Laat participatiesamenleving Eros omarmen

De tijd is rijp voor de herontdekking van Eros als belangrijkste bron van betekenisvolle maatschappelijke ontwikkeling. Ringo Ossewaarde ziet de erotische kunst van het liefhebben, en niet de georganiseerde solidariteitshuishouding, als de kern van een sociaal bestaan in de participatiesamenleving.

De opbouw en uitbouw van de naoorlogse verzorgingsstaat in West-Europa werd mogelijk gemaakt door specifieke, nogal vijandige en afstandelijke verbanden. Haar sociale grondslag ontwikkelde zich na de Eerste Wereldoorlog - de eerste totale oorlog - , in een specifiek historische context van bruut kapitalisme, revoluties, burgeroorlogen, crises en andere beangstigende rampspoed. Gevestigde partijen eisten dat de overheid een leidende rol op zich zou nemen om een meer egalitaire, minder vijandige samenleving te organiseren - een 'verzorgingsmaatschappij', zoals Piet Thoenes het noemde. Sinds 1981 geven neoliberale hervormingen uiting aan breuklijnen in de naoorlogse organisatie van de solidariteit. In de afgelopen twee decennia eiste men, mede onder druk van tal van onheilspellende globaliseringsprocessen, dat de overheid een leidende rol op zich zou nemen in het ombouwen van de verzorgingsmaatschappij in een in-egalitaire 'participatiesamenleving'. Zoals de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling het heeft benadrukt is een dergelijk soort postmoderne samenleving een maatschappij waarin niet zozeer gerationaliseerde solidariteit, doch een ongeorganiseerde diversiteit wordt omarmd.

In de participatiesamenleving dienen de lusten als bron van innovatie

De sociale grondslag waarop de participatiesamenleving berust, is nog volop in ontwikkeling. Maar zeker is dat deze anders is dan die van de naoorlogse verzorgingsstaat en van de neoliberale hervormingsprogramma’s. Het omarmen van ongeorganiseerde diversiteit betekent in de allereerste plaats een breuk met dat moderne rationele denken en organiseren dat afkomstig is uit de negentiende eeuw (positivisme en utilisme). Een dergelijke instrumentele rationaliteit is gericht op organisatie, en kan ongeorganiseerde diversiteit, zoals de verschillen tussen man en vrouw, en oud en jong, nimmer omarmen. In haar beheersingslust verdraagt zij het ongeorganiseerde, het onvoorspelbare, het ongrijpbare, het mysterieuze (en daarmee ook de liefde) niet, temeer omdat in een moderne context van vijandige verhoudingen diversiteit steeds gewelddadiger dreigt te worden. In een vijandige context, met voortdurende dreiging van bloedbaden, is repressie van de lusten en kille relaties de prijs van het samenleven.

De sociale grondslag van de participatiesamenleving ontwikkelt zich daarentegen vanuit een bevrijdingsmotief. Het breken met de repressieve kaders van rationalisering betekent dat de lusten nu niet zozeer als bron van geweld, maar als bron van culturele scheppingskracht, van werkelijke innovatie, kunnen gaan dienen. Kortom, de participatiesamenleving biedt mogelijkheden voor de herontdekking van Eros, als belangrijkste bron van betekenisvolle maatschappelijke ontwikkeling, in de vorm van erotisering van sociale verbanden.

In de verzorgingsstaat zag men herverdeling als centraal probleem

Karl Mannheim stelde terecht vast dat 'de economie het raamwerk verschaft, maar het erotische probleem, zoals het ascetisme aantoont, is het meest centrale van de mensheid'. Het verval van ons beeld van de erotische liefde zou, zo suggereert Mannheim, een grotere catastrofe zijn dan de ineenstorting van onze economische en politieke systemen. Het zou het einde van zorg en welzijn zijn, van de wijze waarop Europeanen voelen en leven.

Na de verplettering van zorg en welzijn van de mysterieuze ander in de vijandigheid van de totale oorlog was het ongetwijfeld niet eenvoudig om zicht te houden op het 'erotische probleem'. In de klassieke verzorgingsstaat werden de mechanismen van herverdeling (het rondpompen van gelden in een georganiseerd economisch raamwerk), en niet Eros, voorgesteld als het meest centrale probleem van de vijandige verhoudingen. Zie hier de misvatting van de verzorgingsstaat: ze heeft, vanuit haar eigen instrumentele of economische afweging, het centrale probleem van de natie, of mensheid - het probleem van de lusten - verkeerd geduid. De naoorlogse verzorgingsmaatschappij is georganiseerd om de boosaardige emoties ((klassen)haat, jaloezie, ressentiment, et cetera), die vijandige verhoudingen aanvuurden, te temmen langs economische, onerotische wegen. Maar via dergelijke paden kan zich geen culturele scheppingskracht ontwikkelen.

Extatische opwinding mobiliseren uit begeerten

De participatiesamenleving biedt mogelijkheden om aan deze op repressie gerichte organisatie van de lusten te ontsnappen en uitdrukking te geven aan 'een nieuwe rationaliteit', te weten, een op bevrijding van Eros gerichte erotische rationaliteit. Eros is de mythologische, poëtische bron van erotisch verlangen, geestdrift en levenszin. Eros zorgt voor bezieling, creativiteit en het loskomen van het alledaagse, van het bekende, van het huishoudelijke. Erotische rationaliteit is anti-instrumenteel. Bij dit type rationaliteit komt het er niet op aan om de chaos van fragmenten te vangen in compartimenten. Integendeel, Eros is lichtzinnig, sensueel en speels; ze stuurt alles energiek in de war.

Bij erotische rationaliteit gaat het erom dat de extatische opwinding uit begeerten wordt gemobiliseerd, om deze vervolgens te transmuteren in erotische vervoering en sensuele omgang. Een dergelijke transmutatie van de lusten en impulsen in een erotisch bewustzijn maakt het mogelijk om los te komen uit het huidige, en fundamenteel te vernieuwen vanuit de erotische verbeelding van rijkdommen der schoonheid in de ander, in de mysterieuze aantrekkingskracht van het andere. Erotische rationaliteit, zo beklemtoonde Plato al, komt voort uit het demonische verlangen naar in extase brengende schoonheid, naar de ultieme, eeuwige schoonheid van het ultieme andere van het alledaagse en huishoudelijke, het goddelijke. Alle werkelijke innovatie en culturele revitalisering is kunst; en alle werkelijke kunst, zoals Gustav Klimt zei, is erotisch, is constante variatie, is begeerte naar de ander en de vervoerende vreemdheid van het andere.

Het erotische probleem aanvaarden als de kern van zorg en welzijn

Halverwege de jaren vijftig, nog voor de (overigens buitengewoon onerotische, op egalitaire verhoudingen gerichte) seksuele revolutie van de jaren zestig, gaf Herbert Marcuse aan dat er politieke strijd nodig is, om het 'erotische probleem' als het meest centrale van de mensheid erkend te krijgen als uitgangspunt van maatschappelijke ontwikkeling. 'Het gevecht voor leven, het gevecht voor Eros', zo schrijft Marcuse, is 'het politieke gevecht.' Keynesiaanse liberalen hadden het politieke gevecht gewonnen in de jaren twintig en dertig; Hayekiaanse neoliberalen wonnen het politieke gevecht vijftig jaar later. In beide gevechten om de organisatie van het economisch raamwerk sneuvelt Eros in repressie van de lusten en voyeurisme. Zowel in de Keynesiaanse opbouw en uitbouw als in de noodlottige hervorming van de verzorgingsstaat wordt een onerotische seksualiteit geïnstitutionaliseerd en gerationaliseerd.

Het 'gevecht voor Eros' begint dan ook met een hernieuwde omgang met de lusten. De lusten niet zozeer temmen in zelfdwang, maar cultiveren, via de erotiek - de poëzie van het eigen lichaam en dat van de ander. Als het erotische probleem wordt aanvaard als 'het meest centrale van de mensheid' en de kern van zorg en welzijn, met de extatische opwinding uit begeerten als ultieme bron van scheppingskracht, dan begint socialisatie met het erotiseren van de lusten, in een intieme verbondenheid met verbeeldende schoonheid.

Wanneer ‘het erotische probleem’ één wordt met het sociale bestaan

Ik zie de participatiesamenleving als een mogelijkheid om opnieuw het 'gevecht voor Eros' aan te gaan. Juist vanuit haar gelofte van ongeorganiseerde diversiteit ontstaat een dialectische mogelijkheid om het 'erotische probleem' als uitgangspunt van maatschappelijke ontwikkeling te vestigen, waarbij naam en gezicht, intimiteit, lichamelijkheid en schoonheid worden toegekend aan de ander en het exotische andere. Als Eros haar rechtmatige plaats terugkrijgt in het cultiveren van relaties, dan kan er een sociale situatie ontstaan waarin de ander - de niet te generaliseren ander - wordt gezocht en aangesproken als de belichaming van verfrissende schoonheid. In de ongeorganiseerde diversiteit van het liefdesspel verwordt de ander dan niet langer tot object (van de (getemde) lusten) maar wordt, in het intieme contact tussen minnaars, het verschil van de ander bekrachtigd en omarmd. De ander verwordt dan tot een spoor dat begeerten opwekt, om bestaande grenzen van het alledaagse te buiten te gaan.

De ongeorganiseerde diversiteit van de participatiesamenleving impliceert dat de samenleving in solidariteitsrelaties wordt doordacht, waarbij 'het erotische probleem' nu eens niet terzijde wordt geschoven, maar één wordt met een sociaal bestaan. Ongeorganiseerde diversiteit, de erotische omarming van verschillen, kan niet zonder de poëtische verbeeldingskracht en spanningsvolle verandering die Eros aanwakkert. Wat mij betreft is de erotische kunst van het liefhebben, en niet de georganiseerde solidariteitshuishouding, de kern van een sociaal bestaan in de participatiesamenleving. Het uitgangspunt van de participatiesamenleving is de erotische rationalisering van sociale verbanden, waarbij de erotische vervoering relaties met de ander, met de wereld, intiem maakt, als een verhouding tussen minnaars. Laat daarom de participatiesamenleving een erotisch offensief inluiden, opdat zorg en welzijn zich kunnen ontwikkelen tot de liefdesrituelen van een geërotiseerde verzorgingsstaat.

Ringo Ossewaarde is als socioloog verbonden aan de Universiteit Twente. Deze tekst is een ingekorte versie van het eerder in Sociologie Magazine verschenen artikel ‘Eros en de verzorgingsstaat’, nr. 3-2014.

 

Literatuur:

- Herbert Marcuse (1969). Eros and Civilization: A Philosophical Inquiry into Freud. London: Sphere Books.
- David Kettler & Volker Meja (1995). Karl Mannheim and the Crisis of Liberalism: The Secret of These New Times. London: Transaction Publishers.