Meer aandacht voor kinderen in multiproblemgezinnen gevraagd

Kinderen van multiprobleemgezinnen moeten meer aandacht krijgen. Soms is een gezinsgerichte interventie niet genoeg om hun situatie te verbeteren. Ouder en kind zouden daarom bijvoorbeeld ieder een eigen hulpverlener moeten krijgen en instanties zouden overkoepelend moeten samenwerken.

Er zijn kinderen over wiens welzijn en toekomst wij ons bijzonder zorgen moeten maken. Dit zijn kinderen en jongeren die opgroeien in gezinnen met meervoudige en chronische problemen. Op lange termijn maakt de opeenstapeling van problemen in hun opvoedomgeving deze kinderen erg kwetsbaar. De kans dat hun welzijn verslechtert door verwaarlozing, mishandeling of misbruik stijgt fors en ook de kans op ontstaan van ernstige gedrags- en ontwikkelingsproblemen wordt alsmaar groter.

Kinderen uit multiprobleemgezinnen vormen dus ook een - of misschien zelfs de - primaire doelgroep van jeugdzorg en kinderbescherming. Des te verbazingwekkender is het dat we tot nu toe weinig over hen weten. Wat we uit onderzoek weten duidt erop dat de hardnekkigheid van de opvoedproblemen en het onvermogen deze duurzaam op te lossen enerzijds gerelateerd zijn aan kenmerken van het gezin en anderzijds aan kenmerken van het jeugdzorgstelsel.

Interventies leveren onvoldoende verbetering op

Op gezinsniveau speelt vooral de verbinding van socio-economische problemen met psychosociale problemen een belangrijk rol. En wat het jeugdzorgstelsel betreft duidt veel erop dat (a) de versnippering van zorgtaken, (b) een enkelvoudige en geïsoleerde aanpak van aan elkaar gerelateerde problemen, en (c) het herhaald inzetten op dezelfde hulpverleningselementen (bijvoorbeeld het scheppen van probleeminzicht en wekken van motivatie) in verschillende programma’s, bijdragen aan het ontstaan of het in stand houden van de problemen. Kwalitatief hoogstaand onderzoek naar de effectiviteit van interventieprogramma’s voor deze kinderen en gezinnen is schaars en de resultaten laten zien dat de opvoedingsvaardigheden en het gezinsfunctioneren vaak slechts beperkt verbeteren (Holwerda et al. 2014, p. 17). Hoe kan het, dat we zo weinig weten over deze doelgroep en dat – zover we weten – interventies nog onvoldoende verandering opleveren? Mede op basis van mijn promotieonderzoek kom ik tot vier hypothesen.

Problemen kunnen te complex zijn

Een van de overkoepelende kenmerken van multiprobleemgezinnen is de hierboven genoemde verbinding tussen socio-economische en psychosociale problemen. Armoede of sociale uitsluiting zijn twee voorbeelden van diepgewortelde problemen die sommige sociale groepen, zoals eenoudergezinnen of mensen met een migratieachtergrond, hard kunnen treffen. Hier zijn breed gedragen maatschappelijke oplossingen gevraagd, die het welzijn van kinderen niet alleen op gezinsniveau (micro) benaderen, maar ook verandering van organisaties vragen (meso), en ingebed moeten zijn in doelgericht beleid (macro). De taak van jeugdzorg is gezinnen interventies bieden die tot duurzame oplossingen leiden. Het is daarbij belangrijk om in te zien dat de problemen soms dusdanig complex zijn dat ze niet met een gezinsgerichte interventie kunnen worden opgelost. De jeugdzorg zou daarom proactief tekorten moeten signaleren en advies geven bij het afstemmen van een gezamenlijke aanpak.

Realiseren van een zorgcontinuüm

Niet alleen overkoepelende samenwerking is gevraagd, maar ook flexibilisering en een op de lange termijn gerichte visie in de hulpverlening. Verschillende typen interventies, zoals ambulante zorg, residentiële zorg en pleegzorg hoeven elkaar niet uit te sluiten, maar kunnen elkaar juist aanvullen of elkaar succesvol opvolgen. De jeugdzorg moet ingericht worden als een zorgcontinuüm (Knorth, Knot-Dickscheit, & Tausendfreund, 2007). Centraal punt is de primaire oriëntatie op het welzijn en de gezonde ontwikkeling van het kind, waarvoor de samenwerking met het gezin - ook voor, tijdens of na een (tijdelijke) uithuisplaatsing - een cruciale rol speelt.

Meer directe hulp aan kinderen

Bij de inrichting en uitvoering van ambulante interventies in multiprobleemgezinnen moet rekening gehouden worden met de bijzondere kwetsbaarheid van de kinderen. Verreweg de meeste gezinsinterventies hebben het doel om gezamenlijk met de ouders en het kind te werken en een ondersteunend netwerk om hen op te bouwen of te versterken. Onderliggend idee is dat via verandering van de situatie en het gedrag van de ouder de situatie en het gedrag van het kind gaat verbeteren. Dit kan zo zijn, maar hoeft niet. De vertaalslag van ouderdoelen naar kinderdoelen kan in meervoudig belaste opvoedsituaties een stap te ver zijn. Eén van de mogelijkheden om kinderdoelen te bereiken en kinderen centraal te stellen, is naast opvoedondersteuning directe hulp aan kinderen bieden (Knot-Dickscheit & Tausendfreund, 2015). Er zijn eerste aanwijzingen vanuit Engels onderzoek, dat het werken met twee centrale hulpverleners - één voor het kind en één voor het gezin - tot betere uitkomsten kan leiden.

Casestudy onderzoek toepassen

Op de hoogste trede van de door het Nederlandse Jeugdinstituut (NJi) gehanteerde effectladder staat, naast (quasi-)experimenteel onderzoek, het zogenaamd N=1-onderzoek, de casestudy. Maar deze onderzoeksmethodiek is in de Nederlandse jeugdzorg tot nu toe alleen mondjesmaat toegepast. Als men bewezen effectieve interventies wil inzetten, en de waarde erkent van een breed spectrum aan diverse interventiemethodieken, moet men ook een diverse set onderzoeksmethodieken toepassen. De manier waarop wij effecten meten heeft namelijk ook invloed op de manier hoe wij interventies inrichten. De casestudy is veelbelovend in het onderzoeken van flexibele en langdurige interventies waarin de complexiteit van problemen wordt erkent. Als wij meer over het opgroeien in gezinnen met meervoudige problemen willen weten, is het toepassen van casestudy onderzoek een belangrijke volgende stap.

Tim Tausendfreund werkt als docent aan de Hogeschool St. Gallen in Zwitserland. Dit artikel is gebaseerd op zijn proefschrift ‘Coaching families with multiple problems: care activities and outcomes of the flexible family support programme Ten for the Future’, Groningen, 2015

Literatuur
Holwerda, A., Reijneveld, S. A., & Jansen, D. E. M. C. (2014). De effectiviteit van hulpverlening aan multiprobleemgezinnen: Een overzicht. Groningen: GAK Instituut.
Knorth, E. J., Knot-Dickscheit, J., & Tausendfreund, T. (2007). Zorg voor jeugdigen: Ambulant én niet-ambulant. Ontmoetingen aan de voor- en achterkant of gaande door het pand? Tijdschrift Voor Orthopedagogiek, 46(3), 113–126.
Knot-Dickscheit, J. & Tausendfreund, T. (2015). Kinderen in gezinnen met meervoudige problemen. (Article in press).

Afbeeldingsbron: flickrized (Flickr Creative Commons)