RECENSIE Gabriël van den Brink: “De Lage Landen en het Hogere”

Veel Nederlanders zijn verbitterd, cynisch en verontwaardigd. Maar dit pessimisme is volgens het boek De Lage Landen en het hogere. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan van Gabriël van den Brink onterecht.

Samen met wetenschappers als Paul Dekker (SCP) en Erik Borgman (Universiteit van Tilburg) presenteert Van den Brink op overtuigende wijze een geheel ander beeld van Nederland. In een opvallend optimistisch perspectief schilderen zij de Nederlandse burger af als iemand die graag onbaatzuchtig handelt. Nederlanders besteden namelijk veel tijd aan vrijwilligerswerk, verlenen mantelzorg, zetten zich in voor natuurbehoud en dierenwelzijn of zijn betrokken op arme mensen in ontwikkelingslanden.

De auteurs verdienen alle lof dat zij - tegen de tijdgeest in - oog hebben voor onbaatzuchtig handelen en moreel idealisme. Dit doen zij op een zeer toegankelijke en boeiende wijze door het moderne Nederland van vandaag in historisch en internationaal vergelijkend perspectief te plaatsen. Vergeleken met vroeger en ten opzichte van andere landen blijken wij er goed voor te staan. Meer dan vroeger zijn we vandaag de dag betrokken bij burgers in andere delen van de wereld. En meer dan in andere landen beschouwen Nederlanders de verantwoordelijkheid voor anderen als een wezenlijk onderdeel van hun bestaan.

Bemoedigend is ook dat het professionele bestaan van politiemedewerkers en zorgprofessionals zich vooral laat inspireren door moreel idealisme. Uiteraard doet ook het materiële aspect van het werk ertoe, maar voor de moderne professional zijn andere zaken van doorslaggevend belang. Zij vinden het vooral belangrijk dat zij via hun werk een maatschappelijke bijdrage kunnen leveren en dat het werk voorziet in persoonlijke zingeving. Professionals stellen hoge morele eisen aan zichzelf. Zo willen zij zich openstellen voor cliënten door oprechte aandacht te hebben voor diens verhaal en rekening te houden met sociale en culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen.

Begrensde tolerantie
Maar het is niet alleen maar rozengeur en maneschijn. We zetten ons graag in voor onze naasten, maar dezelfde tolerantie blijkt ver te zoeken als we geconfronteerd worden met een criminele buurman, kinderrijke gezinnen, labiele buren, zware drinkers, drugsverslaafden en burgers met extreme politieke denkbeelden. De auteurs komen tot de scherpe conclusie dat we liberaal en tolerant zijn zolang we te maken hebben met gedrag dat goed past binnen onze moderne maatschappij. Ten opzichte van gedragingen die hiervan afwijken staan we zeer afwijzend. In die zin kunnen de auteurs niet van naïviteit worden beschuldigd. Ze erkennen ook dat mensen zich niet alleen maar altruïstisch opstellen, maar ook hun eigen belangen najagen en vaak conflicten met elkaar aangaan.

Het boek staat echter niet lang stil bij dergelijke sombere constateringen. De inzet is juist om af te rekenen met het cynisme. De auteurs durven zelfs op meer te hopen, namelijk dat hun verhaal gelezen wordt als een hoopvolle boodschap die een aanstekelijke werking heeft.

Het ‘Hogere’: een stem die oproept tot naastenliefde
De auteurs introduceren daarom een alternatieve taal. Zij spreken over de taal van het ‘Hogere’. Onze sterke bereidheid tot onbaatzuchtig handelen, zou voortkomen uit een verbondenheid met en toewijding aan het Hogere. Van het Hogere – een eenheid die het eigen ik overstijgt - gaat een inspiratie uit die mensen in beweging brengt. Het is als een stem die oproept tot naastenliefde.

Juist omdat dit de centrale stelling van het boek is, is het teleurstellend dat zij het Hogere nogal vaag uitwerken. Sterker nog, het Hogere lijkt in alles gevonden te kunnen worden, waardoor het nagenoeg niets meer betekent. Zo heeft het Hogere betrekking op sterk uiteenlopende zaken: God, spirituele groei, gezonde energiebalans, bijdragen aan de terugdringing van hongersnood in Afrika, vegetarisme, saamhorigheid bij een dance party, lichamelijk genot, sportbeoefening, sociale rechtvaardigheid, gelijkheid tussen man en vrouw, liefde voor ons gezin en inzet voor het milieu.

Uitdrukkingen als ‘heilig ontzag voor de rechtsstaat’ maken soms pijnlijk duidelijk dat de auteurs retorische kunstgrepen nodig hebben om duidelijk te maken dat het Hogere tegenwoordig echt niet alleen maar in verband moet worden gebracht met religie en spiritualiteit.

Nederlanders ervaren verlegenheid bij het 'Hogere'
Minstens zo’n belangrijke kanttekening is dat voorbijgegaan wordt aan de beleving en perspectieven van mensen zelf ten opzichte van het Hogere. De auteurs doen de lezer namelijk geloven dat zij de individuele ervaringen van mensen zelf centraal stellen. Dit valt moeilijk te rijmen met de constatering dat slechts een derde van de respondenten een positief antwoord formuleert op de vraag of ze geloven in het Hogere. En dan gebeurt dit meestal in een religieuze taal, wat aantoont dat vooral religieuzen het Hogere als een betekenisvolle term beschouwen. Voor hen staat de term gelijk aan God of spiritualiteit. Andere respondenten hebben minder met het geloof en zijn nauwelijks in staat om een beeld van het hogere te verwoorden. Ze maken gebruik van vage termen als ‘kracht’ of ‘energie’.

Maar wat vooral opvalt is dat veel Nederlanders een zekere verlegenheid ervaren bij de term. Als mensen gevraagd wordt waarom ze vrijwilligerswerk doen, dan komen alledaagse motieven naar voren: de ander heeft het nodig of mensen beleven er zelf plezier aan. Deze mensen spreken niet over onbaatzuchtig handelen, laat staan dat men verwijst naar zoiets onwezenlijks als het Hogere. Sterker nog, sommige respondenten wijzen het Hogere nadrukkelijk af. Ze vinden het ouderwets of associëren het met een religie waar ze niets van moeten hebben.

Verfrissend en inspirerend
De auteurs beseffen wel dat de term niet aansluit bij de leefwereld van mensen zelf. Hoe is het dan toch mogelijk dat zij tot de conclusie komen dat mensen zich laten inspireren door het Hogere? De reden hiervoor is simpel. De onderzoekers leggen hun eigen definitie op aan de respondenten. Hierdoor zien we in het boek voortdurend de treurige toevoeging ‘op basis van onze werkdefinitie’. Inderdaad, niet de definitie van mensen zelf dus, helaas. De conclusie van de onderzoekers dat het Hogere zich voordoet op onverwachte plekken en in een onverwachte gedaante, is het gevolg van hun eigen brede definitie.

De auteurs hadden dan ook beter kunnen volstaan met het in beeld brengen van allerlei vormen van onbaatzuchtig handelen. Het Hogere presenteren als de motor voor altruïstisch gedrag lijkt vooral in stand gehouden omwille van de mooie titel.

Hoe het ook zij, het boek blijft een hoogst belangrijk, verfrissende en inspirerende bijdrage aan het maatschappelijk debat. In de huidige onzekere tijd waarin veel mensen zich zorgen maken over de toekomst, heeft het boek een positieve boodschap te vertellen die de burger en de sociale professional weer nieuwe moed en energie geeft om zich maatschappelijk te blijven inzetten voor anderen.

Jurriaan Omlo is als onderzoeker verbonden aan Hogeschool Inholland, bij het lectoraat maatschappelijk werk. Eind vorig jaar promoveerde hij op het proefschrift Integratie én uit de gratie? Perspectieven van Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen.