In de studie Hulp geboden onderzocht het Sociaal en Cultureel Planbureau wat mensen voor elkaar willen doen en hoeveel meer er mogelijk is. Overigens zijn er al veel mensen actief op het terrein van de informele hulp. Zo zijn er naar schatting 3,5 miljoen mantelzorgers, van wie 1,1 miljoen langdurig en intensief helpen, en naar schatting tussen 450.000 en 1,5 miljoen vrijwilligers in zorg en welzijn in Nederland. Om aan de toenemende vraag te voldoen, is het zaak deze mensen te behouden en daarnaast nieuwe mensen bij de informele hulp te betrekken.
Hulp aan familie: verdunnen van de zorg
Hulp aan familie is iets vanzelfsprekends. Dat blijkt uit groepsgesprekken met onder meer mantelzorgers, vrijwilligers op het terrein van zorg en welzijn en mensen die geen informele hulp bieden. Dit betekent niet dat iedereen dan ook altijd helpt. Zo kan er sprake zijn van een slechte relatie met de hulpvrager of men kan het vervelend vinden om bijvoorbeeld ouders persoonlijke verzorging te geven. Daarnaast spelen praktische bezwaren, zoals tijdgebrek, lange reisafstanden, een gering inkomen (reiskosten ) of een gebrek aan kennis of vaardigheden. Verder kan het feit dat anderen al mantelzorg verlenen betekenen dat niet iedereen in een familie helpt. Veel mantelzorgers binnen een familie geven de hulp alleen en kunnen overbelast raken. Hier is het vaak zaak om de hulp te delen met anderen. Mantelzorgers vinden het echter moeilijk om te (h)erkennen dat ze hulp nodig hebben en vervolgens ook om hulp te vragen. Ze zijn daarom bij de gemeente en bij ondersteunende instellingen vaak niet bekend.
Het potentieel aan familie-zorgers kan worden vergroot door meer mensen bij de zorg te betrekken (de zorg te verdunnen). Thuiszorgmedewerkers of netwerkcoaches (dit zijn soms vrijwilligers) kunnen mantelzorgers helpen om anderen te vragen ook hun steentje bij te dragen. Ook zaken als goede verlofregelingen, begrip van de werkgever, een onkostenvergoeding of een cursus (hoe om te gaan met dementie of tiltechnieken) zijn belangrijke voorwaarden om informele hulp te kunnen geven zonder overbelast te raken.
Burenhulp: vooral incidenteel
Mensen willen buren vooral incidenteel en met praktische zaken helpen (‘Boodschappen doen is iets afstandelijks. Dat scheelt denk ik ook, of je heel erg in iemands leven gezogen wordt.’). Ook kunnen zij een signalerende functie hebben. Een belangrijke voorwaarde voor burenhulp is wel dat mensen elkaar kennen en aardig vinden. Vaak weten mensen niet dat anderen hulp nodig hebben en als zij het wel weten, vinden ze het moeilijk om hulp aan te bieden; je wilt je vaak toch niet opdringen. Om burenhulp te vergroten moeten mensen zich vooral meer bewust worden van de hulpbehoefte bij anderen. Sociale wijkteams of wijkverpleegkundigen kunnen helpen om vraag en aanbod in een wijk te matchen. Ook de sociale media kunnen een rol spelen: denk aan een Faceboekgroep van de straat waar mensen kleine hulpvragen kunnen ventileren.
Vrijwilligers: vinden en binden
Vrijwilligers in zorg en welzijn bieden bijvoorbeeld gezelschap, begeleiding en emotionele steun. Ze richten zich vooral op de kwaliteit van leven van cliënten. De meeste vrijwilligers die wij spraken willen niet meer uren helpen. Wil dit type informele zorg groeien, dan moeten vooral nieuwe vrijwilligers worden geworven. Op dit moment lukt dat nog, maar de organisaties die wij spraken wijzen erop dat dit voldoende aanbod ook kan samenhangen met de relatief hoge werkloosheid. Wel is het soms lastig om vrijwilligers te werven voor moeilijke groepen.
Mensen persoonlijk vragen lijkt in het algemeen het best te werken. Vooral mensen in een overgangsfase in hun leven, zoals mensen die verhuizen of met pensioen gaan, zijn mogelijk te verleiden. Men kan ook denken aan vrijwilligers met een ggz-verleden, die bijvoorbeeld een maatje kunnen zijn voor iemand met een ggz-probleem. Geleide vrijwilligers, zoals mensen die in ruil voor een uitkering vrijwilligerswerk verrichten, kunnen eveneens een bijdrage leveren, mits goed gemotiveerd en stevig begeleid. Daarnaast kan het helpen om meer bekendheid te geven aan vrijwilligerswerk in de zorg, vooral onder jongeren. Het is echter niet alleen belangrijk om nieuwe vrijwilligers te vinden, maar ook om bestaande te behouden. Hiervoor zijn waardering en een goede match tussen vrijwilliger en cliënt van groot belang, maar ook praktische ondersteuning zoals super- en intervisie, een cursus of een verzekering.
Grenzen aan wat informeel kan
Deze studie maakt duidelijk dat het sociale netwerk niet zonder meer de taken van beroepskrachten kan overnemen. Vrijwilligers of buren houden zich bezig met taken als gezelschap bieden of hand- en spandiensten verrichten, en ze kunnen een signalerende functie hebben. Als het bijvoorbeeld om structurele hulp of om hulp bij het huishouden gaat, dan is de bereidheid om te helpen geringer: mensen willen best een keer een boodschap of een afwasje doen, maar niet elkaars huishouden op orde houden.
De mensen die wij spraken hebben het idee dat de overheid steeds meer van de burgers verwacht. Zij vrezen dat de druk om voor elkaar te zorgen toeneemt en dat men meer afhankelijk wordt van de hulp van het eigen netwerk. Voldoende professionele hulp ondersteuning blijft belangrijk. Dit geldt niet alleen voor de hulpbehoevenden, maar ook voor de informele helpers: zij geven nadrukkelijk aan dat waardering, en ondersteuning belangrijke voorwaarden zijn om hulp te blijven geven. Beroepskrachten in de thuiszorg moeten voldoende zijn toegerust om met informele helpers samen te werken en hen zo nodig te ondersteunen.
Meer voor elkaar zorgen heeft mooie kanten, maar ook risico’s: wie signaleert het als de informele hulp het niet meer aankan en de zorg ontspoort? Hoe voorkom je dat hulpvragers tussen wal en schip raken omdat zij een klein netwerk hebben?
Gemeenten dienen, samen met allerlei organisaties op het terrein van (informele) zorg, een afweging te maken hoeveel nadruk zij willen leggen op de informele zorg en hoe ze deze helpers zo goed mogelijk kunnen ondersteunen.