‘Allochtoon-autochtoon’ – wat wilt u?

Nadat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WWR) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de termen ‘allochtoon-autochtoon’ hebben afgeschaft, is het nog steeds niet duidelijk hoe het publiek erover denkt. Wat is de tussenstand van de poll op deze site?

Momenteel is op deze site een poll te vinden, opgesteld door wetenschappers Arjen Leerkes en Jaco Dagevos, met daarin een drietal alternatieven voor de begrippen ‘allochtoon-autochtoon’. De poll is opgesteld voordat de WRR zijn besluit had genomen de termen af te schaffen. Er zijn drie opties waar op gestemd kan worden. Kortweg: stoppen met meten, doorgaan maar met andere termen, of doorgaan met meten van herkomst maar met andere invulling van ‘allochtoon-autochtoon’’. Hieronder een greep uit de reacties op de poll, nadat 401 mensen de afgelopen tijd stemden. Wat voor argumenten voeren zij aan voor hun keuze?

Optie 1: Stop met meten van herkomst EN schaf de termen allochtoon-autochtoon af.

38 Procent van de stemmers heeft hun voorkeur gegeven voor optie 1. Als argument wordt voornamelijk gegeven dat het gebruiken van een onderscheidend begrip voor een bepaalde doelgroep negatieve effecten met zich meebrengt, waaronder stigmatisering en discriminatie. Ook zorgt het gebruik van de termen voor een dichotomie in de samenleving door in plaats van de gelijkenissen de verschillen tussen groepen te benadrukken. Hierdoor blijft een eenheidsgevoel binnen Nederland uit. Tevens wordt benadrukt dat wetenschappelijk gezien de termen geen meerwaarde hebben omdat ze niet de complexiteit bevatten die wel in de samenleving aanwezig is. Verder stelt een aantal stemmers dat identificatie met de Nederlandse identiteit niet bepaald wordt door de herkomst van iemands ouders. De onderstaande reacties bevatten de meest genoemde argumenten:

‘Wij zijn naar mijn weten het enige land ter wereld waarin we een apart woord hebben voor mensen die in Nederland geboren zijn, maar volgens ons toch niet helemaal Nederlands zijn. We moeten accepteren dat de 'in-groep' verandert door de jaren heen. Het is niet meer zo dat 'de Nederlander' blank is met blond haar en blauwe ogen. De Nederlander zelf is divers geworden, alleen we accepteren het nog niet. Zoals Willem Schinkel (socioloog aan de Erasmus Universiteit, red) mooi zegt, de Nederlander wordt gezien als de samenleving en hoeft daarom niet integreren. Terwijl eigenlijk iedereen zou moeten integreren (als we het woord al willen gebruiken) in de huidige veranderende samenleving […].’

‘Het is niet relevant, doet mensen voelen alsof ze tweederangs burgers zijn en uiteindelijk gaat het alleen om het kleurtje. Door te onderscheiden, zorg je dat het gevoel van eenheid uitblijft en een tweedeling in stand blijft.’

’Classificering werkt discriminatie in de hand. “Wij” versus “zij” blijft bestaan.  De term wijzigen zal die situatie niet veranderen; in de migratiegeschiedenis zijn verschillende termen gehanteerd, zoals “gastarbeider”, “buitenlander”, “migrant”, “etnische groep”. De ervaring anders te worden behandeld of te worden gediscrimineerd, is daarmee niet veranderd.’

Optie 2: Ga door met meten van herkomst, MAAR gebruik andere termen, zoals migranten.

Het doorgaan van meten van herkomst maar met andere termen is tot nu toe gekozen door 29,8 procent van de stemmers. Allereerst belichten de stemmers dat het behouden van termen noodzakelijk is voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, maar dat de termen allochtoon-autochtoon dusdanig belast zijn dat zij stigmatiserend zijn. Stemmers komen met meerdere alternatieven. Zo worden onder andere termen als streepjes-Nederlanders, inburgers en nieuwe-Nederlanders aangedragen als alternatief. Een aantal van de alternatieven worden hieronder met toelichting omschreven.

’Nederlanders zijn zich over het algemeen onvoldoende bewust van nog steeds levende vooroordelen en discriminerend handelen tegenover migranten. Onderzoek dat discriminatie boven water kan brengen blijft dus nodig. Voor de te gebruiken terminologie lijkt mij Turkse etc. Nederlanders het meest neutraal voor de eerste generatie. Daarna zou je moeten spreken over Nederlanders van Turkse etc. afkomst.’

’Inburgers! Omdat inburgers Nederlandstalig is. Verwant aan inwijkelingen. Zij die de wijk hebben  genomen om zich als gasten bij een andere/nieuwe burgerij in te burgeren. Willen behoren tot een andere/nieuwe burcht=van burg. Mogelijk zich in de rij bevinden, bij meervoud, ter opname  tot Burgerschap van de opgezochte Burgers.’

’We doen vaak erg ons best om de juiste woordkeuze te maken. 'Allochtoon' is vandaag de dag eerder een scheldwoord dan een verwijzing naar iemand die niet in Nederland geboren is. Natuurlijk is het goed om hier bij stil te staan, om te zoeken naar alternatieve termen en om elkaar aan te spreken op onterechte, stereotyperende uitspraken. Maar waarom doen we het niet andersom? Als de beeldvorming verandert, is het niet nódig om termen te veranderen. Hoe mooi een nieuwe term ook mag zijn, de oorzaak van het probleem ligt in de betekenis áchter het woord, en niet in het woord op zich.’

Optie 3: Ga door met meten van herkomst EN geef een andere invulling aan allochtoon-autochtoon (en noem tweede generatie allochtonen bijvoorbeeld 'autochtonen van niet-Nederlandse herkomst').

Voor de derde optie heeft nu 25,3 procent van de deelnemers zijn voorkeur uitgesproken. Een veelvoorkomend argument van de stemmers is dat het veranderen van de termen geen verandering teweeg zal brengen. Voornamelijk omdat het al vaker geprobeerd is andere termen in te voeren en dit geen gewenst resultaat opleverde. Door beeldvorming over bepaalde groepen zullen de nieuwe begrippen op den duur dezelfde negatieve lading krijgen.

Een tweede argument is dat het behouden van de begrippen van belang is voor de wetenschap. Zowel het monitoren van integratie als het kunnen volgen van verschillende groepen over de jaren heen wordt als waardevol gezien. Eveneens acht een aantal van de deelnemers het van belang dat beleid kan worden toegespitst op doelgroepen met verscheidene achtergronden, vooral in het belang van deze doelgroepen zelf. Door velen wordt benadrukt dat het belangrijk is om begrippen te hanteren die geen stigmatiserende werking hebben en bewust te blijven van de interne diversiteit binnen de doelgroepen. Hieronder een aantal reacties waarin de gegeven argumenten worden samengevat:

’Het heeft weinig zin om telkens andere termen te verzinnen zodra een begrip een politieke lading krijgt. Het is beter om het goed en niet-stigmatiserend te herformuleren. Meten van herkomst blijft van belang. Heeft iemand, die er op voorhand van uitgaat dat de uitkomst van metingen altijd negatief uitvalt voor de betrokken groep, eigenlijk niet zelf een heel negatief beeld van allochtonen? Kunnen metingen ook geen heel positieve resultaten opleveren?’

’Het gaat volgens mij niet zozeer om de termen zelf, maar meer de manier waarop ze gebruikt worden. We maken het integratieproces inzichtelijk door te meten, waardoor we ook weten waar mogelijke knelpunten liggen en om bij te houden of we voldoende doen om migranten goed op te nemen in onze maatschappij en daarbij de kansen krijgen die ze verdienen. Daarbij is het wel belangrijk om ook de interne diversiteit van groepen te erkennen, anders dan bij het klassieke doelgroepenbeleid. Uiteindelijk is het meetbaar maken van integratie vooral in het belang van nieuwe-Nederlanders.’

Ook opvallend is dat 7 procent van de stemmers geen optie heeft aangevinkt omdat hun voorkeur er niet tussen staat. Een groot deel van deze stemmers pleit dan ook voor het behoud van de begrippen zonder herformulering.

Nonie van der Waal en Danique van Dalen zijn bachelor studenten sociologie (honours class) aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Stemmen kan nog! (tot 20 november).

 

Foto: Steve Snodgrass (Flickr Creative Commons)