Dilemma’s van Tonkens versimpelen de werkelijkheid

In de Marie Kamphuislezing van dit jaar stelt Evelien Tonkens fundamentele vragen over politiserend handelen door het sociaal werk. Haar betoog versimpelt complexe vraagstukken tot simpele of-of tegenstellingen, maar biedt ook goede adviezen, vindt Samme Grünfeld van de Hogeschool van Amsterdam.

Het belang van politiserend werken door sociaal werk wordt nogal eens in twijfel getrokken of gekarikaturiseerd, in de trant van ‘de linkse sociaal werker die zijn eigen politieke ideale op de barricade nastreeft’. Tonkens’ stellingname komt dicht bij deze hardnekkige karikatuur in de buurt: ‘Bij terugkeer naar maatschappelijk en politiek engagement, dringt de vraag naar de agenda zich op. In de praktijk kiezen sociaal werkers meestal een linkse agenda.’

Het is een pastiche omdat het ontkent dat de sociaal werker beschikt over specifieke kennis en vaardigheden, en haar professionele houding aan de hand daarvan bepaalt, en zich niet laat meesleuren in een politiek discours, zoals Tonkens suggereert. De hoogleraar maakt zich in haar lezing ook schuldig aan versimpeling: ze tovert complexe dilemma’s om tot of-of posities. Zo schrijft ze bijvoorbeeld: ‘Sociaal werkers willen stem geven aan wie dat niet voldoende hebben, maar wat als de mensen die niet voldoende stem hebben, onderling sterk verschillen en het onderling oneens zijn? Welke stem moet dan gehoord worden?’ Die vragen gaan er helemaal aan voorbij dat sociaal werkers er juist in getraind zijn om van of-of stellingen, en-en momenten te maken.

Basishouding van sociaal werkers: meerzijdige partijdigheid

Als sociaal werkers met partners en gezinssystemen werken, nemen ze vaak een basishouding aan van meerzijdige partijdigheid.[1] Bij meerzijdige partijdigheid worden de belangen van alle betrokken partijen betrokken, zonder iemand uit te sluiten en met oog voor de meest kwetsbaren. Sociaal werkers zijn getraind in het horen en laten klinken van meerdere stemmen. Waar ze in micro perspectief vaak heer en meester zijn, behoeft dit op macro perspectief nog wel enige uitwerking. De beroepscode voor professionals in sociaal werk schrijft voor dat meerzijdige partijdigheid in politiserend handelen altijd tot zijn recht moet komen (BPSW 2021): ‘De sociaal werker toont ten opzichte van ieder mens gelijke bereidheid tot het aangaan van een professionele relatie.’

Deze gelijke bereidheid betekent echter niet dat sociaal werkers, zoals Tonkens veronderstelt, ‘een toewijding dienen te hebben aan het stem geven zelf, ongeacht de inhoud. Ook dus stemmen waar je het zelf niet mee eens bent en wellicht zelfs verwerpelijk vindt, mits ze natuurlijk opereren binnen de grenzen van democratische rechtstaat.’

De beroepscode van sociaal werkers stelt ook dat gelijke bereidheid in de praktijk niet betekent dat de professional iedereen moet helpen. Er zijn factoren die een zinvolle werkrelatie kunnen belemmeren, bijvoorbeeld ‘wanneer de ondersteuning niet (meer) te verenigen is met de voor een goed hulpverlener geldende professionele standaarden en/of de missie van het beroep’.

Vanuit de internationale missie van het beroep kan de grens van het stem geven volgens professionele standaarden bepaald worden. Deze grens wordt bereikt indien bij het ondersteunen van een ‘stem van een groep’ herhaaldelijk de algemene principes ‘van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit niet meer opgebracht kunnen worden’. Een sociaal werker zal in eerste instantie met deze burgers in gesprek gaan om ‘de spelregels van het democratische proces’ te bespreken als randvoorwaarde voor de ondersteuning.

Het bewaken van deze principes is een taak van de sociaal werker en is essentieel voor het slagen van politiserend werken. Zonder deze principes is het niet mogelijk mensen met elkaar in gesprek te brengen en naar elkaar te laten luisteren. Dit om wederzijdse empathie te bevorderen en om mensen over hun empathiemuur te laten klimmen.

Empathie is dringend nodig

Sociaal werkers werken geregeld met ‘low trust’ burgers en gemeenschappen in ‘kwetsbare’ buurten. Hierbij opereren ze meestal in situaties waarbij burgers sterk tegenover elkaar staan. In deze situaties zien we dat ze hun boosheid en frustratie vaak richten tegen de ‘nieuwkomers’ in de buurt of tegen de overheid. Die ‘nieuwkomers’ kunnen zowel asielzoekers zijn of yuppen die huizen in de buurt kopen, en zodoende bijdragen aan gentrificatie van de wijk.

Het kan verleidelijk zijn voor de sociaal werker om de asielzoeker als ‘slachtoffer en zwakste stem’ te zien en haar politiserend handelen daarop in te richten. Ze kan ook positie kiezen voor de bewoner die vindt dat zijn buurt door yuppen wordt overgenomen. Hoe dan ook, zal het kiezen van een positie niet bijdragen aan meer vertrouwen, cohesie of samenwerking in de buurt.

Om vanuit meerzijdige partijdigheid te kunnen werken, moeten sociaal werkers een goed en sterk ontwikkeld gevoel voor empathie ontwikkelen. Ze komen in hun dagelijks werk voortdurend reacties tegen die een schokreactie oproepen, maar die ze moeten onderdrukken om met burgers in contact te blijven. Sociaal werkers moeten te allen tijde luisteren, om te begrijpen wat er speelt. Alleen dan kunnen ze voorbij de woede en boosheid van de buurtbewoners geraken en, ondanks de soms grote onderlinge verschillen, samen met hen een gemeenschappelijk belang formuleren. Om vanuit een breder, dieper en wijzer perspectief samen naar alternatieven te zoeken, om buurt en samenleving anders vorm te geven.

Met mensenrechtenperspectief komen we buiten links-rechts discussie

Door zijn handelen te koppelen aan professionele kernwaarden – zoals opstaan tegen discriminatie, wijzen op onrechtvaardigheden, respecteren van de rechten van burgers - plaatst het sociaal werk zich in het mensenrechtenperspectief en buiten een links-rechts discussie. Dat zou in het maatschappelijk debat over sociaal werk wel wat meer benadrukt kunnen worden.

Niet alleen het professioneel handelen van de sociaal werker heeft maatschappelijke en bestuurlijke effecten. Dat geldt ook bijvoorbeeld voor de ingrepen door artsen. Hun beroepsmatige interventies bezien we gewoonlijk ook niet vanuit een links-rechts spectrum, terwijl ze wel degelijk bijdragen aan politieke en sociale vraagstukken: stijging van zorgkosten om maar eens wat te noemen.

Ik stel voor dat we de sociaal werkers, die vanuit hun meerzijdige partijdigheid opkomen voor de zwakste belangen, gewoon hun politiserende werk laten doen. Dat we deze professionals voortaan beoordelen op de manier waarop ze hun beroepscode naleven, net zoals we dat bij artsen doen, en ze niet tot protagonisten van een linkse agenda bestempelen. Dat laatste doet niet alleen hen onrecht, maar ook de samenleving die daardoor doof blijft voor stemmen die wel gehoord zouden moeten worden omdat democratie anders een lege huls wordt.

Samme Grünfeld is opleidingsmanager Social Work bij Hogeschool van Amsterdam

 

[i] Heyndricks, Paul, Tijdschrift Balans, nr 3 juni 2005, Gent (https://www.vspw.be/files/pdfs/balans/tijdschrift/Balanstijdschrift2005_3.pdf)

 

Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)

 

Dit artikel is 2152 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Wat een mooie kritische reflectie. De lezing van Tonkens riep bij het nodige op, wat hier helder uiteen gezet is. Gezien de kritiek op populisme is de lezing van Tonkens zelf in mijn ogen ironisch gezien op bepaalde plekken wat aan de nauwe kant vanwege de versimpelde of-of tegenstelling. Zoals bij het derde dilemma over de agenda’s als sociaal werker slechts twee te benoemen: Partijdigheid voor één groep (in plaats van meervoudige partijdigheid) óf bevoogding (eigen agenda). De professionele agenda wordt hier buiten beschouwing gelaten. Zij brengt die professionele agenda later wel in, maar door het niet bij het dilemma te benoemen leest het alsof de professionele agenda volstrekt ontbreekt bij het huidig politiserend werken in het sociaal werk.
    De vraag: “Waarom moet de rechtse belastingbetaler bijdragen aan subsidie voor linkse sociale actie?”, is ook dubbelzinnig. Het zou immers juist een teken van populisme zijn wanneer sociaal werk blind meegaat in de (rechtse) stem van het volk.

    Gezien de vele verwijzing naar de jaren ’70 en ’80 ben ik misschien te jong (ben zelf geboren ’87) om de lezing goed genoeg te kunnen duiden. Aan de andere kant zie ik het echt niet zo snel gebeuren dat hulpverleners hun individuele hulpverleningstaak aan mensen verwaarlozen. Sterker nog: met de toeslagenaffaire wordt volgens mij duidelijk dat er juist méér aandacht gevestigd zou moeten worden op de diepere sociale én maatschappelijke oorzaken van problemen.

    Misschien raakt het me persoonlijk nog wel het meest dat een zwaargewicht als Tonkens sociaal werkers in de uitvoering zo buitenspel dreigt te zetten. Ten eerste doordat het politiserend werk vanwege de lezing gemakkelijker opzij kan worden geschoven als links populisme, ook al is het professioneel ingegeven, waarmee hun stem wordt verzwakt. Ten tweede door te stellen dat politisering van nog niet gearticuleerde problemen wellicht niet van sociaal werkers, maar van sociale wetenschappers moeten worden verwacht die in goed contact staan met sociaal werk. Als de sociaal werkers in staat zijn om hun praktijkkennis te articuleren op zo’n manier dat sociale wetenschappers het begrijpen, waarom kunnen sociaal werkers die problemen dan niet zelf articuleren richting de maatschappij? Als sociaal werkers de praktijkkennis niet kunnen articuleren, kunnen sociale wetenschappers ze op hun beurt immers ook niet doorvertalen. Hier komt ook weer de of-of versimpeling terug: hoezo kan iemand niet zowel sociaal werker als sociale wetenschapper zijn?

  2. Mooie overwegingen. Ook van Gershon Stroop in de reacties. Een mogelijk antwoord op diens laatste vraag is Jane Addams! Daarvoor is niemand te oud of te jong.

  3. Meerzijdige partijdigheid is, los van contradictio in terminis, hoogstens van belang op microniveau. Ik kan me voorstellen dat het op een noemer brengen van groepen die gekenmerkt worden door low trust, ik noem het nog steeds gewoon acherstandsgroepen, kan werken. Maar daarna komt het gevecht om betere posities tegenover de woningcorporatie, de gemeente, de sociale dienst, ministeries, werkgevers enz. Op dat niveau kun je beter niet “meerzijdig partijdig” zijn.Dan moet de groep met jou erbij het conflict aangaan.En dat laatste zie ik nauwelijks gebeuren door sociaal werkers. Die blijven ver weg van de kraan die open staat!
    Mooi die meerzijdige partijdigheid als contextuele benadering waardoor onderlinge verbondenheid groeit, maar in belangenstrijd heb je er niks aan, Belangenstrijd is geen therapeutische setting.
    Als je volgens je beroepscode bereid moet zijn een professionele relatie aan te gaan met ieder mens, ook als ben je het fundamenteel oneens met diegene, dan houdt dat toch ook in dat je met politici en managers een confictrelatie moet durven aangaan. Geheel professioneel en binnen wat in een democratie betamelijk is.
    Het neoliberaal beleid van de laatste 40 jaar heeft ons een maatschappij gebracht met extreme ongelijkheden. Structurele veranderingen zijn nodig. Sociaal werk kan zich hier niet onbetuigd in laten. Aan de slag!
    Het voorbeeld van de politiserende artsen spreekt mij niet aan. Een enkeling verlaat haar werk als longarts om volledig met de anti-rookcampagne de tabaksindustrie aan te pakken. En ook had je natuurlijk Els Borst. Maar dat zijn witte raven tussen de witte jassen! De medische stand is als respectabele beroepsgroep keurig georganiseerd in grote aantallen belangengroepen, doet heilzaam levensverlengend werk maar draagt niet bij tot verkleining van de huidige extreme ongelijkheden.
    Ik kan me vergissen maar geef dan heldere voorbeelden.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *