RECENSIE Ontjeugdzorgen

‘Ontzorgen en normaliseren – naar een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg’ is uitgegeven door de RMO met ISBN 978-90-77758-33-5, te downloaden van www.adviesorgaan-rmo.nl

De begeleiding van kwetsbare gezinnen moet anders en de aanstaande decentralisatie van veel jeugdzorg biedt daarvoor een uitgelezen kans. Die stelling wordt in Nederland breed aangehangen en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling zet haar in zijn recente advies ‘Ontzorgen en normaliseren’ opnieuw kracht bij. Met onder meer een ‘nieuw’ type functionaris: de eerstelijns gezinscoach.

Het begrip ‘kwetsbaarheid’ is een achilleshiel in deze stelling. De RMO liet er onder­zoek naar doen (dat als bijlage aan het advies is gehecht) en komt tot de conclusie dat er geen sluitende definitie van kwetsbaarheid te geven is. ‘Hét kwetsbare gezin bestaat niet, kwetsbaarheid wel. Die ontstaat in een subtiele en telkens wisselende interactie tussen gezinnen, sociale omgeving en hulpverlening.’ (p 23) Opmerkelijk in die benadering is, dat ook de hulpverlening zelf dus een factor kan zijn die bijdraagt aan kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid moeten we niet opblazen, stelt de RMO: ze hoort bij het leven en moet ook op een zo normaal mogelijke manier worden gedragen en opgelost.

In zijn analyse van de bestaande jeugd- en gezinszorg bevat het RMO-advies weinig nieuws. De raad constateert dat de zware hulpverlening is opgerukt in het alledaagse leven, terwijl de eerstelijns hulpverlening versnipperd en verzwakt is geraakt. Met name kwetsbare gezinnen zijn daarvan de dupe. Ze krijgen te maken met een systeem dat hen apart plaatst van andere gezinnen (zonder noemenswaardige opvoedproble­men) en ook buiten de gewone pedagogische context. ‘Ontwikkelingen in de jeugdzorg hebben geleid tot een onderbenutting van de competenties van gezinnen en de kracht van hun sociale omgeving […] Pogingen om dat tij te keren lopen vast op de dominantie van controle, efficiëntie en signalering en op het onvermogen om structuren te vereenvoudigen en zorglagen af te schaffen. […] Tegelijkertijd is eerstelijns jeugd- en gezinszorg verzwakt en gefragmenteerd. Eigenlijk is deze zorg nagenoeg verdwenen. Ze functioneert nauwelijks meer als laag die tot doel heeft te ontzorgen en is zelf ook steeds zwaardere hulpverlening gaan bieden.’ (p 31)

De remedie bestaat volgens de RMO in twee sporen. Enerzijds normaliseren: het tegengaan van onnodig problematiseren en etiketteren; kwetsbaarheid hoort immers bij het leven. Anderzijds ontzorgen: een veilige en stimulerende opvoedomgeving en vormen van zorg die de eigen kracht versterken weet te versterken en de sociale omgeving weet te benutten.

Bij de uitwerking van die twee sleutelwoorden komt de RMO met relatief nieuwe voorstellen. Zo doet hij de suggestie om de professionele jeugdzorg niet alleen in handen te geven van beroepsjeugdzorgers, maar ook van andere betrokken professionals, zoals ‘leerkrachten, verpleegkundigen bij consultatiebureaus, huisartsen, pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven en wijkagenten’. Die kunnen gezinnen in contact brengen met eerstelijns gezinscoaches, die in hun rol vergelijkbaar zijn met een huisarts: nabij, generalistisch, oplossingsgericht en zo nodig verwijzer. Nadrukkelijk stelt de RMO dat die eerstelijns gezinscoach geen nieuwe laag is in het toch al zo gelaagde landschap van de jeugdzorg.

Al met al geen advies waar veel mensen van wakker zullen liggen. Misschien weten we zo langzaamaan wel hoe het anders moet in de jeugdzorg en komt het er intussen op aan om echt stappen te zetten.