RECENSIE WRR/Pieter Winsemius: ‘Vertrouwen in burgers’

Dat de WRR – lees: Pieter Winsemius – onlangs in het ADO-stadion zijn advies uitbracht over ‘Vertrouwen in burgers’, kan u nauwelijks zijn ontgaan. Advies: er is een aanzienlijk andere overheidscultuur nodig.

Voor alle zekerheid eerst nog even de hoofdlijn van het advies. Betrokken burgers zijn vitaal voor democratie. Beleidsmakers doen hun best om burgers te betrekken, maar dat valt niet mee. Vandaar de vraag: hoe kunnen beleidsmakers burgers beter betrekken? Het antwoord: door vertrouwen en ruimte te bieden en te denken vanuit de burgers. Burgers kunnen heel wat, mits er een evenwicht is tussen toerusting (wat kan ik?) en uitdaging (wat wil ik?). En wat kunnen ze dan?

De overheid moet hier ‘het onbestuurbare te besturen’

Drie dingen: beleidsparticipatie, maatschappelijke participatie en maatschappelijke initiatieven. Bij de eerste twee ligt het initiatief bij beleidsmakers, bij de derde zijn het de burgers zelf die beginnen. Een overheid die op die terreinen burgerbetrokkenheid wil verbeteren, doet er volgens de WRR goed aan te investeren in vertrouwen door een of meer van de volgende aanbevelingen uit te voeren. (1) Tegenspel creëren door burgers niet alleen passief ruimte te bieden maar ook actief uit te nodigen om hun stem te verheffen. (2) Alledaagse invloed versterken, in de buurt, in de opleiding, in het werk, in de vrijetijdsbesteding, op het internet. (3) Maatschappelijk verkeer stimuleren, onder meer door de burger niet langer als klant te zien, maar publiek eigendom te delen in maatschappen en zo het gevoel van maatschappelijk eigendom te bevorderen. Winsemius e.a. verwijzen hier onder meer naar het fenomeen ‘trusts’. Aangezien niet alle burgers daaraan op eigen kracht mee kunnen doen, heb je ‘verbinders’ nodig. Die komen soms uit kringen van burgers zelf, soms komen ze van buiten. (4) Steunpilaren bouwen door te investeren in andere vormen van binding tussen en met burgers. Ook maatschappelijke instellingen moeten functioneren als kanalen voor burgerbetrokkenheid.

Ook met die aanbevelingen is succes overigens niet verzekerd, want de overheid staat hier voor de taak ‘het onbestuurbare te besturen’ (p. 199), aangezien ze haar burgers niet kan maken of veranderen. Hoe dan ook is daar een aanzienlijk andere overheidscultuur nodig, een verandering op basis van ‘visie, rugdekking en vonk’ (p. 226).

De 4 K’s: Kerk, Kantine, Kapper en Kroeg

Deze samenvatting in 308 woorden doet de gigantische rijkdom van het rapport geen recht. Winsemius en zijn team spraken met honderden mensen en lazen een kleine bibliotheek. En ze komen met geestige vondsten, zoals de 4 K’s (Kerk, Kantine, Kapper en Kroeg) als informatiebronnen. Opmerkelijk in het advies is verder de warmte die eruit spreekt voor welzijnswerkers  – althans: voor zover ze in de frontlijn funge­ren. Welzijnsinstellingen vormen niet alleen ‘de thuisbasis voor veel frontlijnwerkers, maar zijn ook het anker voor de vrijwilligersnetwerken. Zonder een dergelijke infrastructuur is veel vrijwilligerswerk kwetsbaar […]’  Ze moeten dan wel de frontlijn de ruimte geven en dat zal nog niet meevallen aangezien de uitvoeringspraktijk nu nog te vaak ‘in beton is gegoten’ (p. 219).

Bovendien is de sector naar de smaak van de WRR te kwetsbaar. De raad herhaalt daarom zijn eerder in ‘Vertrouwen in de wijk’ gedane voorstel om welzijnswerkers onder te brengen in sterkere instituties, zoals het onderwijs, de zorg en de corporaties. ‘Als een kuiken moeten ze in geval van zwaar weer kunnen schuilen bij een Moeder Kloek.’ (p. 221) En dan maar hopen dat ze daar niet stikken.

‘Vertrouwen in burgers’ is advies nr. 88 van de WRR, uitgegeven door AUP met ISBN 978-90-8964-404-6