Op donderdag 24 mei vond onder de noemer Sterk Sociaal Werk in Brussel de eerste Vlaamse Sociaal Werk Conferentie plaats. Sterk Sociaal Werk is sociaal werk dat het realiseren van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid nastreeft.
Er was een indrukwekkend aantal deelnemers, duizend in totaal: docenten, onderzoekers, studenten, beleidsmedewerkers, directeuren, en vooral heel veel sociaal werkers uit het veld. En dan stonden er ook nog vierhonderd op de wachtlijst.
Een stevige beweging
In de visie op sterk sociaal werk in Vlaanderen wordt expliciet gekozen voor mensenrechten als referentie- en handelingskader. Niet alleen omdat dit volgens de Vlamingen de essentie is van sociaal werk – zoals omschreven in de internationale definitie van sociaal werk – maar ook omdat de mensenrechten in Vlaanderen onder druk staan.
Rechten van burgers zijn niet langer gewaarborgd, terwijl veel mensen geen gebruikmaken van rechten en toeslagen waar ze op grond van hun situatie wel recht op hebben. Beleidsveranderingen spelen hierin een belangrijke rol. Zo worden burgers meer aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid, ook als het vermogen of de vaardigheden daartoe ontbreken.
Mensen moeten in toenemende mate ook eerst voldoen aan bepaalde eisen voordat ze ergens aanspraak op kunnen maken. En wanneer ze niet het juiste gedrag vertonen, kunnen ze sancties opgelegd krijgen.
Ook vermarkting (commerciële organisaties die oprukken in het sociaal domein), juridisering (de neiging om sociale kwesties via het recht op te lossen) en neo-filantropie (particuliere initiatieven zoals de Voedselbank, die in het gat springen dat de terugtredende overheid openlaat) zetten sociale waardigheid onder druk (Reynaert 2018).
Het DNA van het sociaal werk: vijf krachtlijnen
Sterk sociaal werk zoals dat in Vlaanderen vorm krijgt bestaat uit vijf met elkaar verbonden krachtlijnen. Het zijn de lijnen waarlangs mensenrechten en sociale rechtvaardigheid gerealiseerd kunnen worden. Samen vormen ze het DNA van het sociaal werk.
Kort samengevat gaat het om de volgende lijnen.
- Nabijheid en laagdrempelig werken: sociaal werkers zijn mentaal en fysiek aanwezig in de leefwereld van mensen in een kwetsbare positie. Samen bepalen zij de agenda.
- Proceslogica van het sociaal werk: inspraak en participatie van de gebruikers staan steeds centraal.
- Generalistisch werken: de sociaal werker plaatst de persoon in een bredere context en heeft oog voor de gehele situatie en dus voor alle levensdomeinen. De sociaal werker zet in op netwerkvorming.
- Verbindend werken draait om versterken van individuen om greep te krijgen op hun leven en betekenisvol te kunnen deelnemen aan de samenleving. Er wordt ook gewerkt aan verbinding in buurten en het versterken van het samenleven op het lokale niveau. Verbinden gaat tenslotte ook om verbinden met maatschappelijke basisinstituties zoals onderwijs, gezondheidszorg en de arbeidsmarkt. Niet alleen wat betreft toegang maar ook om het collectiviseren van problemen bij deze toegang.
- Politiserend werken is gericht op het waarborgen van sociale rechten, zodat mensen ook daadwerkelijk gebruik kunnen maken van hun rechten. Sociaal werk wijst op de structurele mechanismen die sociale problemen veroorzaken én op de verantwoordelijkheid van sociaal werkers hier iets aan te doen. Het is een oproep aan sociaal werkers om als democratische professionals te opereren en hun stem op het publieke forum te laten horen.
Opvallend is dat de Vlaamse christen-democratische minister Vandeurzen, van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, op de conferentie deze visie op sociaal werk onderstreepte. Daarmee maakt hij zich dus expliciet sterk voor kritisch sociaal werk en accepteert hij ‘tegensprakelijkheid’.
Verschillen tussen Vlaanderen en Nederland
Wat kunnen we in Nederland leren van de beweging die in Vlaanderen gaande is? Is de tijd rijp om sociaal werk in Nederland ook als mensenrechtenberoep te positioneren? Natuurlijk zijn er grote verschillen tussen Vlaanderen en Nederland.
Zo is in Vlaanderen de nadruk op sociale rechtvaardigheid al zichtbaar in de aandacht voor armoede en sociale uitsluiting. Verenigingen waar armen het woord nemen krijgen steun vanuit politiek, beleid en de praktijk van het sociaal werk. In Nederland staat niet sociale rechtvaardigheid, maar zelfredzaamheid centraal. De nadruk op eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid en eigen netwerk is vooral bedoeld om de inzet van professionele hulp te verminderen.
Voor de mensenrechten komt daar nog bij dat Nederland daarin veel minder een traditie kent dan Vlaanderen. Mensenrechten worden in Nederland vooral geassocieerd met extreme situaties in het buitenland. Of zoals een sociaal werker het onlangs verwoordde: ‘Mensenrechten, dat doet Amnesty International toch?’
Een ander verschil is dat Vlaanderen in vergelijking met Nederland een nog sterk middenveld kent. Instellingen van sociaal werk en hun professionals kennen niet alleen meer vrijheid en autonomie, maar zijn tevens een buffer tegen bezuinigingen.
In Nederland is de aansturing van sociaal werk door de overheid niet alleen instrumenteler dan in Vlaanderen, maar ook meer op efficiëntie en effectiviteit gericht. Bovendien komen in Nederland steeds meer sociaal werkers in dienst van de gemeente, wat hun onafhankelijkheid niet ten goede komt.
Wanneer beleid onrechtvaardig uitwerkt voor burgers, zul je minder snel geneigd zijn om dat aan te kaarten. Sociaal werkers in Vlaanderen durven meer hun stem te laten horen en terug te praten naar het beleid. Van de genoemde krachtlijnen vormt de vijfde – het politiserend werken – niet voor niets het grootste verschil met Nederland.
Sociaal werkers in Nederland kiezen eerder voor individuele vormen van verzet, zoals humor, stil verzet en ‘espresso-kritiek’, de kritiek geuit in de informele sfeer van bijvoorbeeld het koffieapparaat (Hoijtink 2018). Collectieve vormen van verzet, zoals de succesvolle acties van het Sociaal Werk Actie Netwerk (SWAN) in Antwerpen tegen de vermarkting van de dak- en thuislozenopvang, zien we in Nederland nauwelijks.
Ook de professionalisering van het sociaal werk wordt in Nederland veel meer ingestoken vanuit een betere beleidsuitvoering; in Vlaanderen gaat het meer om de identiteit en de waarden van het vak.
Vlaanderen gidsland
Zo bezien, kunnen we veel van het Vlaamse initiatief leren. Ook al zijn er in Nederland al voorzichtig stappen in dezelfde richting te zien. Zo onderschrijft het nieuwe landelijke opleidingsprofiel van de bacheloropleiding sociaal werk de globale definitie van sociaal werk, waarin mensenrechten en sociale rechtvaardigheid een belangrijke plaats innemen. En de beroepsvereniging voor professionals in het sociaal werk, de BPSW, lijkt mensenrechten en sociale rechtvaardigheid nu ook meer op de agenda te willen zetten.
Onze conclusie is dat Vlaanderen een belangrijke inspiratiebron is. Het kan het sociaal werk in Nederland een spiegel voorhouden als het gaat om de identiteit van het sociaal werk en de opdracht die het sociaal werk voor zichzelf ziet weggelegd. Het is niet een kwestie van achter de vlag van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid aanlopen, maar van een serieus debat te hebben over de betekenis ervan voor sociaal werk.
Nadenken over de identiteit van sociaal werk, gekoppeld aan sociale waarden, kan helpen om je beter uit te spreken als sociaal werker en je politiserende rol meer vorm te geven.
Mariël van Pelt is senior adviseur bij Movisie en hoofddocent bij de master Social Work van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
Marcel Spierts is zelfstandig onderzoeker en publicist.
Dit is een sterk ingekorte versie van essay dat zij publiceerden in het winternummer van het Tijdschrift voor sociale Vraagstukken.
Foto: Julien (Flickr Creative Commons)