Maak van sociaal werk een ‘meertalig’ creatief beroep

Volgens het opleidingsdocument in het hoger onderwijs is het sociaal werk een ‘talig’ beroep. Maar dat is eenzijdig en onhoudbaar. Kunst en creativiteit kunnen professionals ‘meertalig’ maken, betogen drie lectoren van verschillende hogescholen.

In januari 2017 is het nieuwe Landelijk Opleidingsdocument Sociaal Werk uitgekomen. Dat is de gezamenlijke uitgave van de vijf landelijke opleidingsoverleggen (Loo’s) in het domein sociaal werk van de sector hogere sociale studies.

De inleidende alinea op de toelichting bij de benodigde tien kernkwalificaties stelt nadrukkelijk het volgende (2017: 24): ‘Sociaal werk is een “talig” beroep. Een goede mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid ligt aan de basis van alle kwalificaties die hieronder worden toegelicht.’

Eenzijdig en onhoudbaar

Deze stelling is niet verrassend, want strookt met het gangbare denken en doen in (de opleiding van) sociale beroepen en, meer algemeen, de status quo wat betreft taligheid in onze maatschappij. Er wordt in het opleidingsdocument een koppeling gelegd met mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid, die belangrijk zijn voor sociaal werk.

Maar de stelling wordt nergens onderbouwd en is volgens ons eenzijdig. Het verraadt een vooringenomenheid met de verbale taal en cognitieve intelligentie, die zowel praktisch als filosofisch niet meer houdbaar is. Wij pleiten daarom voor een herformulering en herwaardering van sociaal werk als een ‘meertalig’ beroep. Daarbij stellen wij dat kunst en creativiteit bij uitstek geschikt zijn om aan die meertaligheid handen en voeten te geven.

Superdiversiteit is aan de orde van de dag

Allereerst voor wat betreft (meer)taligheid in de praktijk van het sociaal werk. Sociaal werk zet zich in voor het sociaal functioneren en de sociale kwaliteit van mensen. Dat gebeurt in verschillende sociale contexten, hun primaire leefomgeving, netwerken en gemeenschappen, zo leert ook het opleidingsdocument.

In sociaal werk gaat het over iedereen, met allerlei voorkomende verschillen en combinaties: krachtige en kwetsbare mensen, mensen met en zonder beperkingen, fysiek of psychisch, mensen met of zonder migratieachtergrond, enzovoort. Superdiversiteit is aan de orde van de dag en in principe doen de vragen van al die mensen er voor de sociale professional toe. Dit betekent dat het inzetten van verbale taal, of specifieker het Standaardnederlands zoals het op scholen wordt onderwezen, onder meer bij het contact maken in sociaal werk niet zelden flink tekort schiet.

Toch zou sociaal werk in de kern een “talig” beroep zijn, waarbij goede mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid aan de basis van alle kwalificaties liggen. Het belang ervan voor de beroepsuitoefening staat wat ons betreft niet ter discussie, maar in de praktijk is echt meer nodig. Anders doen we de mensen om wie het gaat tekort.

Laten we ons richten op het contact met andere mensen

Aan de nadruk op een enkelvoudige verbale taligheid van sociaal werk ligt stilzwijgend een filosofische vooronderstelling ten grondslag. Waar het op neerkomt is dat de mens in essentie nog altijd als een ‘Geistwesen’ wordt beschouwd. Of zoals de filosoof Aristoteles (384-322 v.o.j.) al weer bijna 2500 jaar geleden stelde: de mens is een met rede en spraak begiftigd dier. De logos, in al zijn gedaanten, is bij een dergelijk mensbeeld dominant. Er zijn ondertussen echter veel denkers die dat ter discussie hebben gesteld.

Het verdient aanbeveling ‘de mens’ ruimer op te vatten, ook minder van zijn uniekheid ten opzichte van andere dieren uit te gaan (zie ook: De Waal 2010). Laten we ons concentreren op het gevoelsmatige, ‘pathische’ aspect van ons contact met andere mensen. Dit komt ook terug in begrippen als ‘sympathie’ en ‘empathie’, respectievelijk ‘meevoelen met’ en ‘invoelen van’ de ander.

Volgens ons is juist gevoelsmatige communicatie niet per se of alleen verbaal talig van aard. Zelfs eerder niet dan wel. De mens is een relationeel ‘wezen’ dat vanaf het meest prille begin lichamelijk en zintuiglijk verbonden is met de ander (De Vos 2014, 2018; De Vos & Verhagen 2017). Het delen van gevoel speelt hier een fundamentele rol in. Connecties zijn vaak affectief. Dit impliceert dat contact en communicatie meer behelzen dan alleen de discursieve woordentaal.

Door kunst kunnen we raken en geraakt worden

De soorten vermogens die in de kunsten worden aangesproken zijn niet in eerste instantie cognitief van aard. En de gebezigde taal is veelal niet-discursief en niet-verbaal. Weliswaar bestaat er conceptuele kunst met vaak ook een meer discursief karakter. En er zijn (deels) verbale vormen van kunst, zoals literatuur en poëzie of praten en zingen in een muziek-, dans- en/of theaterperformance.

Maar kunst en creativiteit hebben een status aparte in de samenleving waar het gaat om het aanspreken van onze lichamelijkheid en zintuiglijkheid, direct of indirect. Door kunst kunnen we raken en geraakt worden. Zintuiglijke gewaarwording en gevoel – het delen ervan – vormt de basis van ons bestaan. In de kunsten komt dat bij uitstek naar voren. Neem het voorbeeld van het samen meedansen met het optreden van een band op een popfestival.

Kunst en creativiteit openen kanalen

Kunst kan mede zorgen voor het beoefenen en cultiveren van ‘vreemde talen’. Ze kan laten zien hoe je als mens kunt omgaan met complexiteit en kunt reageren op onvoorziene omstandigheden.

In sociaal werk gaat het dan niet (alleen) om het praktiseren van l’art pour l’art. Professionals sociaal werk zijn ‘present’, ze maken contact mogelijk via verschillende kanalen en vangen signalen op. Kunst en creativiteit werken daarbij, ze openen die kanalen.

Dus: onze conclusie is dat we er goed aan doen het palet aan professionele mogelijkheden met kunst en creativiteit te verruimen – ‘sociaal werk is een “meertalig” beroep.’

Nico de Vos is filosoof en lector Participatie en Stedelijke Ontwikkeling aan de Hogeschool Utrecht. Eltje Bos is lector Culturele en Sociale Dynamiek aan de Hogeschool van Amsterdam. Erik Jansen is associate lector Versterken van Sociale Kwaliteit aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

Zij werken via praktijkgericht onderzoek en onderwijs samen aan innovaties op het gebied van kunst en creativiteit in het brede sociaal domein. Dit is een fragment van het artikel dat zij schreven in het nieuwe Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, met een dossier over ‘De creatieve professional’.

Foto: Pulitzer Arts Foundation (Flickr Creative Commons)