Buurt bestuurt: je kunt het afserveren, maar er ook affirmatief over nadenken

Het debat over de Nederlandse participatiesamenleving gaat vooral over ‘zachte’ onderwerpen, zoals leeszalen, tuintjes en zorg voor ouderen. Een ‘hard’ onderwerp als veiligheid mag echter niet ontbreken. Buurt Bestuurt in Rotterdam is de proeftuin voor de participatiesamenleving.

De pleitbezorgers van de participatiesamenleving gaan ervan uit dat burgers verantwoordelijkheden kunnen dragen die altijd tot de staat hebben behoord. Sommigen gaan zelfs zo ver om de staat helemaal weg te denken. Radicaal of niet, de voorstanders van de participatiesamenleving hebben de neiging om voorbij te gaan aan het feit dat er altijd mensen zullen zijn die de staat dringend nodig hebben om niet kopje onder te gaan. Vooral op het gebied van veiligheid kan met name de onderklasse niet zonder een sterke staat. Daarmee is overigens niet gezegd dat zij zelf geen bijdrage zou kunnen leveren.

Veiligheidsbeleid kent vier participatieniveaus

Integendeel, er zijn minimaal vier niveaus waarop burgers kunnen participeren in het veiligheidsbeleid: raadplegen, coproduceren, meebeslissen en zelfbeheer. In Nederland doen burgers voornamelijk mee op de twee lagere treden, dat van raadplegen en coproduceren. Ze nemen deel aan slachtofferenquêtes of leveren een aandeel aan opsporingsonderzoek door de politie, bijvoorbeeld via Burgernet en Amber Alert. Interessanter zijn de derde en vierde niveaus van burgerparticipatieprojecten. De reden hiervoor is dat deze projecten raken aan het geweldsmonopolie van de overheid.

Participatie op de derde trede omvat namelijk de mogelijkheid tot agendering en meebeslissen. Burgers oefenen hiermee een actieve invloed uit op het veiligheidsbeleid omdat zij mogen aangeven hoe en waaraan een deel van de politiecapaciteit moet worden besteed. Buurt Bestuurt in Rotterdam is hiervan een voorbeeld. Dit project heeft tot doel de veiligheid en veiligheidsgevoelens onder de bewoners te verbeteren. Tegelijkertijd wil Buurt Bestuurt het vertrouwen van burgers in de politie en gemeente vergroten. Dit gebeurt door bewoners te betrekken bij de oplossingen voor de veiligheidsproblemen in de wijk.

Boos vanwege bestuurlijke onwil en bureaucratische blokkade

Op de eerste vergadering van Buurt Bestuurt Rieder-Noord in de Rotterdamse wijk Hillesluis werd aan de bewoners gevraagd waar de politie en de deelgemeente volgens hen extra aandacht aan zouden moeten besteden. De bewoners kwamen tot de volgende drie problemen: rondslingerend vuil naast containers, te hard rijden en de parkeerdruk in de wijk. Die zaken moesten volgens hen subiet worden aangepakt. En ze hadden ook ideeën over hoe dat zou kunnen.

Om het te hard rijden in Rieder-Noord te ontmoedigen bijvoorbeeld, stelden de bewoners voor een smiley aan te schaffen. Een smiley is een ‘verkeersbord’ dat bestaat uit een gele cirkel – een gezicht – met twee stippen daarin – ogen en mond. Afhankelijk van de snelheid waarmee een automobilist het bord passeert, vertoont het gezicht een blije dan wel boze uitdrukking. Het idee is dat de gelaatsuitdrukking van de smiley chauffeurs motiveert om zich aan de geldende snelheidsregels te houden.

Vanwege de effectiviteit stelden de bewoners voor de smiley steeds in die straten zetten waar te hard werd gereden. Goed idee zou je zeggen, maar zo niet de deelgemeente. Die voerde telkens andere redenen aan om het verzoek van de bewoners af te wijzen. Eerst beweerde ze dat de wijkbewoners geen smiley mochten plaatsen, zelfs niet in hun voortuin of aan de gevel, vervolgens waren de kosten te hoog, daarna zouden de twee smiley’s van Stadsbeheer al in gebruik zijn, en ten slotte zouden de verzoeken om plaatsing van een smiley niet aan de juiste instantie zijn gericht. Het bleken vooral gelegenheidsargumenten te zijn.

De patstelling tussen gemeente en bewoners duurt een vol jaar. Gefrustreerd schrijven de bewoners een brief aan burgemeester Aboutaleb over de kwestie. Uiteindelijk kan de vertegenwoordiger van Stadsbeheer niet anders dan toegeven dat de bewoners in bruikleen een smiley kunnen ontvangen. Misschien versprak zij zich, toen zij daarop liet volgen dat er nog een ongebruikte smiley in een opslag lag. Hoe het ook zij, het verhaal over de kosten van de smiley werd daarmee meteen ongeloofwaardig en de gemeente moest ten langen leste een smiley in Rieder-Noord plaatsen.

Had een smiley de gemoedstoestand van de bewoners in Rieder-Noord gedurende de bijeenkomsten van Buurt Bestuurt weergegeven, dan zou het waarschijnlijk voortdurend boos hebben gekeken. Boos vanwege de bestuurlijke onwil en de talloze bureaucratische blokkades waarmee zij voortdurend werden geconfronteerd. ‘Als buurt mag je blijkbaar geen smiley hebben, ik kan het niet anders verklaren,’ vertelt een bewoner.

Het Mattheüseffect gaat ook op bij veiligheid

De advocaten van de participatiesamenleving gaan uit van goed opgeleide burgers die in staat zijn problemen te analyseren en op te lossen. Oplossingen die ze op rationele wijze weten over te brengen aan de overheid. In dit denkbeeld van de participatiemaatschappij wordt de term ‘burger’ nooit geproblematiseerd. Er zijn echter serieuze vraagtekens te plaatsen bij de veronderstelde burgerkracht in de participatiesamenleving.

Als bewoners een jaar lang bezig zijn om een smiley te krijgen, die bovendien alleen gebruikt mag worden op de door de gemeente gestelde voorwaarden, dan kun je twijfels hebben over de doorzettingsmacht van de burger. Is die altijd voldoende om door de bureaucratische bastions heen te breken? De wijkbewoners die deel uitmaken van Buurt Bestuurt Rieder-Noord geven desgevraagd grif toe dat ze vaak niet bij machte zijn om de door hen gewenste besluiten door te drukken. Dat komt doordat ze eigenlijk niet weten hoe, want ‘de gemeente zit op de Coolsingel en niet hier’, en omdat ‘er een stukje kennis en ervaring ontbreekt om zelf iets te kunnen regelen’.

In de beter gesitueerde wijken van Rotterdam – Hillegersberg of Kralingen-Oost – waar het hogere segment van de Rotterdamse bevolking woont, is die burgerkracht wel in voldoende mate aanwezig. De bemiddelde en hoogopgeleide Rotterdammers hebben wel de juiste contacten en weten zich, door opleiding en ervaring, in de regel prima te verweren tegen ambtenaren en autoriteiten.

Het verschil tussen de bewoners van de verschillende wijken is soms aanzienlijk en wordt door het ‘Mattheüs-effect’ naar verwachting alleen maar groter. Immers, de evangelist en apostel van Jezus, Mattheüs (13:12) wees er al op dat zij die veel hebben, meer zullen krijgen en zij die weinig hebben, minder. Burgers die al veel veiligheid hebben, zullen dankzij het Mattheüs-veiligheidseffect dus nog meer krijgen. Hiervan is al sprake in het geval van private veiligheid (‘zelfbeheer’), maar nu ook voor de publieke veiligheid.

Buurt Bestuurt kan beter en heeft tijd nodig

Is Buurt Bestuurt daarmee een mislukte vorm van burgerparticipatie in het veiligheidsbeleid? Die conclusie zou al te voorbarig zijn. We hebben ruim drie eeuwen lang geëxperimenteerd met een klassiek Hobbesiaans veiligheidsmodel met het geweldsmonopolie bij de overheid en een nadruk op bestraffen, verbieden en beboeten (‘negatieve veiligheid’), dus moeten we Buurt Bestuurt vanwege kinderziektes niet meteen afserveren.

Wat voor Buurt Bestuurt geldt, gaat, op een hoger niveau, ook op voor de participatiesamenleving. Het is niet moeilijk om redenen te verzinnen waarom ze niet zou kúnnen werken. En natuurlijk kun je de participatiesamenleving kritisch wegzetten als een bezuinigingsmaatregel – wat het overigens ten dele ook is – maar je kunt er ook affirmatief over nadenken. Als een mogelijkheid dus voor burgers om meer zeggenschap te krijgen over hun eigen leven en veiligheid. Moeten we er wel voor zorgen dat ze haar intrinsieke belofte ook werkelijk waarmaakt. De veronderstelling dat de overheid niets anders hoeft te doen dan verantwoordelijkheid over te dragen aan de burger, is hierbij de grootste valkuil. De overheid moet serieus de vraag stellen: ‘Wie zijn die burgers waarop we een beroep doen en hoe betrekken wij hen volwaardig in het veiligheidsvraagstuk?’ Niet iedereen participeert in gelijke mate.

Marc Schuilenburg is als universitair docent verbonden aan de afdeling Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Zijn nieuwste boek heet ‘The Securitization of Society. Crime, Risk, and Social Order’ (2015).

Dit artikel is een sterk ingekorte versie van het stuk dat volgende week verschijnt in het nieuwe tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, dat voor groot deel is gewijd aan het Nationaal Laboratorium Burgers, boeren en buitenlui op 6 november.