Waarom doen gemeenten niet meer met zorgzame buurten?

Steeds weer hapert het in gemeenten tussen beleid en uitvoering bij zorgzame buurten. Bestuurskundigen Duco Bannink en Hans Bosselaar concluderen dat een zorgzaam, mensgericht, integraal beleid waarschijnlijk te moeilijk is.

Zorgzame buurten trotseren het systeem, zo kwam dit jaar naar voren in de bundel Zorgzame buurten. Inspirerende initiatieven die het systeem trotseren van Movisie, Vilans, Marcel Canoy en Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Dat is heel mooi, maar echt van de grond komen die buurten niet. Als we het zo belangrijk vinden, waarom maken dan niet veel meer gemeenten hier werk van? Zit het systeem in de weg? Zijn er interne, gemeentelijke belemmeringen?

Wij denken dat er inderdaad belemmeringen zijn. We doen al jaren onderzoek naar een meer mensgericht, integraal beleid, en we constateren keer op keer dat de bedoelingen goed zijn, maar dat de uitwerking hapert. Beleidsmakers in de gemeente, gemeentelijke managers en politici en uitvoeringsorganisaties willen wel, dat is het probleem niet. Maar dat haperen is geen ongelukje, het is systematisch. We denken dat de belemmeringen ergens anders zitten: een zorgzaam, mensgericht, integraal beleid is moeilijk, waarschijnlijk te moeilijk. We kunnen niet van beleidsmakers, managers en professionals verwachten dat ze boven zichzelf uitstijgen en op een andere manier gaan werken. Dit is juist de centrale uitdaging!

Anders kijken

In beleid en ook in de bijbehorende uitvoering zit een omgrenzing van de aspecten van een mens naar wie we kijken en een daaraan verbonden idee van wat er met diezelfde mens moet gebeuren. Simpel gezegd: de psycholoog kijkt anders naar een patiënt dan de maag-darm-dokter. Als je als patiënt met buikpijn bij de psycholoog komt, dan vraagt de psycholoog zich af: zou deze persoon stress hebben? Als je met dezelfde buikpijn bij de maag-darm-dokter komt, dan vraagt die zich af: zou deze persoon te veel maagzuur hebben?

Probeer het perspectief van het andere domein te begrijpen en te waarderen

Nu zijn er twee samenhangende governance-problemen. (Wij zijn bestuurskundigen, wij vragen ons af: zou er iets aan de hand zijn met de governance?) Het ene is gelegen in de patiënt, het andere in de professional.

Soms heb je een gelukje. Als de patiënt wel stress en geen teveel aan maagzuur blijkt te hebben, dan weet de psycholoog wat-ie moet doen. Als de patiënt wel te veel maagzuur en geen stress blijkt te hebben, dan weet de maag-darm-dokter wat te doen. Soms heb je helaas geen gelukje, maar een governance-probleem.

Als het geen van beide is, dan moet de patiënt ergens anders zijn. Maar waar? Als het allebei is, dan moeten de psycholoog en de maag-darm-dokter hun aanpakken integreren. Maar hoe? De psycholoog en de maag-darm-dokter hebben vanuit hun eigen kijk op de patiënt op beide vragen geen antwoord.

Multiproblematiek

Hoe komt dat nou? Nu komen we bij de professional. Bij patiënten met multiproblematiek is het voor de professional moeilijk om een aanpak te formuleren. Dat komt omdat je niet licht moet opvatten wat een professional eigenlijk is. De psycholoog heeft tien jaar scholing en ervaring achter de rug waarin hij of zij het specifieke psychologenperspectief op de patiënt heeft ontwikkeld. En voor de maag-darm-dokter geldt het ook: die heeft een hele tijd nodig gehad om het maag-darm-perspectief in de vingers te krijgen.

Bij het beroep dat we doen op gemeenten om een mensgericht, integraal beleid te formuleren en uit te voeren, stellen we eigenlijk twee vragen aan de managers en professionals in het ene en in het andere domein. De eerste is: probeer het perspectief van het andere domein te begrijpen. Het andere is: probeer het perspectief van het andere domein te waarderen om een mensgericht, integraal beleid te formuleren en uit te voeren, en zo het belang van de verschillende perspectieven voor deze burger af te wegen.

Het is erg moeilijk om je perspectief uit te zetten

Maar dat red je niet. Begrijpen kost je net zoveel tijd als die eerste professional al moest besteden om het perspectief in de vingers te krijgen. Afwegen moet in ieder geval deels blind. En het vervelende is: zo’n perspectief is niet alleen een manier van kijken, het is ook het geloof in de zinvolheid daarvan. Het is, met andere woorden, erg moeilijk om je perspectief uit te zetten.

Superprofessional

Nu hebben we drie alternatieve governance-methoden.

Hang er iemand boven die het wel snapt (hiërarchie). Maar is die ‘superprofessional’ voorhanden? En luisteren de gewone professionals naar de super-actor?

Het tweede alternatief is: bepaal een einddoel en beloon de verschillende professionals voor hun bijdrage aan de probleemoplossing (markt). Maar begrijpt de klant waarvoor hij moet belonen? Die klant kan de wethouder zijn, of de individuele burger. En de professionals doen waarvoor betaald wordt, maar waar blijft dan de integratie?

Er is heel veel vertrouwen nodig om de ander vanuit jouw blindheid de ruimte te geven

Een derde mogelijkheid is: laat die professionals, al dan niet samen met de burger, overleggen over hoe het verder moet (horizontale afstemming, netwerk-governance). Maar met dat probleem zaten we al: dit is een afweging die wordt gedaan door professionals die allemaal deels blind zijn voor het perspectief van de ander. Er is in zo’n geval heel veel vertrouwen nodig om de ander vanuit jouw blindheid de ruimte te geven, en dat vertrouwen is er heel vaak niet.

Werkelijkheid is weerbarstig

Die zorgzame buurten passen heel moeilijk op de perspectieven die bestaan in de verschillende beleidsdomeinen bij de gemeente. Dat verklaart waarom gemeenten als potentiële partners of trekkers niet tolerant zijn ten aanzien van anarchistische initiatieven. Je moet dus vanuit je eigen perspectief initiatief nemen rond een perspectief waar je deels blind tegenover staat. En dat initiatief dan ook nog eens waarderen en vervolgens ook zin, energie en doorzettingsvermogen inzetten om het waar te maken.

Een ongewis, onvolmaakt en tijdelijk resultaat past niet erg in het gemeentelijke denken

Dit soort mensen bestaat wel ‒ in ons onderzoek noemden we zo’n persoon een ‘Dinges’ ‒ maar de werkelijkheid is weerbarstig, want hierbij kom je beleidsmakers, managers en professionals uit andere domeinen tegen die op hun beurt ook naar datzelfde initiatief kijken, maar op basis van hun eigen perspectief. En het resultaat is ongewis, onvolmaakt en tijdelijk. Dat past niet erg in het gemeentelijke denken. En ook niet in het denken van veel burgers, trouwens.

Niet handig

We denken dat het heel belangrijk is om te blijven inzetten op mensgericht, integraal beleid ‒ zeker! Maar ook dat de manier waarop dit gebeurt vaak niet handig is. Vaak worden de integrale, mensgerichte doelen centraal gezet. En inderdaad, beleidsmakers in de gemeente, gemeentelijke managers en politici en uitvoeringsorganisaties willen wel, dat is het probleem niet. Dat haperen zit ergens anders en precies daarop zou de inzet gericht moeten zijn.

Een voorzichtige conclusie is dat een zorgzaam, mensgericht, integraal beleid waarschijnlijk te moeilijk is

Daarmee is de moeilijkheid niet verdwenen. Beleidsintegratie en mensgerichtheid zijn gebaat bij een duidelijke visie. Die visie vereist keuzen en je ziet meteen dat dit niet makkelijk is. ‘Doen wat nodig is’, is niet genoeg. Want dat deden we al, namelijk vanuit die verschillende perspectieven.

Dus in het voorbeeld van de twee deskundigen zouden we kunnen afspreken: we kijken eerst naar de stress en daarna naar het maagzuur. Ja, of andersom. Bij zorgzame buurten: we investeren eerst in wederzijdse zorgzaamheid en daarna pas in de individuele ondersteuningsbehoeften en daarmee samenhangende verplichtingen. En dat eerst in het ene domein, bijvoorbeeld inkomen, en daarna pas in het andere, bijvoorbeeld huisvesting. Of andersom. Vervolgens moet je daarmee samenhangende inhoudelijke trainingen en ondersteuning van de professionals organiseren.

Beetje ruimte geven

Maar we kunnen niet toveren: hiermee zet je de boel opnieuw vast. Je bouwt eigenlijk een nieuw perspectief dat weer niet zal kunnen omgaan met de veelvormigheid van burgers.

Een voorzichtige conclusie is dat een zorgzaam, mensgericht, integraal beleid waarschijnlijk te moeilijk is. We kunnen hopen dat de anarchistische initiatiefnemers ‒ de Dinges-personen ‒ er een beetje zin in blijven houden en we kunnen proberen hun een beetje ruimte te geven.

Duco Bannink is universitair hoofddocent en Hans Bosselaar is onderzoeker. Beiden zijn verbonden aan de afdeling Bestuurswetenschap en Politicologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam.

 

Foto: Anna Tarazevich via Pexels.com