Onlangs maar ook drie jaar geleden schreef ik hier dat sociaal werkers samen met hun beroepsvereniging veel meer en beter kunnen agenderen. Immers, de beroepsvereniging heeft een groot netwerk om invloed op beleid uit te oefenen, en kan individuele professionals als zij ‘te’ kritisch zouden zijn uit de wind houden. En dat doet ze ook regelmatig.
Driemaal nota bene
Een voorbeeld daarvan is te vinden in een recent onderzoek van De Brabander over sociaal werkers die bij de gemeente Rotterdam de schaduwkanten van het sociaal beleid agendeerden. Een brief daarover aan de gemeente is - nota bene 1 - geschreven door de BPSW. Dit om individuele professionals uit de problemen te houden.
De Brabander houdt in zijn reactie de winnares van de Van Dantzig-penning aan de BPSW ten voorbeeld omdat zij op bijzondere en activistische wijze kindermishandeling weet te agenderen. Een penning die de BPSW - nota bene 2 - zelf uitreikt.
Een andere criticus, Femke Kaulingfreks, suggereert in haar artikel dat professionals in de jeugdzorg meer steun zouden mogen verwachten van hun beroepsvereniging. Zij gaat eraan voorbij dat de BPSW al zeer actief is in het agenderen van de problemen in de jeugdzorg. Ook negeert ze dat we de oorzaken van de problemen in beeld brachten met een groot onderzoek onder 4000 sociaal werkers in de jeugdzorg en dat we samen met andere beroepsverenigingen en VWS, VNG en de brancheorganisatie actief zijn in de belangrijke landelijke hervormingsagenda voor de jeugdzorg.
Net als De Brabander wekt ook Kaulingfreks de indruk alsof sociaal werkers voor het agenderen van maatschappelijke kwesties niet bij de beroepsvereniging terechtkunnen. Sterker nog, ze wijst de BPSW op hoe het anders zou moeten. Ze refereert daarbij aan een pleidooi, in de bundel Sociaal Weerwerk, voor politisering via de beroepsvereniging. Dit pleidooi is geschreven door - nota bene 3 - een beleidsmedewerker van de BPSW.
Experts in wisselwerking van twee werelden
We trainen professionals in het optimaal gebruikmaken van hun discretionaire ruimte. Ook oefenen we hen in belangenbehartiging en in het agenderen van maatschappelijke vraagstukken. Onlangs publiceerde een beleidsmedewerker van de BPSW, Jurja Steenmeijer, een belangrijk boek over de professionele autonomie van de sociaal werker. Een mustread voor iedere student en professional in sociaal werk.
De BPSW reflecteert regelmatig op bestaand of voorgenomen beleid dat van invloed is op de mensen voor wie het sociaal werk bestaat. We doen mee in de voorbereiding van nieuwe wetsvoorstellen, agenderen kwesties zelf of samen met onderzoeksjournalisten, en we maken gebruik van inspraakrondes en ministeriele consultaties. Onze site laat zien wat we allemaal nog meer doen.
Sociaal werkers moeten experts zijn in het begrijpen van wisselwerking tussen kleine leefwereld en grote systeemwereld
Volgens de auteurs van de drie kritische reacties zou ik ‘tegen’ iedere vorm van ‘politiserend’ sociaal werk zijn. Voor alle duidelijkheid: in een eerdere bijdrage aan dit debat heb ik een nadrukkelijk pleidooi gehouden voor het belang van ‘politiserend’ sociaal werk. Een en andermaal schreef ik dat sociaal werkers experts moeten zijn in het begrijpen van de wisselwerking tussen de kleine leefwereld en de grote systeemwereld. En dat zij die wisselwerking moeten analyseren vanuit sociale rechtvaardigheid. Oftewel moeten bekijken vanuit deze kernwaarde van het beroep, zoals die staat beschreven in de beroepscode.
Aandacht voor schaduwzijden
In beide bijdragen ging het me om dilemma’s die zich hierbij kunnen voordoen, al wat langer geleden goed verwoord door de invloedrijke en radicaal-activistische sociaal werker Jeffry Galper: ‘Eén van de moeilijkste terreinen voor sociaal werkers is het verband tussen situaties van directe hulpverlening en strategieën van socialistische omvorming. In de directe hulpverlening of begeleiding moeten zij hun meeste energie steken.’
Aandacht voor de effecten van maatschappelijke structuren is ook een kerntaak van het sociaal werk. De kritische analyse in onze koersnotitie geeft aan dat we ook zeker aandacht voor de schaduwzijden hebben.
Het huidige sociaal werk moet kritisch zijn over de (neoliberale) maakbaarheidsideologie met haar manipulatieve, maar lege concepten als zelfredzaamheid. Het is de verdienste van De Brabander dat hij daar reeds in 2014 een scherpe kritiek op formuleerde in zijn boek Wie wil er nou niet zelfredzaam zijn? Mede vanwege deze belangrijke analyse heeft de BPSW De Brabander uitgenodigd om een masterclass te geven over politiserend sociaal werk.
Waar het mij om gaat, is dat we met elkaar het dilemma van de sociaal werker erkennen
Het is zonder meer een belangrijke taak van het sociaal werk om steeds opnieuw aan te tonen dat maatschappelijke problemen nooit herleid mogen worden tot (uitsluitend) persoonlijke problemen of verantwoordelijkheden. De strekking van mijn tweede bijdrage was dat de sociaal werker aandacht moet hebben voor de donkere kanten van beleid, maar dient zich tegelijkertijd af te vragen wat zijn rol kan zijn in dat complexe krachtenveld.
De dilemma’s van de sociaal werker
In het internationale sociaal werk is er een uitgebreid wetenschappelijk ‘critical social work’-discours over die vraag. Daaruit blijkt dat er veel verschillende handelingspraktijken van sociaal werkers bestaan om ‘politiserend’ bezig te zijn: kleine vormen van verzet bij de uitvoering van regels die niet goed uitpakken voor burgers (‘stealth-practise’ ofwel ‘onder de radar blijven’), belangenbehartiging, signaleren en agenderen van schaduwkanten van beleid en vormen van sociaal-activistisch mobiliseren.
In Nederland zien we de eerste vorm van klein verzet terug in het onderzoek van De Brabander en in onderzoek van Willemijn van der Zwaard naar institutionele vernedering.
Het signaleren en agenderen van onrecht is een kerntaak van de professie, maar tegelijkertijd moeilijk vorm te geven. Marc Hoijtink formuleerde het in 2015 scherp: ‘Een assertieve publieke variant van signalering, laat staan een politiserende rol, lijkt in de huidige Nederlandse context ingewikkeld.’
Die complexiteit is door het proces van aanbestedingen, de toegenomen bureaucratie en de extreme werkdruk alleen maar groter geworden. Zeker als je daarbij de leegloop bij de meeste beroepsvarianten van sociaal werk, de eroderende beroepsidentiteit en de afname van professionele autonomie meerekent. Veel sociaal werkers in een wijkteam zijn ambtenaar geworden en moeten dan de eed afleggen om ‘goed ambtenaar’ te zijn.
Sociaal activisme als opdracht is te veel gevraagd
Waar het mij omgaat, is dat we met elkaar het dilemma van de sociaal werker erkennen. En realistische verwachtingen hebben over hoeveel politisering van de sociaal werker gevraagd kan worden. In die context heb ik geschreven dat we een meer radicale vorm van politiseren, namelijk sociaal activistisch kwesties aan de kaak stellen, niet tot een kerntaak van de individuele sociaal werker kunnen maken.
Klein verzet, signaleren en agenderen is al heel wat. Dat neemt niet weg dat professionals die de moed hebben om, op activistische wijze, onrecht te agenderen, veel respect verdienen. De biografie van activistisch sociaal werker Drees Kroes zou door alle studenten en professionals in sociaal werk gelezen moeten worden. Maar als we sociaal activisme tot een kerntaak van het beroep rekenen, is het ook een opdracht aan de professional waaraan hij gehouden kan worden. Dat lijkt me zowel principieel als pragmatisch geen redelijke eis.
Voor een sterk – ook signalerend en agenderend - sociaal werk is de samenwerking tussen professionals, opleiders, onderzoekers, branches, burgers, beleidsmakers, journalisten en de beroepsvereniging van groot belang. In dat spoor verder!
Jan Willem Bruins is directeur van de beroepsvereniging van sociaal werkers (BPSW)
Foto: Toa Heftiba via Unsplash