Politiseren in het sociaal werk is niet alledaags, sociaal werk wel

Er is een polemiek aan het ontstaan over het politiserende karakter van het sociaal werk over de hoofden van de sociaal werkers heen. Waar blijft hun stem, en die van hun opleiders?

Sociale rechtvaardigheid en mensenrechten keren steeds weer terug in de curricula van de opleidingen tot sociaal werk, en krijgen daarmee hopelijk steeds meer een plek  in de hoofden, harten en handen van (toekomstige) sociaal werkers. Mensenrechten zijn een internationale weerslag van een waardenkader waaraan velen van ons dagelijks draagvlak geven.

Beide begrippen, sociale rechtvaardigheid en mensenrechten, zijn een uiting van burgerschap die een democratische rechtsstaat veronderstellen. Een rechtsstaat die wereldwijd is opgenomen in een stelsel van soevereine staten. We zien het persoonlijke en publieke belang ervan in en het blijft zijn actualiteit houden (Tibbits, 2017).

Desondanks bestaat er over mensenrechten in zijn algemeenheid geen consensus (Ife 2009). Dat hoeft ook niet en dat kan ook niet; het behoeft wel democratische validiteit (Gregg 2012). Dat impliceert naast het juridische aspect ook een politiek, sociaal en cultureel proces dat tot op lokaal niveau door iedereen gedragen wordt.

Weten wat je doet en voor wie

Beroepsopleidingen hebben een dubbele functie die van oudsher in het woord beroep te vinden is. Enerzijds worden mensen voorbereid om een toekomstig beroep uit te kunnen oefenen. Anderzijds wordt de leerling bewust gemaakt van het appèl dat op hem wordt gedaan om zijn beginnende deskundigheid in te zetten.

Naast weten wat je doet, moet je ook weten voor wie je iets doet en waarom. In die zin wordt in het sociaal werk een beroep op het beroep gedaan. Maar wat bewerkstelligen we als sociaal werkers precies? Juist in het definiëren van het wàt ligt de verleiding en de misleiding op de loer. Gaan we telkens opnieuw de essentie van het sociaal werk duiden? Dat is een waarlijk een valkuil.

De visie op de kern van het beroep loopt uiteen. Beleidsmakers, onderzoekers, opinieleiders, cliënten, familie en sociaal werkers zelf - zij vinden geen consensus in wat de essentie van het beroep is. Gesprekken met honderden studenten levert een keur aan – vage - essenties op: mensen helpen, mensen ondersteunen, met mensen werken, methodisch en liefst nog evidence-based hulpverlenen.

Een alerte  student verkondigt de opvatting dat sociaal werk in essentie draait om het opkomen voor de belangen van mensen in een kwetsbare positie. Andere studenten geven terug: ‘moet je maar één essentie noemen?’ Deze (toekomstige) sociaal werkers demonstreren eigenlijk al kraakhelder dat sociaal werk een multi-essentieel beroep is.

Sociaal werk is alledaags, politiserend werken niet

Sociaal werk is alledaags, het richt zich primair op het alledaagse: plezierig wonen, relaties hebben, werk hebben (in de brede zin), betekenisvolle vrijetijdsinvulling, huishoudens onderhouden, enzovoorts. Voor sociaal werkers is politiserend werken dan ook geen alledaagse bezigheid wanneer de democratische rechtsstaat naar behoren functioneert.

Het gevaar in de discussie over politiserend werken, is dat de focus als bijna vanzelfsprekend gericht is op ‘grote’ (activistische) daden zoals protesteren, demonstreren, of verzet plegen tegen wetgeving en beleid. Dat is volgens ons aan te duiden als ‘groot politiserend werken’.

Dit gaat voorbij aan wat wij noemen ‘klein politiserend werken’. Het alledaagse sociale werk, gericht op de ogenschijnlijk kleine dingen, zoals het recht hebben om zelf te bepalen wat, hoe laat en met wie je eet, of je je medicijnen op tijd inneemt of een keer niet. In al dit ‘klein politiserende werken’ draagt de sociaal werker er zorg voor dat mensen tot hun recht komen. Hij doet dit met oprechte aandacht vanuit een eigen beroepsmatige rol.

Klein politiserend werken

Politiserend werken wordt gauw zo groot gemaakt dat veel sociaal werkers zich volgens ons hierin niet snel (zullen) herkennen, mede omdat hun praktijk daar niet naar is. Het grote politiserende denken kan ook leiden tot de valkuil waar het sociaal werk in de jaren ‘70 van de vorige eeuw in viel. De Sociale Actie als collectief protest overschaduwde de methoden en technieken die gericht waren op individuele hulpverlening (Scholte, 2018).

Klein politiserend werken is juist het realiseren van mensenrechten in de actuele praktijk; mensen ondersteunen in het bewust worden van het recht op vereniging en de voordelen ervan bij het breder oplossen van sociale vraagstukken.

Het is mensen ondersteunen in het opkomen voor hun mening door te verwijzen naar het recht op vrijheid van meningsuiting bij een zaak die hen of anderen aangaat op persoonlijk of maatschappelijk niveau.

Klein politiserend werken zit ‘em ook in de zelfreflectie van de sociaal werker in relatie tot zijn of haar werk, in zijn of haar invulling van het werk, in de omgang met de cliënt of hulpvrager. Het gaat hier tevens om de ‘macht van de vanzelfsprekendheid’ in het sociaal werk, de deskundigheidsmacht en sanctioneringsmacht van het sociaal werk en om de schuring binnen de relatie tussen professional en cliënt die leidt tot onzichtbaarheid, onmacht en ongelijkwaardigheid (Van der Weele, et al. 2018).

De valkuil van het grote politiserend werken

Opleidingen voor sociaal werk dienen gericht te zijn op democratiserende maatschappelijke beroepsontwikkeling. Daarin ligt volgens ons de toegevoegde waarde van het beroep.

Dit realiseren we door te bewegen in het alledaagse en daarin klein politiserend te werken. Door studenten en sociaal werkers te ondersteunen in hun beroep en hen daarnaast te ondersteunen bij het beroep op het beroep dat gedaan wordt door mensen op grond van hun mensenrechten. In Nederland, Vlaanderen of waar ze ook vandaan komen.

Peter Dijkstra is filosoof en hoofddocent aan de Hogeschool Rotterdam, Jeroen Knevel is voormalig Sociaal Werker, docent op de Hogeschool Utrecht en promoveert momenteel op de thema’s mensenrechten, inclusie en verstandelijk gehandicaptenzorg.

Foto: aluciana (Flickr Creative Commons)