Politiserend sociaal werk: we moeten groot denken

Trekken sociaal werkers een te grote broek aan als ze zich willen inzetten voor het bevorderen van sociale rechtvaardigheid? Klaas Mulder acht de beroepsgroep daar eigenlijk niet toe in staat. Maar daarmee miskent hij de kern van de professionele identiteit van het beroep, betoogt Jan Willem Bruins, directeur van de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk.

Een debat over sociaal werk en sociale rechtvaardigheid moet natuurlijk niet te snel sterven in de schoonheid van consensus. Toch is columnist Klaas Mulder het op de belangrijkste punten eens met het pleidooi van Spierts en Van Pelt: mensenrechten zijn voor sociaal werkers een goed handelingskader èn Nederlandse professionals in sociaal werk komen te weinig toe aan een meer politiserende vorm van sociaal werk. Dat Mulder dan toch op nogal pathetische en pejoratieve wijze van leer trekt tegen het pleidooi van Spierts en Pelt, is merkwaardig.

Founding mothers bepleitten al politiserend werk

Het bevorderen van sociale rechtvaardigheid is één van de belangrijkste redenen geweest voor het ontstaan van professioneel sociaal werk. Meer dan 100 jaar geleden stelde één van de founding mothers van het sociaal werk Muller-Lulofs dat het werk niet zonder sociaal-politieke oriëntatie kan: ‘Mijn grootste fout is dat ik voor de fouten van de rijken niet hetzelfde geduld opbreng als voor die van de armen.’[1]

En de minister van Maatschappelijk Werk Marga Klompé was 60 jaar geleden al overtuigd van de noodzaak van politiserend sociaal werk: ‘Naast het maatschappelijk werk gericht op gezin en individu, zullen daarom die vormen van maatschappelijk werk de volle aandacht moeten krijgen die gericht zijn op het verbeteren van de samenlevingsstructuur.’[2]

En een andere grondlegger van het sociaal werk Marie Kamphuis: ‘Sociale actie ja, maar niet in plaats van andere methoden en technieken, maar in combinatie daarmee.’[3] Om het belang van individuele en collectieve oriëntaties van het sociaal werk te benadrukken sprak men ook wel van maatschappelijk opbouwwerk.

Beide oriëntaties hebben in het verleden soms te veel los van elkaar gestaan. Bijvoorbeeld toen een minimum aan materiele bestaanszekerheid door de verzorgingsstaat werd gerealiseerd kwam er meer aandacht voor individuele psychosociale hulpverlening.[4] Mede daardoor is het politiserende perspectief de laatste decennia meer naar de achtergrond verdwenen. Maar het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker benadrukt het belang van beide perspectieven.[5]

Het pleidooi om meer aandacht te hebben voor politiserend sociaal werk wordt door Mulder afgedaan als ‘moreel hedonisme’ en ‘zwelgen in de eigen rechtschapenheid’ maar het is een terechte terugkeer naar de essentie van sociaal werk.[6] Sociaal werkers vatten hun werk in een paar kerntaken samen, één daarvan is ‘signalering, preventie en belangenbehartiging’.

 Zijn sociaal werkers in staat tot politiserend werken?

Het bevorderen van sociale rechtvaardigheid is zonder meer een complexe opdracht. Dit geldt voor politici, activisten, docenten en sociaal werkers. Zelfs de invloedrijke en radicaal-socialistische sociaal werker Jeffry Galper erkende dit: ‘Eén van de moeilijkste terreinen voor sociaal werkers is wel het verband tussen situaties van directe hulpverlening en strategieën van socialistische omvorming. In de directe hulpverlening of begeleiding moeten zij hun meeste energie steken.’[7]

Die complexiteit is van alle tijden. De oudste religieuze tradities kenden al de spanning die er bestaat tussen het ethisch ideaal en de incarnatie ervan in de praktijk. Begrippen als ‘genade’ en ‘vergeving’ zijn begrijpelijke antwoorden op het menselijk onvermogen die hoogstaande ethiek te realiseren. Maar dat is nog geen reden die hoogstaande ethiek als handelingskader los te laten.

Sociaal werkers zijn experts in de verbinding van leef- en systeemwereld en ontkomen er niet aan om naar beide werelden met een normatief perspectief te kijken. Mulder vindt dat sociaal werkers niet zelf of individueel mogen bepalen wat sociale rechtvaardigheid is. Maar dat willen sociaal werkers ook helemaal niet, daarom hebben zij met elkaar een beroepscode afgesproken die weer een vertaling is van morele categorieën waaronder mensenrechten. Juist door hun werk op die beroepscode te baseren willen ze vormen van moreel hobbyisme voorkomen.

Onderwijs kan professionele autonomie ontwikkelen

Een bijdrage leveren aan sociale rechtvaardigheid veronderstelt voldoende professionele autonomie.

Die professionele autonomie is natuurlijk relatief maar kan ontwikkeld worden, allereerst in het onderwijs. Het onderwijs heeft een belangrijke taak om sociaal werkers op te leiden voor politiserend sociaal werk door er voor te zorgen dat studenten voldoende weten, kunnen en durven.

In het hele onderwijs staat de kenniscultuur onder druk maar alle opleidingen voor sociaal werk hebben zich recent gecommitteerd aan een nieuwe en uitgebreide kennisbasis.[8] Het belang van kennis voor politiserend sociaal werk kan nauwelijks overschat worden. Het kunnen gaat over vaardigheden om sociale kwesties te signaleren, te agenderen en te adresseren. En daar is professionele moed voor nodig.[9]

Daarin heeft de opleiding een belangrijke taak, zoals de oprichtster van de eerste school voor sociaal werk het zei: studenten moeten worden ‘losgeweekt uit hun weelde- en braafheidssfeer.’ Dat is niet eenvoudig maar de hernieuwde aandacht voor mensenrechten en politiserend sociaal werk is in de opleidingen onmiskenbaar. Zo heeft het pleidooi van Margot Scholte voor politiserend sociaal werk en Sociale Actie Nieuwe Stijl veel invloed op de nieuwe opleiding tot sociaal werker.

Countervailing powers staan onder druk

Professionele autonomie wordt verder verworven in de beroepspraktijk. De decentralisaties beoogden meer ruimte te geven voor professionele autonomie. Helaas zien we in de praktijk juist vijf belemmerende factoren: schaalvergroting met bureaucratisering en extreme administratieve lastendruk, overheden die sterk gericht zijn op kostenreductie, marktwerking met aanbestedingen, de toename van zzp-ers en de toename van sociaal werkers in gemeentelijke dienst als gevolg van insourcing.

Een voorbeeld. De kans een gemeentelijke aanbesteding te winnen wordt groter als de instelling voldoende loyaal beleid uitvoert en de prijs voldoende concurrerend is.  Een (te lage) concurrerende prijs en de hoge administratieve verantwoordingsplicht leidt tot verhoging van de werkdruk. En dan resteert er minder aandacht en tijd voor het agenderen en adresseren van bijvoorbeeld het uitvoeren van sociale grondrechten (en zo’n taak wordt ook niet opgenomen in de prestatieafspraken).

Nooit eerder in de geschiedenis van de jeugdzorg -altijd een populaire sector voor sociaal werkers- is er als gevolg van de werkdruk zo’n hoge uitstroom en zo’n hoog ziekteverzuim. Bijna 20% van de jeugdzorgwerkers verlaat jaarlijks de sector en komt er niet meer terug. Wie deze feiten kent, krijgt last van plaatsvervangende schaamte bij het lezen van de badinerende en karikaturale wijze waarop Mulder de sociaal werkers neerzet.

Bij professionele autonomie hoort ook de mogelijkheid kritisch te zijn. Een democratische rechtsorde heeft countervailing powers nodig en die staan steeds meer onder druk. Zowel uit een onderzoek van Margo Trappenburg onder sociaal werkers als uit de contacten die de beroepsvereniging BPSW met professionals heeft blijkt dat sociaal werkers zich minder vrij voelen kritisch te zijn dan in de tijd van vòòr de decentralisaties.[10] Dat heeft vooral met de aanbestedingsprocedures te maken.

Wat zijn de kansen voor politiserend sociaal werk?

Wat zijn de kansen voor politiserend sociaal werk? Een antwoord op die vraag kan gevonden worden in het belangrijke manifest van Tjeenk Willink Groter denken, kleiner doen. Hij roept professionals op in verzet te komen tegen de afname van professionele autonomie. Nu is dat voor de individuele professional een moeilijke en soms ook riskante opgave. Het is daarom van belang dat professionals zich verenigen, bijvoorbeeld op social media-fora, via hun ondernemingsraad, bij een vakbond of de beroepsvereniging.

De beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW) kent een stevige ledengroei. Deze vereniging kan professionals uit de wind houden en vanuit een relatief autonome positie kwesties agenderen. Sociale professionals komen in toenemende mate in verzet tegen de hoge werkdruk en de vermijdbare administratieve lastendruk. Dat is opvallend, want zoals een vakbondsbestuurder onlangs zei: ‘Voor hun eigen arbeidsomstandigheden bewegen sociaal werkers nog geen teen, maar voor de mensen die sociaal werk nodig hebben, komen ze in beweging.’

Met een variant op Groter denken, kleiner doen: politiserend sociaal werk moet groot denken want werken vanuit de opdracht sociale rechtvaardigheid te bevorderen. En klein doen: in de dagelijkse praktijk signaleren wat er beter kan en dat samen met en als advocaat van kwetsbare burgers  adresseren in de systeemwereld. Eén van de voordelen van de decentralisaties is dat sociaal werkers dicht bij besluitvormers in de lokale politiek staan. En ook de landelijke politieke partijen en de ministeries zijn zeer toegankelijk voor samenwerking en belangenbehartiging door de BPSW. Wie al de actieprogramma’s van minister de Jonge kent, zou bijna denken dat er weer een minister van Maatschappelijk Werk is?. Maar ook de samenwerking met cliëntenraden, bewonersverenigingen, vakbonden en politieke partijen biedt volop kansen. Daarbij helpt het dat het opbouwwerk aan een terechte revival bezig is. Want zoals de voorzitter van de International Federation of Social Workers recent zei op een symposium van de BPSW: ‘Sociaal werk is altijd ook community development’.

Jan Willem Bruins is directeur van de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk.

Foto: Gonzale (Flickr Creative Commons)

 

Noten:

[1] Liesbeth Simpelaar (2011). Marie Muller-Lulofs. Interne publicatie Marie Kamphuis Archief.

[2] De Nationale Raad voor Maatschappelijk Werk(1958). Motief en functie. Bewogenheid en beweging in het maatschappelijk werk. Haarlem: Tjeenk Willink en zoon.

[3] Geciteerd bij Margot Scholte (2018). Op de barricaden?! Over sociaal werk, probleemfiguraties en de aanpak van structurele problemen in het sociaal domein. Uitgave Marie Kamphuisstichting.

[4] Geert van der Laan (2002). Legitimatieproblemen in het maatschappelijk werk. Amsterdam: SWP.

[5] Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker (2016). Utrecht: BPSW.

[6] Het is geen toeval dat de laatste twee Mariekamphuis-lezingen over dit onderwerp gingen: Margot Scholte (2018) en Marcel Spierts (2017). Pleidooi voor een democratisch sociaal werk.

[7] Galper(1980). Social Work Practice. A Radical Perspective. Prentice Hall: Englewoods.

[8] Het landelijk opleidingsdocument Sociaal Werk (2017). Amsterdam: SWP.

[9] Fons Klaase(2017). Professionele moed in het sociaal werk. Over sociale rechtvaardigheid, agogisch vakmanschap & het parrèsiastisch êthos. Delft: Eburon.

[10] M. Trappenburg & G. van Beek, ‘My Profession is gone’: how social workers experience de-professionalisation in the Netherlands, European Journal of Social Work  published online on 10 Nov 2017.