Het belang van politiserend werken door sociaal werk wordt nogal eens in twijfel getrokken of gekarikaturiseerd, in de trant van ‘de linkse sociaal werker die zijn eigen politieke ideale op de barricade nastreeft’. Tonkens’ stellingname komt dicht bij deze hardnekkige karikatuur in de buurt: ‘Bij terugkeer naar maatschappelijk en politiek engagement, dringt de vraag naar de agenda zich op. In de praktijk kiezen sociaal werkers meestal een linkse agenda.’
Het is een pastiche omdat het ontkent dat de sociaal werker beschikt over specifieke kennis en vaardigheden, en haar professionele houding aan de hand daarvan bepaalt, en zich niet laat meesleuren in een politiek discours, zoals Tonkens suggereert. De hoogleraar maakt zich in haar lezing ook schuldig aan versimpeling: ze tovert complexe dilemma’s om tot of-of posities. Zo schrijft ze bijvoorbeeld: ‘Sociaal werkers willen stem geven aan wie dat niet voldoende hebben, maar wat als de mensen die niet voldoende stem hebben, onderling sterk verschillen en het onderling oneens zijn? Welke stem moet dan gehoord worden?’ Die vragen gaan er helemaal aan voorbij dat sociaal werkers er juist in getraind zijn om van of-of stellingen, en-en momenten te maken.
Basishouding van sociaal werkers: meerzijdige partijdigheid
Als sociaal werkers met partners en gezinssystemen werken, nemen ze vaak een basishouding aan van meerzijdige partijdigheid.[1] Bij meerzijdige partijdigheid worden de belangen van alle betrokken partijen betrokken, zonder iemand uit te sluiten en met oog voor de meest kwetsbaren. Sociaal werkers zijn getraind in het horen en laten klinken van meerdere stemmen. Waar ze in micro perspectief vaak heer en meester zijn, behoeft dit op macro perspectief nog wel enige uitwerking. De beroepscode voor professionals in sociaal werk schrijft voor dat meerzijdige partijdigheid in politiserend handelen altijd tot zijn recht moet komen (BPSW 2021): ‘De sociaal werker toont ten opzichte van ieder mens gelijke bereidheid tot het aangaan van een professionele relatie.’
Deze gelijke bereidheid betekent echter niet dat sociaal werkers, zoals Tonkens veronderstelt, ‘een toewijding dienen te hebben aan het stem geven zelf, ongeacht de inhoud. Ook dus stemmen waar je het zelf niet mee eens bent en wellicht zelfs verwerpelijk vindt, mits ze natuurlijk opereren binnen de grenzen van democratische rechtstaat.’
De beroepscode van sociaal werkers stelt ook dat gelijke bereidheid in de praktijk niet betekent dat de professional iedereen moet helpen. Er zijn factoren die een zinvolle werkrelatie kunnen belemmeren, bijvoorbeeld ‘wanneer de ondersteuning niet (meer) te verenigen is met de voor een goed hulpverlener geldende professionele standaarden en/of de missie van het beroep’.
Vanuit de internationale missie van het beroep kan de grens van het stem geven volgens professionele standaarden bepaald worden. Deze grens wordt bereikt indien bij het ondersteunen van een ‘stem van een groep’ herhaaldelijk de algemene principes ‘van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit niet meer opgebracht kunnen worden’. Een sociaal werker zal in eerste instantie met deze burgers in gesprek gaan om ‘de spelregels van het democratische proces’ te bespreken als randvoorwaarde voor de ondersteuning.
Het bewaken van deze principes is een taak van de sociaal werker en is essentieel voor het slagen van politiserend werken. Zonder deze principes is het niet mogelijk mensen met elkaar in gesprek te brengen en naar elkaar te laten luisteren. Dit om wederzijdse empathie te bevorderen en om mensen over hun empathiemuur te laten klimmen.
Empathie is dringend nodig
Sociaal werkers werken geregeld met ‘low trust’ burgers en gemeenschappen in ‘kwetsbare’ buurten. Hierbij opereren ze meestal in situaties waarbij burgers sterk tegenover elkaar staan. In deze situaties zien we dat ze hun boosheid en frustratie vaak richten tegen de ‘nieuwkomers’ in de buurt of tegen de overheid. Die ‘nieuwkomers’ kunnen zowel asielzoekers zijn of yuppen die huizen in de buurt kopen, en zodoende bijdragen aan gentrificatie van de wijk.
Het kan verleidelijk zijn voor de sociaal werker om de asielzoeker als ‘slachtoffer en zwakste stem’ te zien en haar politiserend handelen daarop in te richten. Ze kan ook positie kiezen voor de bewoner die vindt dat zijn buurt door yuppen wordt overgenomen. Hoe dan ook, zal het kiezen van een positie niet bijdragen aan meer vertrouwen, cohesie of samenwerking in de buurt.
Om vanuit meerzijdige partijdigheid te kunnen werken, moeten sociaal werkers een goed en sterk ontwikkeld gevoel voor empathie ontwikkelen. Ze komen in hun dagelijks werk voortdurend reacties tegen die een schokreactie oproepen, maar die ze moeten onderdrukken om met burgers in contact te blijven. Sociaal werkers moeten te allen tijde luisteren, om te begrijpen wat er speelt. Alleen dan kunnen ze voorbij de woede en boosheid van de buurtbewoners geraken en, ondanks de soms grote onderlinge verschillen, samen met hen een gemeenschappelijk belang formuleren. Om vanuit een breder, dieper en wijzer perspectief samen naar alternatieven te zoeken, om buurt en samenleving anders vorm te geven.
Met mensenrechtenperspectief komen we buiten links-rechts discussie
Door zijn handelen te koppelen aan professionele kernwaarden – zoals opstaan tegen discriminatie, wijzen op onrechtvaardigheden, respecteren van de rechten van burgers - plaatst het sociaal werk zich in het mensenrechtenperspectief en buiten een links-rechts discussie. Dat zou in het maatschappelijk debat over sociaal werk wel wat meer benadrukt kunnen worden.
Niet alleen het professioneel handelen van de sociaal werker heeft maatschappelijke en bestuurlijke effecten. Dat geldt ook bijvoorbeeld voor de ingrepen door artsen. Hun beroepsmatige interventies bezien we gewoonlijk ook niet vanuit een links-rechts spectrum, terwijl ze wel degelijk bijdragen aan politieke en sociale vraagstukken: stijging van zorgkosten om maar eens wat te noemen.
Ik stel voor dat we de sociaal werkers, die vanuit hun meerzijdige partijdigheid opkomen voor de zwakste belangen, gewoon hun politiserende werk laten doen. Dat we deze professionals voortaan beoordelen op de manier waarop ze hun beroepscode naleven, net zoals we dat bij artsen doen, en ze niet tot protagonisten van een linkse agenda bestempelen. Dat laatste doet niet alleen hen onrecht, maar ook de samenleving die daardoor doof blijft voor stemmen die wel gehoord zouden moeten worden omdat democratie anders een lege huls wordt.
Samme Grünfeld is opleidingsmanager Social Work bij Hogeschool van Amsterdam
[i] Heyndricks, Paul, Tijdschrift Balans, nr 3 juni 2005, Gent (https://www.vspw.be/files/pdfs/balans/tijdschrift/Balanstijdschrift2005_3.pdf)
Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)