Migratieregeling weinig probaat middel tegen verdringing op arbeidsmarkt

Lodewijk Asscher wil een migratieregeling om de lageropgeleiden in rijke EU-landen als Nederland te beschermen. Een goede registratie van migranten en een beleid dat meer rekening houdt met knelpunten op de lokale woon- en arbeidsmarkt biedt meer soelaas, zegt onderzoeker Karijn Nijhoff.

Minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher en de Engelse publicist David Goodhart wezen deze zomer in een ingezonden stuk in de Volkskrant en de Britse krant The Independent op de negatieve gevolgen van het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie. Een van die gevolgen is dat de laagopgeleide burgers in Nederland en de andere rijkere EU-landen het op de arbeidsmarkt vaak afleggen tegen migranten uit Oost-Europa. En dat zou een ontregelend effect hebben op de samenleving. Asscher en Goodhart pleitten daarom voor een migratieregeling waar zowel de migrant als laagopgeleide Nederlander baat bij heeft.

Is controle en sturing op migratie mogelijk?

Het pleidooi van Asscher en Goodhart lokte veel reacties uit. De meeste gingen in op de gelegde relatie tussen  het vrije verkeer van personen in de EU enerzijds en de verdringing van laaggeschoolde arbeid anderzijds. Er was grote twijfel of het aan banden leggen van het vrije verkeer van personen daadwerkelijk zou helpen om verdringing van arbeid te voorkomen. Zou de laagopgeleide niet ook aan de kant staan als er geen aanbod van migrantenarbeid zou zijn. Opvallend genoeg echter werd één vraag niet gesteld, namelijk of sturing en controle op migratie in de Europese Unie überhaupt mogelijk is.

Migratie vooral binnen de grenzen van de EU is een uiterst grillig proces waarbij toeval een belangrijke rol speelt. Uit een onderzoek naar lange termijn migratie van de gemeente Den Haag blijkt dat migranten vaak niet bewust kiezen voor Nederland als bestemming. De voor het onderzoek bevraagde Poolse migranten gaven de meest uiteenlopende redenen op waarom ze in ons land zijn gebleven. De een ‘kon de overtocht naar Engeland betalen’ of ‘was net gescheiden en ‘wilde het voortaan helemaal anders doen.’ Verder zijn er die in eerste instantie gekomen waren voor vakantiewerk, bijvoorbeeld in de kassen van het Westland, en daar uiteindelijk een vaste baan hebben gevonden.

Uit het Haagse onderzoek, waaraan hier eerder is gerefereerd, blijkt dat naast toeval ook praktische zaken een rol spelen bij het besluit van de migrant om zich voor kortere of langere tijd in ons land te vestigen. Heel belangrijk daarbij is het netwerk van familie, vrienden en bekenden. Dat netwerk biedt een eerste opvang en zorgt ervoor dat migranten via via werk kunnen krijgen, zelfs al is dat in een beroep dat hen aanvankelijk vreemd is. Zo kan het gebeuren dat een kok als stukadoor werkt en een beveiliger ramen inzet. Bij de onderlinge verdeling van het werk in het netwerk wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoog- en laagopgeleiden: ze worden allebei regelmatig voor hetzelfde werk ingezet.

Registratie van migratie schiet ernstig tekort

Omdat migranten niet zelden bereid zijn vele uren te maken tegen een veelal lage beloning, zijn ze voor werkgevers buitengewoon aantrekkelijk. Zo aantrekkelijk dat migranten volgens Asscher en Goodhart de laagopgeleiden in Nederland, Duitsland, Engeland of welk ander rijk EU-lidstaat dan ook van de arbeidsmarkt verdringen. Die verdringing kan  plaatsvinden doordat onderdanen van een EU-lidstaat hun recht op vrij verkeer en verblijf in een andere lidstaat eenvoudig kunnen uitoefenen. Dat betekent dat een Pool zich hier vrij kan vestigen en geen verblijfsdocument nodig heeft.

Om bij te kunnen houden op hoeveel migranten uit andere EU-landen zich waar en voor hoe lang vestigen, heeft de Nederlandse overheid wel bepaald dat ook zij zich na verloop van tijd verplicht moeten registreren bij de Immigratie en Naturalisatiedienst. Doet iemand dat niet, dan heeft dat overigens geen gevolgen voor zijn verblijfsrecht in Nederland. Het kan hooguit betekenen dat hij later noch beroep kan doen op bijstand noch een studiebeurs kan aanvragen.

Ook de verplichting voor de migranten uit andere EU-landen om zich, na vier maanden verblijf, in een gemeente in te schrijven bij de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) heeft ten doel om zicht te krijgen op de migratiebewegingen. Ook hier volgt er geen sanctie als de migrant zich niet registreert.

Uit onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de bijna 600 duizend arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa niet in het GBA ingeschreven staat. Dat komt doordat migranten niet weten dat ze zich moeten inschrijven of dat ze het niet kunnen omdat ze niet over de benodigde papieren beschikken. Weer anderen schrijven zich bewust niet in omdat ze dan geen gemeentelijke belastingen en waterschapsbelasting hoeven te betalen. En ten slotte zijn er migranten die, uit wantrouwen, zo veel mogelijk contact met de overheid proberen vermijden.

Beperking vrij verkeer van personen is oplossing niet

Als een overheid niet weet hoe veel migranten er binnen de grenzen van haar grondgebied verblijven, waar ze wonen en werken, waar ze vandaan komen en of ze hoog- of laagopgeleid zijn, dan lijkt de roep om regulering vrij zinloos. Want over welke en hoeveel migranten heeft ze het dan? En hoe kan ze zonder goede registratie de mate van verdringing op de arbeidsmarkt vaststellen en vervolgens daar beleid op maken?

In plaats van de door Asscher en Goodhart bepleitte regulering lijkt het dan ook eerder gewenst de registratie en monitoring van migratie-arbeid te verbeteren. Zolang dat niet is gebeurd, zal de overheid haar beleid moeilijk op de behoeftes van lageropgeleiden en migranten kunnen afstemmen. Een beleid dat zich niet zozeer richt op een beperking van het vrije verkeer van personen binnen de EU, als wel aansluit op de motieven en gedrag van migranten. Een beleid dat rekening houdt met de lokale situatie, die in Limburg anders is dan in Den Haag en dus ook andere behoeften en knelpunten heeft.

Karijn Nijhoff is senior onderzoeker Centrum Lectoraten en Onderzoek en lid van de Kenniskring Grootstedelijke Ontwikkeling van de Haagse Hogeschool.