Toekomstbestendig verenigingsleven voor betere leefbaarheid en participatie

Het Fries Sociaal Planbureau heeft onderzoek gedaan naar de toekomstbestendigheid van het verenigingsleven, dat onder druk staat. De onderzoekers komen met denkrichtingen om het verenigingsleven weer beter te laten bijdragen aan het vervullen en vertegenwoordigen van collectieve belangen.

 Na de verkiezingen voor de gemeenteraad wordt er volop gewerkt aan nieuwe plannen en coalities. Daarbij mag het verenigingsleven niet buiten beschouwing blijven. Of het nu gaat om gezelligheid- of sportclubs, om culturele verbanden, wijk- of dorpsverenigingen: hun ledental slinkt. Het aantal actieve vrijwilligers neemt ook af, evenals de frequentie van deelname aan activiteiten[1].

Coronamaatregelen, verlies aan financiële draagkracht en complexe regelgeving maakten het er in de afgelopen jaren niet makkelijker op. Daarom heeft het Fries Sociaal Planbureau onderzoek gedaan naar de toekomstbestendigheid van het verenigingsleven.

Hiervoor hebben we bij een representatief panel uitvraag gedaan onder 6.000 deelnemers, we hebben een vragenlijst afgenomen bij 403 Friese sport-, dorps-, kunst- en cultuurverenigingen en gesproken met betrokken ambtenaren van zes Friese gemeenten. Op basis van deze bevindingen hebben we drie ‘denkrichtingen’ geformuleerd.

1. Krachtenbundeling en intersectoraal optrekken

Veel verenigingen schoten wortel in de tijd van verzuiling, die naast zelfontplooiing ook in het teken stond van gemeenschapsvorming rond persoonlijke levensovertuigingen. De drang naar ideologisch collectivisme is in de 21ste eeuw een stuk minder. In onze eeuw zien we ook veel individualisme, waar een groeiend aantal informele verbanden en commerciële aanbieders van vrijetijdsactiviteiten op inspelen. Klassieke, formele verenigingen concurreren daarom steeds vaker met andere aanbieders.

Een mogelijke collectieve samenwerking tussen deze verschillende partijen zorgt niet alleen voor een sterkere positie van de formele verenigingen, maar draagt ook bij aan het lerend vermogen van de samenwerkingspartners. Ze kunnen kennis uitwisselen, gezamenlijk uitdagingen aanpakken of zelfs uitbreiden tot een zogenaamde omnivereniging.

Wij concluderen dat hiervoor een intersectorale blik nodig is, gericht op de overstijgende behoeften en hulpvragen van verenigingen. Gemeenten, provincies en/of ondersteuningsinstellingen kunnen hier optreden als aanjagers. In Friesland zijn deze vormen van samenwerking mogelijk een antwoord op de zorgen die de verenigingen hebben over hun eigen toekomst.

2. Sociale wensen van leden beantwoorden

Net als veel andere perifere regio’s in Nederland heeft Friesland ook te maken met ontgroening, vergrijzing en krimp onder de bevolking[2]. Op dit moment zijn de meeste leden 18 jaar of jonger of vallen zij in de leeftijdscategorie 55 tot en met 80 jaar[3]. Belangrijke motivaties die ze uit hun lidmaatschap halen, zijn sociale contacten, ontspanning en gezelligheid. Maar er is ook een groeiende vraag naar flexibiliteit en informaliteit.

Sommige verenigingen geven nu al vorm aan die veranderende behoeften. Ze pakken hun klassieke kerntaken van het verlenen van sociale diensten (sociale privatisering)[4] op en zorgen voor diverse vrijblijvende activiteiten die ontmoeting op lokaal niveau faciliteren. In de gesprekken met Friese gemeenteambtenaren werd het belang van verenigingen en hun activiteiten voor de sociale cohesie en lokale leefbaarheid ook extra benadrukt.

3. Verenigingen als spreekbuis van burgers

Het woord ‘participeren’ zal in vele coalitie- en raadsakkoorden weerklinken. Dit sluit aan bij de dominante visie van de participatiesamenleving met de bijbehorende aanname dat inwoners zich in die participatiesamenleving het beste collectief kunnen verenigen als zij op willen komen voor hun eigen belangen en voor die uit hun omgeving[5].

In het verleden hebben verenigingen aangetoond dat zij er goed in slagen snel op nieuwe behoeften en sociale kwesties in te spelen4. Ook kunnen zij een individueel gerichte aanpak formuleren, die past bij de lokale situatie[6]. De aanname hier is dat de verenigingen vanwege hun collectieve kracht beter de lokale behoeften en sociale kwesties kunnen ontdekken en aangrijpen[7]. Verenigingen zijn dus niet alleen verleners van een dienst, maar hebben ook een belangrijke, maatschappelijke rol waar leden baat bij hebben.

In Friesland wil 52 procent van de verenigingen graag meedenken, -praten en -beslissen over gemeentelijk beleid. De relatie moet overigens wel wederkerig zijn volgens de Friese verenigingen. Zij vroegen vooral om ondersteuning rondom verenigingsbeleid, wetgeving en financiën. Een bredere samenwerking tussen de gemeente, verenigingen, maatschappelijke organisaties en de provinciale ondersteuningsinstellingen zou volgens ons ook kunnen leiden tot meer stabiliteit en structurele investeringen

Handvatten voor verenigingen, professionals en gemeenten

Wij concluderen dat deze drie denkrichtingen verenigingen, professionals en gemeentebestuurders handvatten kunnen geven om door middel van samenwerking te komen tot een weerbaar verenigingsleven, dat bijdraagt aan het vervullen en vertegenwoordigen van collectieve belangen. Dat geldt in het bijzonder in gemeenten waar leefbaarheid hoog op de agenda staat. Het verenigingsleven kan namelijk de verbindende werking hebben die vaak wordt gemist door de inwoners en waar gemeenten lastig grip op hebben.

Jesse David Marinus is onderzoeker bij het Fries Sociaal Planbureau, Kirsten Commijs is stagiaire. Marijn Molema is programmaleider, en bijzonder hoogleraar Regionale Vitaliteit & Dynamiek aan de RuG. Het volledige onderzoeksrapport is hier te lezen. 

 

Noten:

[1] Centraal Bureau voor de Statistiek (2020). Sociale contacten en participatie [Dataset].

[2] Steenbekkers, A., Vermeij, L., & Houwelingen, P. van (2017). Dorpsleven tussen stad en land: slotpublicatie sociale staat van het platteland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).

[3] Hendricks, J., & Cutler, S. J. (2001). The effects of membership in church-related associations and labor unions on age differences in voluntary association affiliations. The Gerontologist, 41(2), 250-256.

[4] Dekker, P. (2017). Vrijwilligerswerk verkend. Geron, 19(4), 6–10.

[5] Postma, D. (2020, maart). Beleid maken met burgers. FSP.

[6] Van Houten, J., Gesthuizen, M., & Wolbers, M. H. (2012). Statusverwerving en de rol van verenigingslidmaatschap als nieuwe compenserende strategie. Mens en maatschappij, 87(2), 125-149.

[7] Europese Commissie. (1997, November). Mededeling van de commissie over de versterking van de rol van verenigingen en stichtingen in Europa (CT-08-97-501-NL-C). Publications Office of the EU.

 

Foto: jbdodane (Flickr Creative Commons)