Spanningen over politiserend sociaal werk in beeld 

Tijdens de Sociaalwerkconferentie 2022 in Antwerpen werd Publiek gaan gepresenteerd. Dit boek gaat over vele manieren van politisering van sociaal werk. De Vlaamse onderzoekers Joris De Corte, Koen Hermans, Peter Raeymaeckers en Bart Van Bouchaute nemen ons mee op een eerste verkenning.

Dat sociaalwerkpraktijken een politieke opdracht hebben, volgt uit de normatieve oriëntatie van het sociaal werk (Hermans e.a. 2019). Hoewel die opdracht expliciet of impliciet is erkend door overheden in wetgeving en financiering, ligt ze toch vaak onder vuur en moet ze telkens opnieuw toegeëigend worden.

Geen afgebakend criterium

Politiserend werken in sociaal werk omschrijven we als concrete praktijken die bijdragen aan het publieke debat over hoe we de samenleving vormgeven, en over hoe sociaalwerkpraktijken dat vormgeven. Het is niet mogelijk om een strikt afgebakend criterium te hanteren om in te schatten of en wanneer een praktijk ‘publiek is gegaan’. Wellicht gaat het eerder om een gradatie, dan om wel of niet publiek gaan.

Politisering verwijst tegelijk naar wat en naar wie wordt gepolitiseerd

Wij vertrekken resoluut vanuit een positieve benadering van politisering. Processen van politisering maken kwesties publiek en creëren een opening voor diverse betrokkenen om politiek te handelen (Palonen e.a. 2019). Politisering verwijst tegelijk naar wat en naar wie wordt gepolitiseerd. Een typisch voorbeeld is de befaamde slogan van de vrouwenbeweging: ‘het persoonlijke is politiek.’ Kwesties die tot dan als privaat werden beschouwd, worden onderwerp van een publiek debat waaraan vrouwen (en mannen), vaak voor het eerst, actief aan deelnemen. Dit voorbeeld toont dat er geen vaste grenzen zijn aan wat publieke kwesties zijn, noch aan de deelnemers en hun onderliggende machtsrelaties. (Raeymaeckers e.a. 2021)

Vier spanningsvelden

Uiteenlopende, soms tegenstrijdige, theoretische perspectieven onderbouwen de verschillende uitgangspunten, strategieën en relaties met deelnemers in het brede spectrum van politiserende processen. Die veelheid aan invalshoeken clusteren we aan de hand van vier spanningsvelden zodat praktijkwerkers er bewust over kunnen reflecteren.

  • Deliberatie of tegenspraak?

Krijgt politisering vorm vanuit een dynamiek van deliberatie gericht op consensus of eerder vanuit een dynamiek van conflict gericht op tegenspraak?

In het werk van de Duitse socioloog Jürgen Habermas (1984) staat de zoektocht naar consensus vanuit een machtsvrije dialoog in de publieke sfeer centraal. Hier krijgt politisering vorm via deliberatieve processen die moeten leiden tot collectieve oplossingen voor publieke kwesties. Heel wat praktijken zoals bijvoorbeeld dialoogtafels, co-creatie en vormen van cliëntparticipatie zijn gebaseerd op deze principes.

De Belgische politicologe Chantal Mouffe (2005) daarentegen stelt dat door het zoeken naar consensus de tegenstellingen worden toegedekt en niet alle stemmen een plek kunnen krijgen in het debat. De consensus versterkt volgens haar vooral de stem van actoren die al een machtige positie innemen. Kwesties over het samenleven kunnen volgens Mouffe nooit aangepakt worden via rationele consensus. Tegenspraak tussen tegenstanders moet mogelijk blijven, maar wel binnen een gedeelde democratische ruimte. Treffende voorbeeld van haar  ‘agonistische’ benadering zijn onder meer de groepen die de Antwerpse ‘Lange Wapper’-brug bestreden.

  • Overheid of bredere samenleving?

Een tweede spanningsveld gaat over het speelveld waarbinnen processen van politisering plaats kunnen vinden. Als we politiek zien als een apart begrensd domein, dan is politisering vooral  gericht op beleidsverandering binnen dat systeem. Als we politiek zien als een handelingspraktijk dan trekken we het speelveld ruimer open.

Concrete experimenten maken het mogelijk om nu al vooruit te lopen op een andere samenleving

Strategieën gericht op beleidsverandering kunnen vorm krijgen in rechtstreekse directe contacten met beleidsmakers. Omdat in die insiderstrategieën het meningsverschil niet continu in de publieke ruimte wordt gebracht, is het voor sommigen lastiger om dit als politiserend handelen te (h)erkennen. Toch zien we vaak hoe deze directe strategieën tot stand komen op basis van intensieve gesprekken met doelgroepen. Zo organiseren verenigingen waar armen het woord nemen, dialogen tussen beleidsmakers en mensen in armoede.

Outsiderstrategieën gebruiken een omweg om beleidsmakers te benaderen. Door het bespelen van de publieke opinie, het organiseren van protest of het aanvechten van beleidskeuzes via het gerecht verhogen ze de druk tot beleidsverandering. Met outsiderstrategieën komen we in het overgangsgebied naar het streven naar maatschappelijke verandering buiten de instituties.

Politisering vindt dan plaats in acties die wel politiek zijn in de zin dat ze duidelijk raken aan het algemeen belang, maar zich niet richten tot traditionele instituties zoals politici, partijen en parlementen of naar de bestaande participatiekanalen. De Duitse socioloog Ulrich Beck (1994) noemt deze benadering subpolitiek. Hij rekent op de kracht van reflexieve individuen voor maatschappelijke vernieuwing van onderuit om de risico’s in onze laatmoderne maatschappij aan te pakken.

Een kritiek op die subpolitiek is dat het een exitstrategie kan betekenen die kwesties niet langer publiek maakt. Denk aan volkstuintjes die het publieke debat over eigendom en voedsel ongemoeid laten. Die exitoptie is minder aanwezig in het concept van prefiguratie (Debruyne & Van Bouchaute, 2021). Concrete experimenten maken het mogelijk om in het hier en nu al vooruit te lopen op een andere samenleving. Jongerenadviescentra, kringwinkels, wijkgezondheidscentra, tijdelijke bezettingen: de historiek van het sociaal werk bevat veel kleine en grote praktijken die een bedding leggen voor bredere maatschappelijke verandering.

  • Zelf, samen, of in naam van

Hier verschuift de aandacht naar wie politiserend handelt.

In de klassieke belangenbehartiging politiseren sociaal werkers in naam van burgers en hebben ze vooral een signaalfunctie. Ze zien wat er in de samenleving gebeurt, detecteren noden, bedenken vervolgens oplossingen en gaan die noden en oplossingen in naam van burgers, cliënten, buurten, verenigingen verdedigen.

Om de cultuur van het zwijgen te doorbreken, is een bewustwordingsproces nodig

Samen met,  verwijst naar de rol die sociaal werkers nemen in de bewustwording van mensen zodat ze zelf hun stem kunnen laten horen. Die benadering vinden we terug in het werk van de Braziliaanse pedagoog Paolo Freire (1972). Mensen die onderdrukt worden, gaan hun situatie na verloop van tijd als normaal of evident beschouwen. Om de cultuur van het zwijgen te doorbreken, is een bewustwordingsproces nodig. Volgens Freire kan je de wereld veranderen als je de mensen verandert. Heel wat verenigingen waar armen het woord nemen, laten zich voeden door deze benadering. Ze zetten dialogische processen op waarin de deelnemers leren om het woord te nemen, om te leren beseffen dat zij niet de enigen zijn die in armoede leven en uiteindelijk ook publieke acties ondernemen om hun stem te laten horen.

De Franse filosoof Jacques Rancière (2007) gaat nog een stap verder want voor hem kunnen mensen enkel vanuit en voor zichzelf spreken. Kenmerkend voor zijn benadering is de totale afwijzing van het ‘spreken namens.’ Hij baseert zich op een opvatting over democratie als principe: iedereen is even intelligent als een ander om mee te praten over hoe de samenleving in mekaar moet zitten. Processen van bewustmaking leiden tot het installeren van een nieuwe ongelijkheid tussen de alwetende leermeester en de onwetende leerling. Emancipatie kan alleen maar door de mensen zelf in handen worden genomen. Ze kunnen hierin enkel ondersteund worden door sociaal werkers die hen als gelijken behandelen.

  • Micro, meso en macro

Door verschillende niveaus te onderscheiden, brengen we de gelaagdheid van politiserend werken in beeld. Elke sociaalwerkpraktijk biedt immers kansen om kwesties meer publiek te maken. Dit sluit aan bij onze eerdere reflectie over het denken in gradaties als we het hebben over publiek gaan. We erkennen dat politisering soms vanzelfsprekender lijkt in sociale bewegingen, actiegroepen of coalities die kwesties zichtbaar maken of belangen verdedigen op het macroniveau van de maatschappelijke ordening.

In de directe relatie met mensen zit een rijke voedingsbodem om kwesties publiek ter discussie te stellen

Toch willen we vanuit de specificiteit van het sociaal werk benadrukken dat veel politiseringsprocessen juist starten op het moment waarop een kwestie meer zichtbaar en bespreekbaar wordt gemaakt in of via de eigen praktijk. In de directe relatie met mensen zit er een rijke voedingsbodem om kwesties publiek ter discussie te stellen. Ervaringen met schuldbemiddeling kunnen bijvoorbeeld een kritische dialoog tijdens de Dag van de Armoede inspireren.

Politisering op mesoniveau gebeurt in processen waar de vanzelfsprekende, dominante logica’s binnen een organisatie worden bevraagd en verstoord. Deze mesopraktijken, vaak gevoed door concrete micropraktijken, kunnen een waardevolle insteek bieden om kwesties rond bijvoorbeeld kwaliteit of toegankelijkheid publiek te maken (De Corte, et.al., 2021).

Die praktijken op micro- of macroniveau kunnen een opstap zijn voor veel bredere en meer zichtbare claims die zich opnieuw tot een breder publiek richten. Ze kunnen meer en meer actoren meetrekken in een proces van reflectie en debat over hoe we de samenleving inrichten met meer aandacht voor normatieve principes als sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit en mensenrechten.

Ontwikkelings- en reflectiekader

Met deze schets in vier spanningsvelden willen we sociaal werkers een kader bieden om te reflecteren over de eigen ideeën maar ook over de invulling die ze via hun praktijken geven aan het publiek (willen) maken van een aantal thema’s of kwesties. Op die manier nemen we meteen ook afstand van de opvatting dat er één juiste of definitieve invulling zou kunnen bestaan van politisering in het sociaal werk.

Wel zijn we er van overtuigd dat de eigen positie en de normatieve grondslag van het sociaal werk een stevig fundament biedt voor het initiëren van processen van politisering. Die politiserende opdracht is uiteindelijk gericht op het zien, benoemen, bevragen en ook veranderen van de sociaalwerkpraktijk, het overheidsbeleid en de ruimere samenleving in de richting van een meer democratisch, rechtvaardig, duurzaam en inclusief samenleven.

Joris De Corte is politicoloog aan de Vakgroep sociaal werk en sociale pedagogiek aan Universiteit Gent, Koen Hermans is docent sociaal werk en sociaal beleid bij het Centrum voor Sociologisch Onderzoek KU Leuven, Peter Raeymaeckers is hoofddocent sociologie en sociaal werk aan Universiteit Antwerpen, Bart Van Bouchaute is lector in het programma politisering van de opleiding sociaal werk van de Arteveldehogeschool. Dit artikel is een inkorting en bewerking van een bijdrage aan het boek Publiek gaan, politiserend handelen in het sociaal werk, uitgegeven door uitgeverij Garant onder ISBN 978-90-441-3873-3.

 

Foto: Terence Faircloth/James aka @urbanmuralhunter (Flickr Creative Commons)