De zorg voor kinderen en ouderen kent meer paralellen dan we denken

Het onderscheid dat in beleid en onderzoek tussen de zorg voor kinderen en zorg voor oude ouders wordt gemaakt doet geen recht aan de parallellen tussen deze activiteiten. Door ze in gezamenlijkheid te beschouwen, komen nieuwe inzichten naar voren waar beleidsmakers lessen uit kunnen trekken.

In Nederland zorgen 4,6 miljoen mensen voor hun thuiswonende kinderen (0-18 jaar) en geven 1,9 miljoen mensen (vaak langdurig) mantelzorg aan hun (schoon)ouders. In beide gevallen helpen, begeleiden en verzorgen mensen anderen die heel dicht bij hen staan. Toch zien beleid én onderzoek beide vormen van zorg meestal als losse domeinen. De zorg voor kinderen wordt bijvoorbeeld doorgaans vanuit een investeringsperspectief benaderd (‘kinderen zijn de toekomst’) terwijl bij mantelzorg een systeembenadering domineert die het verminderen van kosten en de druk op de professionele zorgverlening benadrukt.

Doordat ze zelden in samenhang worden beschouwd, wordt er niet van de verschillen en overeenkomsten geleerd. We zetten de twee vormen van zorg daarom tegen elkaar af en treken hier drie lessen uit. We sluiten af met een pleidooi voor een brede blik op zorg.

Zowel mantelzorg als zorg voor kinderen veroorzaken ‘dubbele’ emoties

Het woordje ‘zorg’ in ‘mantelzorg’ roept associaties op met gezondheidsproblemen, terwijl het bij kinderen doet denken aan zorgzaamheid. Onderzoek naar de daadwerkelijke ervaringen van ouders en mantelzorgers laat echter een genuanceerder beeld zien. Het ouderschap heeft veel mooie én moeilijke kanten. En ouders ervaren niet alleen veel positieve, maar ook veel negatieve emoties als zij bij hun kinderen zijn. Een uitstapje is vaak leuk én stressvol en kinderen brengen geluk, maar ook veel (financiële en emotionele) zorgen en tijdsdruk met zich mee.

Deze ‘dubbele’ emoties zien we ook terug bij mantelzorg. De gezondheid van je ouders achteruit zien gaan, leidt tot gevoelens van onmacht, maar het is ook verrijkend iets terug te kunnen doen. De balans bij mantelzorgers slaat wel vaker negatief uit. Dat is onder andere te verklaren doordat het krijgen van kinderen meestal een keuze is, terwijl mantelzorg het gevolg is van een (vaak langzaam) verslechterende gezondheid van ouders waar je langzaamaan in rolt (de zogenaamde ‘mantelval’). En de intensiteit van de zorg voor jonge kinderen neemt over het algemeen door de tijd af, terwijl de toekomst bij het geven van mantelzorg onzekerder is en nogal eens intensiveert. De gevoelens die bij mantelzorg en zorg voor kinderen komen kijken zijn nooit gezamenlijk onderzocht. Dit is jammer, want dit zou nieuwe inzichten kunnen geven in zingeving én belasting die zorggevers ervaren.

Les: Het zorgelijke beeld van mantelzorg en het rooskleurige beeld van de zorg voor kinderen, doen beide geen recht aan de realiteit. Als we beter willen begrijpen wat zorgen voor naasten betekent en met mensen doet, is informatie nodig over de mooie én moeilijke kanten van zorgen. Zonder hiervan rekenschap te geven, is het voor de overheid lastig zorgbeleid te ontwikkelen dat aansluit bij de leefwereld van mensen.

Investeer eerder in mantelzorg – zoals nu bij de zorg voor kinderen

De overheid legt de verantwoordelijkheid voor langdurige hulp voor ouderen in eerste instantie bij burgers. Pas als het sociale netwerk onvoldoende hulp kan bieden of er sprake is van (dreigende) overbelasting kan een beroep op formele zorg worden gedaan. Ook bij de zorg voor kinderen ligt de primaire verantwoordelijkheid bij ouders. Maar hier zie je dat de overheid niet afwacht tot zij de opvoeding niet aan kunnen. Vanaf het moment dat de kraamzorg aanbelt, worden verschillende voorzieningen ingezet die ouders ondersteunen en gericht zijn op het vroegtijdig signaleren van problemen. Denk aan de ondersteuning van het consultatiebureau, kinderopvang en school.

Dit werpt de vraag op waarom de ondersteuning voor mantelzorgers zich niet ook meer op het begin van een mantelzorgperiode concentreert. Mantelzorg geven is net als opvoeden iets dat nogal eens om specifieke kennis en vaardigheden vraagt, terwijl nu wordt aangenomen dat iedereen gewoon kan mantelzorgen. Juist als de mantelzorglast nog behapbaar is, hebben mensen vermoedelijk de ruimte om te leren en een ritme te vinden dat bij hun past en zal informatie en advies in vruchtbare aarde vallen.

Les: We zijn niet bekend met onderzoek naar de effectiviteit van preventieve mantelzorgondersteuning (maar zouden dergelijk onderzoek graag zien). We verwachten dat het bij mantelzorg – net als bij de zorg voor kinderen - waardevol is om vroeg in het zorgtraject mantelzorgers (en indirect de hulpbehoevenden) zo goed mogelijk te faciliteren. Mantelzorgers zeggen bijvoorbeeld dat zij zich door de ondersteuning van gemeenten minder belast voelen, de zorg of hulp beter kunnen verdelen en opname (van de persoon voor wie zij zorgen) naar een zorginstelling uitstellen. Om dit soort potentiële baten echt zichtbaar te maken is wel een substantiële bijsturing van (lokaal) beleid van mantelzorgondersteuning nodig, omdat voorzieningen zoals respijtzorg steeds vaker worden ingezet als de mantelzorger al ernstig belast is.

Zorgvriendelijke arbeidsorganisaties, zowel voor ouders als mantelzorgers

Omdat veel ouders van jonge kinderen en mantelzorgers werken, geldt dat werkomstandigheden voor een belangrijk deel bepalen hoe makkelijk of moeilijk het is om tijd voor zorgtaken vrij te maken. In De werkende duizendpoot laten we zien dat dit eenvoudiger is als werkenden meer zeggenschap over hun werk hebben en op de werkvloer emotionele en praktische steun krijgen.

In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, ligt de oplossing voor knellende verantwoordelijkheden niet persé in het terugbrengen van de werkuren of verlof. Dit helpt, maar het is vooral de dagelijkse ‘plooibaarheid’ van werk die ertoe doet. Kan je makkelijk weg als je ouder onverwachts naar het ziekenhuis moet? Wordt het als vanzelfsprekend gezien als je om verlof vraagt als er thuis iets speelt? Voor beide vormen van zorg geldt dat het de directe leidinggevenden en collega’s zijn die er het meeste toe doen. Dat kan het voor beleidsmakers moeilijk maken om de situatie van zorgende werkenden te verbeteren.

Les: Als we willen dat mensen in de toekomst kunnen werken en zorgen, dan zijn zorgvriendelijke arbeidsorganisaties nodig, waarin leidinggevenden weten wat er speelt bij ouders en mantelzorgers en samen bespreken waar behoefte aan is. Omdat de behoeften van werkende ouders en mantelzorgers en datgene dat hen helpt grotendeels overeen komen, kunnen twee vliegen in een klap worden geslagen. Werkgevers zouden deze handschoen samen met werkenden op moeten pakken. Uit zorg voor hun medewerkers, maar ook omdat aantrekkelijk, combineerbaar werk dé manier kan zijn om personeelstekorten op te lossen.

Zorg voor ouders en kinderen kunnen we meer met elkaar verbinden

Waarom wordt de zorg voor ouderen en kinderen zo verschillend benaderd, terwijl er zo veel parallellen zijn? De eerste vorm van zorg lijkt vaak als een maatschappelijk vraagstuk te worden gezien; mensen moeten voor hun naasten zorgen als we willen dat in de vergrijzende samenleving mensen verzorgd worden en voorzieningen betaalbaar blijven. De tweede vorm wordt meer als een privékwestie gezien. Ouders die het lastig vinden hun werk te combineren met de zorg voor hun kinderen vinden vooral dat ze zelf beter moeten plannen. Maar beide vormen van zorg zijn zowel persoonlijk als maatschappelijk relevant en bepaald. En ze zouden ook zo benaderd moeten worden.

Dat kan door de zorg voor kinderen niet te vergeten in maatschappelijke discussies over ‘zorg’. En door meer oog te hebben voor de persoonlijke betekenis van mantelzorg en de behoeften die hieruit volgen. Door beide domeinen met elkaar te verbinden en vanuit meerdere invalshoeken te benaderen kunnen nieuwe (beleids-)initiatieven ontplooid worden die recht doen aan de waarde die deze activiteiten voor burgers én de samenleving hebben. Te meer omdat de vergrijzing waarschijnlijk betekent dat voor een groeiende groep mantelzorg en de zorg voor kinderen langdurig samenvalt.

Een eerste stap zou kunnen zijn om na te denken over manieren waarop het gebruik van verlof vanzelfsprekender kan worden gemaakt.

Anne Roeters en Alice de Boer zijn onderzoekers bij het SCP. Alice de Boer is daarnaast bijzonder hoogleraar  bij de Vrije Universiteit op het terrein van informele zorg en mantelzorg.