Het volk bestaat niet

Populisme is geen tijdelijke dwaling of incident, maar een vast onderdeel van de Nederlandse politiek geworden. Dat stelt uitdagingen aan aan onze democratische cultuur en beschaving. Discussie over de plaats van het populisme in de politiek kan bijdragen aan de vernieuwing van de democratie.

Uitspraken over 'het' volk zijn verre van onschuldig. Ze beschrijven de wereld niet op een neutrale manier, maar proberen iets te veranderen door het object van beschrijving uit te vergroten of een kopje kleiner te maken. Het woord ‘volk’ wordt bijna per definitie misbruikt door de woordvoerders van het volk, bijvoorbeeld als stok om de hond (de linkse elite, de islam) te slaan. Zeker wanneer zij suggereren dat de volkswil een onwrikbare morele eenheid is en een incarnatie van het nationaal belang, gaan de begrippen volk en waarheid door elkaar lopen. Dan ook probeert de populist zijn gelijk te halen door hard te roepen dat de kiezer het altijd bij het juiste eind heeft.

De populistische dreiging van waarheids- en meerderheidstirannie is inherent aan de democratie zodra zij letterlijk wordt opgevat als volksmacht of volkssoevereiniteit. Daarom kan het populisme zowel over rechts als over links optreden, en dat heeft het in het verleden ook gedaan. Om die reden alleen al is het de moeite waard om het niet te verketteren, maar het dichter naar ons toe te halen, om te zien in hoeverre het populisme een pervertering is van onze eigen idealen. Het heeft dan weinig zin om de fascismevergelijkingen van Wilders en Bosma (de Koran als Mein Kampf, Mohammed als Hitler) te jijbakken met even gemakzuchtige goed-kwaad vergelijkingen tussen de PVV en de NSB of erger.

Moderne populisten opereren binnen de democratie
De geschiedenis herhaalt zich nooit op dezelfde manier. Ik leg daarom liever de nadruk op de nieuwigheid van het naoorlogs populisme, dat in Nederland sinds de Fortuynrevolte beter zichtbaar is geworden dan in andere Europese landen. Niettemin is er ook een grote overeenkomst met de jaren dertig, en die is gelegen in de wedergeboorte van het volksnationalisme. Dat oude monster neemt in onze tijd een onverwachte gedaante aan. Ik wil daarvoor twee labels hanteren die deze nieuwigheid kunnen onderstrepen: nationaal-democratie en nationaal-individualisme. Beide verwijzen naar de mogelijkheid om democratische en individuele vrijheidsrechten te reserveren voor het eigen Nederlandse volk (‘Henk en Ingrid’) en aan vreemden (‘Ali en Fatima’) te ontzeggen.

Anders dan fascisten en communisten opereren moderne populisten (vooralsnog) binnen het raamwerk van de parlementaire democratie. Terwijl hun collectivistische voorgangers het individu rigoureus ondergeschikt maakten aan de nationale gemeenschap, laat het moderne populisme een nieuw evenwicht zien tussen collectivisme en individualisme: een nieuwe mix van volkssoevereiniteit en individuele (meningen- maar ook consumenten)soevereiniteit. ‘Ik eerst’ en ‘eigen volk eerst’ lopen tegenwoordig soepeltjes in elkaar over.

De hoofdman van de hufters zit min of meer in de regering
Het is verontrustend dat ‘ons eigen’ individualisme, de vrijheidserfenis van de jaren zestig, naar rechts kan afbuigen en kan ontaarden in vormen van uitsluiting en discriminatie die soms de grenzen van het racisme overschrijden. Die populistische pervertering confronteert ons op pijnlijke wijze met de zelfkant van onze eigen idealen. De verabsolutering van de vrijheid heeft een volkje van dikke ikken en grote monden voortgebracht die zeggen wat ze denken en willen houden wat ze hebben. Dat is behalve hun welvaart ook Nederland ‘zoals het bedoeld is’ en dat dus moet ‘blijven zoals het is’. Premier Mark Rutte wil mét Wilders Nederland niet alleen teruggeven aan de Nederlanders, maar ook ‘de strijd aanbinden met de hufters in dit land’. Maar de hoofdman der hufters zit min of meer in zijn eigen regering, en Rutte zelf gedoogt alle hufterigheid die door de PVV over dit land wordt uitgestort. Dát is nog eens cultuurrelativisme!

De uitdagingen die het populisme stelt aan onze democratische cultuur en beschaving zijn daarom dieper en groter dan gedacht. Dat verplicht progressieven er niet alleen toe om hun idealen van vrijheid, vrijzinnigheid en individualisme nog eens goed tegen het licht houden, en beschavingsidealen te formuleren (zoals matiging, zelfbeheersing, zelfrelativering en hoffelijkheid) die het volk kunnen verheffen en de politieke hufterigheid kunnen indammen. Het daagt ons er ook toe uit om ons begrip van democratie nog eens goed te fileren, en preciezer te omschrijven wat dat dan is, als het niet hetzelfde is als ‘het volk aan de macht’.

In de democratie is niet de volksmacht doorslaggevend, maar gaat het om de productieve wisselwerking tussen gekozen politieke elites -die een eigen speelruimte hebben- en hun kiezers. De uitdaging van het populisme is om deze verticale machtsbalans te verfijnen en deze wisselwerking te intensiveren. Aan de ene kant moet het politieke leiderschap sterker worden geprofileerd, aan de andere kant (als tegenwicht) moeten burgers een grotere zeggenschap krijgen over het beleid en de keuze van hun leiders, bijvoorbeeld via directe verkiezingen van burgemeesters en de minister-president. Het paradoxale van de populistische uitdaging is dus dat onze democratie tegelijkertijd meer elitair én meer populistisch moet worden. Het representatieve stelsel kan beter gaan functioneren, juist door er vormen van directe democratie aan toe te voegen. Het denken hierover is min of meer stilgevallen op links, dat zich uit koudwatervrees steeds sterker lijkt vast te klampen aan het bestaande politieke en electorale systeem. Maar ook deze uitdaging moet met open vizier worden aangegaan.

Dick Pels is directeur van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Dit is een bewerking van de rede die hij onlangs uitsprak bij de presentatie van zijn recente boek  'Het volk bestaat niet. Leiderschap en populisme in de mediademocratie'.