht te bieden aan alle sombere verhalen in media en politiek. Hij schreef een boek waarin hij de statistische feiten over ons land op een rijtje zette. De titel van zijn boek: Met ons gaat het nog altijd goed.

Grip op het leven

De receptuur die volgt uit ons onderzoek is een andere. Natuurlijk bestrijden we niet het belang van goede kennis over de samenleving als geheel. Maar onze conclusie is dat wie de oorzaken van het maatschappelijk onbehagen wil aanpakken, óók moet kijken naar wat mensen meemaken in hun eigen leven. Gevoelens van maatschappelijk onbehagen zijn niet zelden verhulde persoonlijke zorgen.

Een sleutelrol in dit alles is weggelegd voor het concept van persoonlijke controle, ofwel grip op het leven. Wie wil zorgen dat mensen positiever oordelen over de samenleving als geheel, moet óók zorgen dat mensen grip hebben op hun eigen leven, zodat zij reële mogelijkheden hebben om hun gedroomde levensprojecten te realiseren en veilig te stellen. Wat dit inzicht concreet betekent voor beleid, zal de WRR bespreken in een rapport dat naar verwachting dit najaar uitkomt.

Will Tiemeijer en Anne-Greet Keizer zijn staflid bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Dit artikel is gebaseerd op de WRR-studie Onzekerheid, maatschappelijk onbehagen en persoonlijke controle. Een conceptuele en empirische analyse. Deze is op 8 mei 2023 verschenen.

 

Extra leestip van de redactie:

Twintig jaar onderzoek naar de boze burger

 

Noten:

[1] Trouw, 27 oktober 2004.

[2] Zie bijvoorbeeld Den Ridder en Van der Meer (2011), ‘Tevredenheid en vertrouwen: samenhang en veranderlijkheid’, blz. 62-86 in P. Dekker en J. den Ridder (2011) Stemming onbestemd, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, pagina 67.

[3] Zie Mutz, D.C. (1998) Impersonal influence: How perceptions of mass collectives affect political attitudes, Cambridge: Cambridge University Press.

[4] SCP (2017) De sociale staat van Nederland 2017, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, pagina 351;  SCP (2019) De sociale staat van Nederland 2019, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, pagina 323.

[5] Ross, C.E. en J. Sastry (1999) ‘The sense of personal control’, blz. 369-394 in Handbook of the sociology of mental health, Boston: Springer, pagina 370

[6] Feldman Barrett, L. (2017) How emotions are made: The secret life of the brain, Londen: Pan Macmillan.

[7] Clore, G.L., A.J. Schiller en A. Shaked (2018) ‘Affect and cognition: Three principles’, Current opinion in behavioral sciences 19: 78-82.

 

Foto: Ales Kladnik (Flickr Creative Commons)