De keuze om als gezin in de stad te blijven wonen is geen vanzelfsprekende. En dat is eigenlijk vreemd, want gezinnen hebben altijd in de stad gewoond. We weten dat door de suburbanisatie vanaf de jaren zestig veel huishoudens met kinderen de stad hebben verlaten, maar daar zijn weer andere gezinnen voor in de plaats gekomen. Stadsgezinnen bestaan in de eerste plaats uit een grote groep van migranten. Daarnaast is er de veel kleinere groep van middenklasse gezinnen die zich niet langer voegt in een vertrek naar de suburb. Dit laatste is een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Was het vroeger zo dat gezinnen die het zich konden veroorloven de stad uittrokken, tegenwoordig is het eerder zo dat de beter bemiddelde gezinnen voor de stad kiezen. Voor wie een huis wil kopen – en dat zijn vooral gezinnen uit de middengroepen - is de stad in vergelijking met de regio veel duurder geworden.
100.000 kinderen in Amsterdam
Deze twee groepen zorgen ervoor dat er nog steeds veel kinderen in een (hoog) stedelijke omgeving opgroeien. Vanaf het midden van de jaren tachtig is er zelfs weer een groei te constateren. In een stad als Amsterdam wonen ruim 100.000 kinderen onder de twaalf jaar: ongeveer even veel als alle inwoners van een middelgrote stad als Zwolle. Waarom verhuizen hun ouders niet naar buiten? Over de migrantengezinnen is op dit punt niet zo heel veel bekend. Zij behoren voornamelijk tot de lagere sociale klassen en hebben niet zoveel te kiezen. Waarschijnlijk vormen de aanwezigheid van familie en een omvangrijke goedkope huursector in de grote steden belangrijke overwegingen. Ook de nabijheid van scholing en werk is voor deze groep van sociale stijgers belangrijk.
Bakfietsvaders
Naar de motivatie van de stedelijke middenklasse gezinnen heb ik onderzoek gedaan. Overigens zijn dit niet alleen autochtone Nederlanders. Zij noemden drie redenen. De eerste is van tijdruimtelijke aard. Nabijheid van voorzieningen en werk staat hoog op het wensenlijstje. Het gaat om gezinnen met twee werkende ouders en een bijbehorende grote tijdsdruk. Een tweede reden ligt in het sociale netwerk. Men wil niet verhuizen omdat het sociale leven voor een belangrijk deel in de stad ligt. Dat zijn vaak andere huishoudens met kinderen in een vergelijkbare leeftijdscategorie met wie men allerlei hand- en spandiensten uitwisselt. Dat gaat over de kinderen (oppassen) maar ook over het werk (opdrachten). Zij zijn net zo stedelijk georiënteerd als de bekende yuppie, maar het zijn professionals die zorg en werk combineren. Daarom heb ik ze yupps genoemd: young urban professional parents. Het zijn de bakfietsvaders en de carrièremoeders die net zo gemakkelijk netwerken op de rand van de zandbak als in de plaatselijke coffee company. Een derde reden is de identiteit als stedeling. De woonplek blijkt een belangrijk onderdeel van het verhaal wat deze gezinnen over zichzelf kwijt willen. Zij willen zich onderscheiden. Deze gezinnen hebben de smaak voor de stad te pakken en zij nemen afstand van het suburbane gezinsideaal.
Twijfels
Maar er zijn ook twijfels, er wordt gewikt en gewogen. Wat doe je daar nog? is een vraag die onze geïnterviewden regelmatig te horen krijgen van collega’s en familie die al lang vertrokken zijn. Dat zet aan tot denken. Negatieve ervaringen van onveiligheid met bijvoorbeeld buiten spelen kunnen de twijfels sterk doen toenemen. Het pedagogisch klimaat op straat en op school worden scherp in de gaten gehouden. Als er geen goede, bij voorkeur gemengde school voor de kinderen wordt gevonden, vertrekt men alsnog. Dat beeld wordt bevestigd in de demografische cijfers van de grote steden: de groep van 5-9 jaar is kleiner dan die van 0-4 jaar. Is een goede school gevonden, en daarmee ook een sociaal netwerk aangeboord of bevestigd, dan zetten veel van deze gezinnen in op blijven of zoals de Amerikanen zeggen: settled people don’t move.
Verdichting
De groeiende belangstelling voor stedelijk gezinswonen valt samen met een grotere druk op de stedelijke ruimte. In de Nota Ruimte 2040 wordt door het ministerie van VROM een toekomstbeeld geschetst van verdere verdichting binnen bestaand stedelijke gebied. Voor een stad als Amsterdam gaat het dan om zo’n 70.00 woningen erbij binnen de bestaande stadsgrenzen. Dat betekent bouwen in hoge dichtheden, zoals nu al zichtbaar is in nieuwe woonlocaties als Westerdokseiland, de Andreas Driehoek en Overhoeks. De vraag is natuurlijk of gezinnen hiermee uit de voeten kunnen: is de woning groot genoeg als het tweede kind zich aanmeldt en kan de oudste buiten spelen zonder dat de buren gaan klagen? De praktijk leert dat bouwers en beleidsmakers zich vaak overvallen voelen door dit soort vragen en de onverwacht grote belangstelling voor stedelijk wonen van gezinnen. Hier ligt een uitdaging voor onderzoek, ontwerp en beleid. Onder welke condities kan verdichting en stedelijk gezinsleven goed samengaan?
Lia Karsten is universitair hoofddocent stedelijke geografie aan de Universiteit van Amsterdam. (Voor meer info over dit onderwerp: De smaak voor de stad: een studie naar de stedelijke woonvoorkeur van gezinnen, te downloaden bij: www.vrom.nl).