De inzet van het begrip participatiesamenleving in de troonrede heeft het debat over vermaatschappelijking, big society, het herstel van de civil society en doe-democratie in het midden van de politieke arena gebracht. Maar de invulling van deze begrippen past slecht bij de ontwikkelingsrichting van de samenleving.
De puzzel lijkt simpel. Er zijn drie strategieën van maatschappelijk organiseren: staat, markt en gemeenschap. Na de verzorgingsstaat en het neoliberale tijdperk van marktwerking en privatisering lijkt de gemeenschap, de sfeer van de civil society, weer aan de beurt. En daar blijkt veel activiteit te zijn: voorbeelden van kleine energiecoöperaties, burenhulp, vrijwillige inzet voor de wijk of straat en sociale ondernemingen buitelen over elkaar heen. Beleidsmakers lijken ook ‘de burger’ te hebben herontdekt, en zie, die blijkt heel veel te kunnen en te willen.
Van terugkeer naar de civil society kan geen sprake zijn
Maar betekent dit ook dat het maatschappelijk organiseren, de organisatie van de solidariteit en de sociale voorzieningen weer in de sfeer van de civil society gelegd kunnen worden? Door dit te denken wordt een belangrijke inschattingsfout gemaakt. Van terugkeer naar organiseren in de civil society, naar het systeem van voor de verzorgingsstaat, kan geen sprake zijn. De samenleving is daarvoor teveel veranderd.
In de achterliggende decennia hebben nieuwe moderniseringsprocessen van globalisering, individualisering en informatisering een sterke wissel getrokken op de sociale ordening. Van een stabiele verzuilde samenleving met grote gemeenschapszin zijn we een individualistische horizontale netwerksamenleving geworden. Dat heeft als gevolg dat de civil society is uitgehold. Ze is verdampt, verstatelijkt en ontzield. Maatschappelijke initiatieven en organisaties hebben te lijden onder gebrek aan langdurige bezieling en binding. Mensen committeren zich maar voor korte tijd aan projecten en zijn vooral betrokken bij activiteiten die dichtbij henzelf en hun belevingswereld staan. Dat is een te zwakke basis om het maatschappelijk organiseren op te laten rusten. Dat vraagt nu juist om gemeenschap boven individu en om langdurige loyaliteit. Het stelsel van solidariteit en sociale voorzieningen kan dus niet over de schutting gegooid worden, terug de civil society in.
De vierde weg: bovenop staat, markt en civil society
Als organiseren in de civil society als een derde weg wordt gezien tussen staat en markt, dan is die derde weg dus geen optie. Een meer passend concept houdt rekening met de modernisering en ziet nieuwe maatschappelijke initiatieven niet als back to civil society, maar als het ontstaan van een vierde weg van organiseren bovenop die van staat, markt en civil society. Namelijk die van de crafting communities (Trommel, 2013) en collaborative community (Adler & Heckscher 2006).
Hoe ziet die vierde weg er dan uit? Een verhouding tussen overheid en samenleving houdt rekening met de moderniseringsprocessen. Dat betekent dat burgers en gemeenschappen niet overvraagd worden. De overheid blijft van belang als stabiele factor. In de moderne tijd waarin iedereen druk is, op allerlei plaatsen is, een eigen specialisme heeft en van anderen ook professionaliteit eist, zal arbeidsdifferentiatie blijven. Mensen zullen niet alles zelf gaan doen, er zijn grenzen aan generalisme. In samenwerkingsverbanden tussen overheden, burgers, bedrijfsleven en maatschappelijk organisaties werken zij aan maatschappelijke vraagstukken. Niet óf staat óf markt óf gemeenschap, maar én overheid én burgers én bedrijfsleven. De governance-principes zijn niet meer die van bureaucratie, markt of gemeenschap, maar die van de collaborative community en crafting community. Hierin staat de ethiek van ‘goed werk’ en ‘goed samenwerken’ centraal. Kenmerkend voor deze communities zijn de principes van wederkerigheid, delen, onderling vertrouwen en onderlinge afhankelijkheid.
Crafting communities: een bereikbaar oord
Het zou kunnen dat dit al aan het ontstaan is. Als dit is wat met participatiesamenleving wordt bedoeld, dan is dat mooi. Dan is het zaak om daar ook de juiste concepten en beelden bij te hebben. Modellen moeten niet refereren aan onbereikbare oorden, zoals de situatie van voor de verzorgingsstaat. Met ‘collaborative’ en ‘crafting’ communities is een bereikbaarder oord en een passender concept gegeven. Daarmee is een bureaucratische overheid is dus ook voor handen zonder terug te keren naar de sfeer van de gemeenschap.
Robert van Putten rondde recent de master Bestuur van maatschappelijke organisaties af aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op zijn afstudeeronderzoek ‘De vierde weg. Een onderzoek naar de herordening van het maatschappelijk organiseren en een ontwerp van een alternatief’.
Referenties
Adler, P.S. & C. Heckscher (2006). ‘Towards Collaborative Community.’ in C. Heckscher & P.S. Adler (eds.) The Firm as a Collaborative Community, pp.11-105. Oxford: Oxford University Press.
Trommel, W. (2013). ‘A study into Welfare localization’ en ‘The birth of the Crafting Community’ in D. Bannink, H. Bosselaar en W. Trommel (eds.) Crafting Local Welfare Landscapes. pp. 9-24, 157-171. Den Haag: Eleven International Publishing.