Civil society kan verzorgingsstaat niet reddden

Onder de vlag van ‘participatiesamenleving’ wordt het debat over de toekomst van de verzorgingsstaat de laatste weken prominent gevoerd. Impliciet of expliciet gaan de gedachten dan naar de oude ‘civil society’. Maar dat is de verkeerde weg. Een alternatieve route is nodig en voorhanden.

De inzet van het begrip participatiesamenleving in de troonrede heeft het debat over vermaatschappelijking, big society, het herstel van de civil society en doe-democratie in het midden van de politieke arena gebracht. Maar de invulling van deze begrippen past slecht bij de ontwikkelingsrichting van de samenleving.

De puzzel lijkt simpel. Er zijn drie strategieën van maatschappelijk organiseren: staat, markt en gemeenschap. Na de verzorgingsstaat en het neoliberale tijdperk van marktwerking en privatisering lijkt de gemeenschap, de sfeer van de civil society, weer aan de beurt. En daar blijkt veel activiteit te zijn: voorbeelden van kleine energiecoöperaties, burenhulp, vrijwillige inzet voor de wijk of straat en sociale ondernemingen buitelen over elkaar heen. Beleidsmakers lijken ook ‘de burger’ te hebben herontdekt, en zie, die blijkt heel veel te kunnen en te willen.

Van terugkeer naar de civil society kan geen sprake zijn

Maar betekent dit ook dat het maatschappelijk organiseren, de organisatie van de solidariteit en de sociale voorzieningen weer in de sfeer van de civil society gelegd kunnen worden? Door dit te denken wordt een belangrijke inschattingsfout gemaakt. Van terugkeer naar organiseren in de civil society, naar het systeem van voor de verzorgingsstaat, kan geen sprake zijn. De samenleving is daarvoor teveel veranderd.

In de achterliggende decennia hebben nieuwe moderniseringsprocessen van globalisering, individualisering en informatisering een sterke wissel getrokken op de sociale ordening. Van een stabiele verzuilde samenleving met grote gemeenschapszin zijn we een individualistische horizontale netwerksamenleving geworden. Dat heeft als gevolg dat de civil society is uitgehold. Ze is verdampt, verstatelijkt en ontzield. Maatschappelijke initiatieven en organisaties hebben te lijden onder gebrek aan langdurige bezieling en binding. Mensen committeren zich maar voor korte tijd aan projecten en zijn vooral betrokken bij activiteiten die dichtbij henzelf en hun belevingswereld staan. Dat is een te zwakke basis om het maatschappelijk organiseren op te laten rusten. Dat vraagt nu juist om gemeenschap boven individu en om langdurige loyaliteit. Het stelsel van solidariteit en sociale voorzieningen kan dus niet over de schutting gegooid worden, terug de civil society in.

De vierde weg: bovenop staat, markt en civil society

Als organiseren in de civil society als een derde weg wordt gezien tussen staat en markt, dan is die derde weg dus geen optie. Een meer passend concept houdt rekening met de modernisering en ziet nieuwe maatschappelijke initiatieven niet als back to civil society, maar als het ontstaan van een vierde weg van organiseren bovenop die van staat, markt en civil society. Namelijk die van de crafting communities (Trommel, 2013) en collaborative community (Adler & Heckscher 2006).

Hoe ziet die vierde weg er dan uit? Een verhouding tussen overheid en samenleving houdt rekening met de moderniseringsprocessen. Dat betekent dat burgers en gemeenschappen niet overvraagd worden. De overheid blijft van belang als stabiele factor. In de moderne tijd waarin iedereen druk is, op allerlei plaatsen is, een eigen specialisme heeft en van anderen ook professionaliteit eist, zal arbeidsdifferentiatie blijven. Mensen zullen niet alles zelf gaan doen, er zijn grenzen aan generalisme. In samenwerkingsverbanden tussen overheden, burgers, bedrijfsleven en maatschappelijk organisaties werken zij aan maatschappelijke vraagstukken. Niet óf staat óf markt óf gemeenschap, maar én overheid én burgers én bedrijfsleven. De governance-principes zijn niet meer die van bureaucratie, markt of gemeenschap, maar die van de collaborative community en crafting community. Hierin staat de ethiek van ‘goed werk’ en ‘goed samenwerken’ centraal. Kenmerkend voor deze communities zijn de principes van wederkerigheid, delen, onderling vertrouwen en onderlinge afhankelijkheid.

Crafting communities: een bereikbaar oord

Het zou kunnen dat dit al aan het ontstaan is. Als dit is wat met participatiesamenleving wordt bedoeld, dan is dat mooi. Dan is het zaak om daar ook de juiste concepten en beelden bij te hebben. Modellen moeten niet refereren aan onbereikbare oorden, zoals de situatie van voor de verzorgingsstaat. Met ‘collaborative’ en ‘crafting’ communities is een bereikbaarder oord en een passender concept gegeven. Daarmee is een bureaucratische overheid is dus ook voor handen zonder terug te keren naar de sfeer van de gemeenschap.

Robert van Putten rondde recent de master Bestuur van maatschappelijke organisaties af aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op zijn afstudeeronderzoek ‘De vierde weg. Een onderzoek naar de herordening van het maatschappelijk organiseren en een ontwerp van een alternatief’.

 

Referenties

Adler, P.S. & C. Heckscher (2006). ‘Towards Collaborative Community.’ in C. Heckscher & P.S.  Adler (eds.) The Firm as a Collaborative Community, pp.11-105. Oxford: Oxford University Press.

 

Trommel, W. (2013). ‘A study into Welfare localization’ en ‘The birth of the Crafting Community’ in D. Bannink, H. Bosselaar en W. Trommel (eds.) Crafting Local Welfare Landscapes. pp. 9-24, 157-171. Den Haag: Eleven International Publishing.

Dit artikel is 4061 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (6)

  1. hoewel ik het met de tendens in het artikel eens ben. Terug naar De Civil Society zal niet lukken. Maar wat nu precies Crafting and Collaborative Communities zijn wordt mij nog niet zo duidelijk. Dat is lastig als zij als de nieuwe vierde weg en als oplossing voor voornoemd probleem gedacht worden.

  2. Goed stuk! Naar dat samenspel van staat, markt en civil society moeten we inderdaad toe. Twee kanttekeningen. (1) Ik hoor eigenlijk zelden iemand serieus pleiten voor een retour naar de periode voor de verzorgingsstaat en dus afschaffing van verzorgingsstaat en markt. In dat opzicht bestrijdt Robert van Putten onzin die hij eerst zelf heeft gecreeerd. (2) Wat is die vierde weg nu eigenlijk meer dan een slimme, eigentijdse manier van omgaan met (de resten van) verzorgingsstaat, markt en civil society? Is het dan wel een vierde weg?

  3. Civil society is een abstract concept. Het ‘bestaat’ als zodanig niet. Thatcher vond destijds There Is No such thing As society (TINA). Dat gaat wel erg ver omdat in die periode er wel hevige demonstraties in de UK plaatsvonden om tegen Thatchers kaalslag beleid te protesteren. Niemand kwam toen echter op het idee om de participatiegraad in de samenleving op te krikken. Dergelijke ideeën zijn tijdsgebonden. De huidige tijdsgeest is die van de good governance (sinds de tweede helft van de jaren ’90). In dat kader wordt het begrip participatiesamenleving opgevoerd als vierde weg. Mijn stelling is dat de doorsnee burger helemaal niet wil participeren alleen als het niet anders kan. We hebben niet voor niets ‘de staat’ uitgevonden. Bovendien is de kwantiteit en kwaliteit van het sociaal kapitaal in de samenleving – nodig voor een dergelijke transformatie – niet duurzaam voor handen.

  4. Heel interessant artikel. Ook ik kom regelmatig de behoefte tegen om terug te gaan, of vooruit, naar de civil society. Terwijl ik ook denk dat de civil society iets is dat de ruimte opvult tussen een falende overheid en een falende markt. De burgers organiseren zich daar onderling om in hun, al dan niet collectieve, behoeften te voorzien.
    Wat de overheid nu doet, in ieder geval bij mij in het dorp, is een nieuwe maatschappelijke tweedeling creëren. Aan de ene kant heb je werkenden. Zij hebben volledige burgerrechten. Aan de andere kant het je mensen die uit het arbeidsproces zijn, zijn gestoten. Zij zijn de overbodigen, de rechtelozen. Als ze aanspraak willen maken op een voorziening dan zullen ze daarvoor arbeid aan de gemeenschap moeten leveren, moeten participeren. Zij zijn een soort nieuwe slaven. Ze worden ter beschikking gesteld aan bedrijfsorganisaties als goedkope arbeidskrachten.
    Ze mogen natuurlijk geen slaven of dwangarbeiders genoemd worden. Ze hebben geen bezitter. Ze hebben een verplichting aan de gemeenschap. Ik ben bang dat dit de vierde weg wordt, geen rechten maar voorzieningen voor hen die geen bezit hebben, geen baan hebben. Als het opheffen van de rechtstaat voor sommigen de vierde weg is, dan wordt die heel griezelig ingevuld. Het is wel een invulling van “Niet óf staat óf markt óf gemeenschap, maar én overheid én burgers én bedrijfsleven.”

  5. De participatiesamenleving is een voorbeeld van een gebrek aan ‘hard thinking’ zoals dat in het VK wordt genoemd. Het is, tenminste in NL, geen goeddoordacht concept, maar een handig label ter verhulling van de afbraak van de verzorgingsstaat. Dat kan ook niet anders want de ‘Big Society’ is in essentie een conservatief idee. Of je het er nu mee eens bent of niet, in het VK zijn wel politici en denkers (Blond, Norman) die hebben geprobeerd er een conceptuele basis aan te geven. Deze betreuren de te ver doorgeslagen invloed van de betuttelende overheid en de geliberaliseerde markt. Zij willen niet per se terug naar een jaren vijftig samenleving, maar zoeken wel naar nieuwe vormen van gemeenschapszin. In dit concept staan naast individuen instituties centraal als dragers van normen en waarden en vehikels van samenlevingsopbouw. Hoewel conservatief, sluit dit goed aan bij klassiek liberale noties van burgerschap, die afgelopen decennia verstomd zijn onder het luide geschreeuw van neo-liberale individualiseringspredikers. In NL kunnen Rutte en zijn VVD maar moeilijk de weg terug vinden naar liberale burgerschapsnotities en zijn ook de sociaal-democraten verstrikt geraakt in een zelfgesponnen web van zelfontplooing en vermarkting waardoor de samenleving uit het gezicht verdwenen is. Waar dit toe leidt staat mooi beschreven in het boek The Unwinding van George Packer over de langzame erosie van de Amerikaanse instituties, die ooit de steunpilaren waren van de Great Society: grenzeloze vrijheid, jazeker, maar vooral eenzaamheid.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *