COLUMN Choose your battles

Steven Spielbergs ‘Saving private Ryan’ is beroemd vanwege de lange en bloederige openingssequentie, maar er zit een scene in die mij nog veel meer onder de huid is gaan zitten. Het is niet de eerste keer in de film dat een man gedood wordt, maar nu is de dader een Duitser die vlak daarvoor nog is vrijgelaten door de enige intellectueel in het peloton. Nog erger, terwijl zijn maat vecht voor zijn leven – en verliest - zit deze private Upham bibberend en huilend op de trap. Upham is aan het peloton toegevoegd als tolk en wordt door de Spielberg neergezet als het prototype van de waarde-gedreven professional die, als het erop aan komt, aan de kant blijft zitten.

We mogen aannemen dat de visie van de regisseur van zo’n blockbuster dicht in de buurt komt van wat het grote publiek ervan vindt. Theedrinkende en boeken lezende softies, daar win je de oorlog niet mee. En eerlijk gezegd, de vechter in mij is het daarmee vaak eens. Wat heb ik me af en toe eenzaam gevoeld. Toen iedereen wegliep met dat idiote Stad en Stijging (“Wie voor een dubbeltje geboren wordt kan een euro worden”, meende de bestuurder van Woonbron die later 180 miljoen euro verjubelde aan een stoomschip) wisten sociaal werkers heel goed dat het leven voor heel wat buurtbewoners ‘een dubbeltje op zijn kant’ was. Maar je hoorde ze niet of nauwelijks.

VWS zette anderhalve fte op de Vogelaarwijken en liet toe dat VROM werd omgedoopt tot Wonen, Wijken en Integratie. En daarna helemaal opgeheven! De sociale sector zat erbij – en keek ernaar – toen kerngezonde ouderenvertegenwoordigers bestuurders wisten te overtuigen dat ouderen met een indicatie voor verblijf best thuis konden blijven wonen. We lieten gebeuren dat tweeverdieners met een kind in de kinderopvang belastingvoordeel krijgen, terwijl tweeverdieners met mantelzorgverplichtingen vaak duizenden euro’s in de min schieten. ’s Lands grootste producent van ongelijkheid en ongelukkigheid, het onderwijs, krijgt er de komende jaren honderden miljoenen bij, maar in de budgetten voor de jeugdzorg wordt fors gesneden. Geef dan maar eens passend onderwijs!

Dus ja, ik kan wel een beetje meevoelen met Spielberg. In vredestijd zijn die softies toffe mensen: Upham beleeft zijn finest hour als er een grammofoon met een plaat van Edith Piaf gevonden wordt, de hardste soldaat wordt week als hij de teksten vertaalt. Maar als er gevochten moet worden, dan moet je er niet teveel van verwachten.

Ik had goede hoop dat welzijnsinstellingen en opleidingen social work een, professioneel betaalde, bijdrage zouden mogen leveren aan de eerste opvang van vluchtelingenkinderen, maar onlangs werd bekend dat deze taak blijft voorbehouden aan juffen en meesters die keurig de Pabo hebben gedaan. Dat in die kringen wordt beweerd dat ‘ze eerst maar eens Nederlands moeten leren’ en ‘je niet teveel aandacht aan trauma’s moet besteden’ baart mij zorgen, maar als ik daar alleen in sta, dan beschouwen we die strijd maar als gestreden. Choose your battles, zegt mijn vrouw altijd, en tja, daar ben ik niet zo goed in. Ik schreef in een paar maanden tijd een musical over gelukszoekers, een boek over het einde van de witteboordensector en blogs over tientallen onderwerpen. Als het dan af en toe eens lukt om een bresje te slaan in de bolwerken van de publieke sector, dan mag je niet klagen.

Maar het knaagt wel. Er is zoveel te doen. Er wordt nog nauwelijks effectief gewerkt aan oplossingen voor de zeer ongelijke verdeling van arbeid in Nederland. Het tekort aan banen is niet op te lossen, maar met de maatschappelijke gevolgen ervan moeten we wel aan de slag. De signalen van radicalisering, verrechtsing en verdringing zijn immers niet te missen.

Op een ander front moeten we ook aan de bak: Nederland is nauwelijks voorbereid op het ontstaan van dementerende wijken - studenten sociaal werk krijgen er niet eens les over - terwijl de EHBO-posten nu al steeds meer 80-plussers moeten helpen en de brandweer het steeds drukker krijgt.

Ik mag de komende maanden op deze plek als columnist mijn licht laten schijnen over zulke vraagstukken, ook al vindt Spielberg dat oorlogen niet met een typemachine gewonnen worden (Upham mag alleen een potlood meenemen naar het front). En toch, ook Spielbergs held kapitein Miller is in het dagelijks leven docent Engels, een boekenman. En Miller deugt. Hij doet wat hem gevraagd wordt, maar snapt ook heel goed wat het waard is dat moeder Ryan haar enige nog levende zoon heelhuids terug krijgt. Millers idealisme is heel concreet en persoonlijk: er is daar ‘iemands moeder’ en daar doe je het voor.

Wie vecht om het vechten kan geen vrede brengen. Wie vecht voor zichzelf ook niet. Je moet weten voor wie je het doet en wat dat waard is. Geen peloton kan zonder zachte, verstandige, waarde-gedreven mensen. Sociaal werkers, aanvallen!

Klaas Mulder is zelfstandig adviseur en docent aan Hogeschool Utrecht