De jeugdhulp wordt alleen beter als gemeenten lef tonen

Nu het nog steeds niet echt goed gaat met de jeugdhulp in Nederland, zijn gemeenten geneigd te vervallen in oude patronen. Maar de wenselijke situatie is pas haalbaar wanneer gemeenten bereid zijn de bezuinigingskramp los te laten en anders te gaan denken.

In 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk gemaakt voor de jeugdhulp. Dit loopt tot nu toe niet goed. Zo krijgt men het financieel niet rond: in 2017 gaven gemeenten 605 miljoen euro meer aan jeugdhulp uit dan begroot. Driekwart van de gemeenten had in 2017 een wachtlijst voor de jeugdhulp. Dit beeld lijkt zich in 2018 te herhalen: steeds meer gemeenten melden sinds september enorme overschrijdingen. En nu leiden de financiële tegenvallers opnieuw tot oude reflexen, zoals meer geld aan Den Haag vragen, wachtlijsten, budgetplafonds en keukentafelgesprekken. De pijn legt men zo bij de kinderen, jongeren en gezinnen. De minister houdt de vraag om ‘meer geld’ af en wacht eerst de resultaten af van een onderzoek naar de oorzaken van de overschrijdingen.

Anticyclisch denken

Om tot duurzame oplossingen te komen moeten gemeenten op een andere manier gaan kijken en handelen. Al decennialang wil de overheid een verschuiving van langdurige en dure specialistische hulp naar preventieve en vrij toegankelijke jeugdhulpverlening in de wijk en de mogelijkheden van informele hulp. De financiële taakstellingen versterken echter elke keer de ‘mission creep’: het helpen alsof het je eigen kind, jongere of gezin is, wordt steeds opnieuw verdrongen. Termen als ‘eigen kracht’ of ‘ontzorgen’ worden dan niet meer gebruikt in de functie van zo goed mogelijk helpen maar van zo goed mogelijk bezuinigen. Dit is fnuikend voor de hulpverlening. Zoals Einstein ooit zei: “Je kunt een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt.” Laat de gemeenten het lef hebben om anticyclisch te gaan denken: hoe moeilijk en eng ook, maar stop – zelfs in de tijd van tekorten- met de kosten-obsessie en de controledrift, want deze belemmeren nu juist de gewenste verschuiving.

Wat gemeenten moeten doen:

  1. Schep een omgeving waar vanzelfsprekende steun is voor ouders, kinderen en jongeren.

Laagdrempelige voorzieningen in de wijk zijn van cruciaal belang. Jongeren die het gevoel hebben er zelf niet meer uit te komen of ouders met opvoedvragen, moeten vanzelfsprekende steun kunnen vinden. Gesprekken, advies en voorlichting moeten bij de hand zijn zonder direct een label opgeplakt te krijgen of een formele verwijzing te ontvangen. Het realiseren van zo’n omgeving, vraagt om een aanhoudende en vasthoudende collectieve lange termijn inspanning en creativiteit.

  1. Organiseer een sterke en onafhankelijke eerste lijn

Om effectieve jeugdhulp te realiseren, is een sterke eerste lijn nodig met teams die bestaan uit verschillende specialisten. Deze moet onafhankelijk de situatie in kaart kunnen brengen en vervolgens zelfstandig kunnen bepalen welke vervolgstappen nodig zijn, ook als doorverwijzen naar de specialistische jeugdhulp of het gedwongen kader aan de orde is. Voor effectief helpen is een onafhankelijke, open, deskundige, geïnteresseerde dialoog nodig die bemoedigend, belangstellend en vertrouwenwekkend is. Besparingsmotieven of een bureaucratische opstelling bederven dit: dan wordt bemoediging, ontmoediging; belangstelling, belang; vertrouwen, wantrouwen; en goed wordt goedkoop.

  1. Erken het doorslaggevende belang van gezag en vakkundigheid van jeugdhulpprofessionals

Professionals hebben de expertise. Zij moeten bestaande structuren ondergeschikt kunnen maken aan het perspectief van het gezin. Zij hebben een gemeente nodig die hen niet plat afrekent op de prestaties, maar met hen naar het verhaal achter de cijfers zoekt en ruimte maakt voor verbetermogelijkheden. Het mijden van risico’s is een te groot onderdeel geworden van het werk. Zorg dat professionals hun verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen. Ze moeten ook zo sterk in hun schoenen staan dat ze kunnen erkennen dat andere hulp dan professionele hulp soms beter is. Zij hebben organisaties nodig die het lerend werken als leidend principe accepteren door goede faciliteiten voor supervisie, intervisie en monitoring.

  1. Versterk de zeggenschap van ouders en jeugdigen

De positie van ouders, kinderen en jongeren moet versterkt worden.  Een jeugdhulp die probeert écht te doen wat nodig is en te handelen alsof het je eigen kind, jongere of gezin is, serieus neemt, zal die zeggenschap ook op alle mogelijke manieren sterk willen bevorderen. Het is dan vanzelfsprekend dat ervaringsdeskundigen een belangrijke stem krijgen, dat hulpverleners, jeugdhulpaanbieders en gemeenten werkelijk geïnteresseerd zijn om te horen wat ze beter en anders kunnen doen.

  1. Investeer in vernieuwers

Om te komen tot een jeugdhulp die substantieel beter is, moeten de Rijksoverheid, gemeenten en jeugdhulporganisaties structureel veel meer investeren in experimenteren, leren en verbeteren.  Maar dan wel graag investeren in en met partijen die staan voor vernieuwing, voor een andere benadering dan de oude, de dominante heersende. Er zijn genoeg vernieuwers, onderzoekers, ervaringsdeskundigen en professionals die laten zien dat gemeenten en organisaties het nog veel beter kunnen doen.

Thijs Jansen is directeur van Stichting Beroepseer. Jos de Blok is oprichter en directeur van Buurtzorg Nederland. Toosje Valkenburg is huisarts in de Bilt en medisch directeur van academisch hospice Demeter. Marco Mout is oprichter en Chief Creative Officer (CEO) van WALHALLAb, creatieve leer- en werkplaats voor kinderen en jongeren.

Dit is een verkorte versie van de conclusie waarmee het net verschenen boek Écht doen wat nodig is. Een pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp afsluit.  

De Blok en Valkenburg zijn lid van het Alternatieven-kabinet dat graag met gemeenten in gesprek wil over dit manifest.

Foto: @mopictures (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 12161 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (6)

  1. De jeugdhulp wordt alleen beter als de mensen die er werken ophouden met naar anderen te wijzen als het mis gaat (en al zeker niet naar de gemeente). Er wordt nog absoluut niet voldaan aan voorwaarde 3: gezag is er volop (in allerlei schijnconstructies die dicht in de buurt van jeugd-tbs komen, ook voor volkomen onschuldige jongeren), maar bewijzen van vakkundigheid zijn nauwelijks te vinden. Uit documentaires als ‘Losgelaten, losgeslagen’ blijkt overduidelijk dat veel professionals geen enkel idee hebben over hoe je jongeren leert om zich in de echte wereld staande te houden. Het instrumentarium bestaat voor 95% uit spreken en preken, met als achterliggend doel jongeren zelf te laten inzien dat ze beter ‘normaal’ kunnen doen. De pedagogische visies van de kinderopvang en het (voortgezet) speciaal onderwijs zijn vaak veel sterker onderbouwd dan de kretologie uit het sociale domein.
    Maar misschien is dat wel precies wat de auteurs bedoelen. Al zeggen ze het wat netter.

  2. Van alle punten denk ik dat 5 de focus mag hebben. Een investering in de kwaliteit van de hulpverlening is nodig en ik betwijfel of dit afhankelijk is van meer geld of dat hier andere maatregelen voor nodig zijn

    Ik vind het best logisch dat de overheid wil kijken hoe het kan dat dit geld ‘verdwijnt’, want ik kan in mijn organisatie wel het een en ander aanwijzen. Teveel managers die het vak niet kennen, functies waarvan de invulling mij nooit duidelijk is geworden. Gezinscoaches die door eigen onvermogen gezinnen volstoppen met hulpverlening waardoor ze een steentje bijdragen aan het verergeren van het oorspronkelijke probleem. De pedagogische kennis is beperkt, het vertrouwen in gezinnen klein, de hiërarchie (vaak gebaseerd op hoe lang je het vak uitoefent) is voelbaar aanwezig binnen de teams.

    Eerlijke gesprekken zijn nodig, maar zelfreflectie, wil om dingen anders te leren en een open en eerlijke visie op eigen handelen is vaak beperkt.

  3. Hoe goed bedoeld ook, dit artikel raakt kant noch wal en dat valt af te leiden uit dit stukje in het artikel dat ik er even uit heb gelicht:

    “Om effectieve jeugdhulp te realiseren, is een sterke eerste lijn nodig met teams die bestaan uit verschillende specialisten. Deze moet onafhankelijk de situatie in kaart kunnen brengen en vervolgens zelfstandig kunnen bepalen welke vervolgstappen nodig zijn, ook als doorverwijzen naar de specialistische jeugdhulp of het gedwongen kader aan de orde is.”

    Zoals de auteurs waarschijnlijk wel weten was de hele Decentralisatie van de jeugdzorg gebaseerd op de aanname dat de sociale wijkteams de spil, de centrale toegangspoort zouden zijn van de jeugdhulp. Dat is na drie jaar een volstrekt onhaalbaar doel gebleken, want de meeste ouders laten zich veel liever naar specialistische hulp doorverwijzen door de universitair geschoolde huisarts dan door de sociaal werkers van het wijkteam.

    Ik kom in deze tekst precies hetzelfde gebazel tegen als in de Decentralisatie-propaganda van de overheid in de aanloop naar de Transitie in 2015 en op dezelfde wijze wordt door de auteurs ook niet begrepen waarom hier volkomen tegenstrijdige doelen worden nagestreefd die elkaar opheffen, zoals twee tegengestelde en gelijkwaardige krachten. Hoe kun je enerzijds verlangen dat de jeugdhulp toegankelijker wordt en laagdrempeliger en aan de andere kant dezelfde mensen die deze laagdrempelige hulp moeten uitvoeren ‘doorzettingsmacht’ geven waardoor ouders met hun kinderen in de jeugdzorg-fuik terechtkomen?

    Het mag toch bekend zijn dat in het civiel recht wordt gewerkt zonder bewijsvoering, op basis van vermoedens, onderbuikgevoelens en ‘niet-pluisgevoelens’ van sociaal werkers. Verscheidene malen is in het nieuws geweest dat de wijkteams op onrechtmatige wijze hun macht doen gelden in het vrijwillige kader en ouders chanteren hulp te aanvaarden. Zelfs de kinderombudsman heeft hier in 2016 kritiek op geleverd.

    “De Kinderombudsman krijgt signalen dat drang ook als drukmiddel wordt ingezet om ouders te bewegen mee te werken. Functioneert drang dan in de praktijk niet de facto als dwang zonder de rechtstatelijke toets door een rechter?” En hij was niet de enige: “Jeugdhulp maakt steeds vaker gebruik van drang, ondanks dat hiervoor geen wettelijk kader bestaat. ‘Zoals het nu is geregeld, dat kan écht niet’, aldus hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning die wil dat er een onderzoek komt.

    https://www.balansdigitaal.nl/nieuws/drang-in-jeugdhulp-in-opmars/

    De zin “een sterke eerste lijn nodig met teams die bestaan uit verschillende specialisten” komt nogal raadselachtig over, als daarna volgt dat ze moeten bepalen of er moet worden doorverwezen naar specialistische hulp of gedwongen kader. Het waren zelf toch al specialisten? Of wordt hier, zoals in de overheidspropaganda de ‘generalist’ bedoeld, de wijkteamleider, de zogenaamde alleskunner, als product van het wensdenken van bestuurders die niets begrijpen van de praktijk van jeugdzorg.
    Er zitten in de regel helemaal geen specialisten in een wijkteam. Je mag blij zijn als er één echte deskundige tussen zit en die heeft meestal niet de eindverantwoordelijkheid. Meestal worden ze bevolkt door voormalige Bureau Jeugdzorg-mensen en wat daaraan verwant is. Een wijkteam is eigenlijk een soort ‘multi-disciplinair overleg’ wat betekent dat niemand echt verantwoordelijkheid neemt.

    “De positie van ouders, kinderen en jongeren moet versterkt worden.” Die kan eenvoudigweg niet versterkt worden, omdat nog steeds de rechtspositie van ouders systematisch wordt ondergraven vanuit jeugdzorg en de overheid. Het kabinet, in het bijzonder de ministers Hugo de Jonge en Sander Dekker zijn niet bereid om het jeugdzorgprobleem bij de wortel aan te pakken en het civiel recht te hervormen, waar nog altijd halve waarheden en hele leugens groeien als onkruid, terwijl het juridisch gezien helemaal niet zo moeilijk is de ergste mankementen ervan te verhelpen, d.m.v. een toetsingskader (Caroline Forder) voor de rechter bij art. 3.3 van de jeugdwet.

    Komt dat er niet en wordt er verder gemorreld aan het recht op juridische bijstand (pas toevoeging voor een advocaat als het dossier al bij de Raad voor de Kinderbescherming ligt) dan zijn alle in het artikel voorgestelde (tegenstrijdige) doelen volkomen onrealistisch. Zelfs als de doelstellingen gestroomlijnd zouden zijn met elkaar. Niemand gaat voor zijn lol naar het wijkteam. Vroeg of laat hebben mensen daarmee dezelfde teleurstellende en traumatische ervaringen als met het oude Bureau Jeugdzorg. Veilig Thuis ligt altijd op de loer, dus hoezo ‘laagdrempelig’?

    Vandaag ontving ik weer post van een moeder die vrijwillig om hulp vroeg bij het wijkteam voor lichte problematiek. Het eindigde met hulpverleningschantage en inschakeling Veilig Thuis. Die mensen kloppen wanhopig bij mij aan, maar ik ben geen advocaat en kan ze concreet maar in beperkte mate helpen. Ik zie vooral de bestuurlijke blindheid en ik zal niet ophouden dat aan de kaak te stellen in mijn publicaties.

    http://svensnijer-essays.blogspot.com/2015/08/waarom-de-transitie-niet-zal-slagen.html

    http://svensnijer-essays.blogspot.com/2016/10/jeugdzorg-als-gedecentraliseerde.html

  4. Te kort in de jeugdzorg? Klinklare onzin 90 % gaat op aan juridische speekspelletjes en ddeze maand de 0.65% bonus aan de medewerkers….bij Save zijn in 2018 200 klachten geregistreerd en daar krijgt men een bonus voor Te Korten?? Decentralisatie is een grote flop …..jeugdzorg Nederland moet eers een betrouwbaarheids test doorgaan….list en bedrog zijn naast ego en geld is de drijfveer…

  5. @Anton Maes Ik heb uw artikel gelezen en haal de volgende alinea aan:

    “De deskundigheid in een wijkteam is nodig omdat het specifieke en actuele zorgplan met de juiste zorg, horend bij het ene kind/gezin, informatie behoort te bevatten over soms jeugdgezondheidszorg, soms opvoedondersteuning, soms jeugdbescherming en jeugdreclassering, soms gesloten jeugdzorg, jeugd-GGZ met soms psychische problematiek, soms kind psychiatrische problematiek en soms zorg voor een (licht) verstandelijke handicap. Verder heeft de gemeente ook de verantwoordelijkheid voor preventie, waarbij preventieve jeugdgezondheidszorg valt onder de vijfde stelselwet, de Wet publieke gezondheid (Wpg).”

    Het is wensdenken om te veronderstellen dat de HBO-geschoolde wijkteamleden dit allemaal op de juiste manier kunnen doen. Zowel naar inschatting als uitvoering maken ze er net zo’n puinhoop van als het oude Bureau Jeugdzorg en dat staat nog los van de wachtlijsten die door de Decentralisatie zijn teruggekeerd van weggeweest en de problemen met Passend Onderwijs, dat ook al niet goed was voorbereid. Als zoveel anderen, stapt u over het juridische aspect van de jeugdzorg heen, met het idee dat een ‘onafhankelijke rechter toetst’ zoals jeugdzorg dat altijd zo mooi zegt op het NOS-journaal als er weer eens klachten zijn. Vraag aan 100 ouders hoe hun ervaringen met het wijkteam zijn geweest aangaande drang & dwang en de positieve verwachtingen voor verbetering van de wijkteams zullen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Ik heb in mijn artikel “Paniekvoetbal op het Transitiefeestje” uitgelegd waarom de wijkteams disfunctioneel zijn en blijven.

    Over een sterke eerste lijn zei Rutger Jan van der Gaag reeds in 2003:
    ‘Kinder en- jeugdpsychiaters als diagnostische zwaargewichten aan de poort die bij de triage helpen om lange, frustrerende, mislukte hulpverleningsprocessen te voorkomen’. Oratie Nijmegen september 2003 Kinder &-jeugdpsychiatrische diagnostiek en classificatie: ”samen verdiepen..of koppie onder”

    “Er is één belangrijk aspect in de oratie van Van der Gaag waar men nog steeds graag overheen kijkt, ook bij het versterken van de eerstelijnszorg door diagnostische kennis naar de voorkant te halen en dat is wat Van der Gaag gezegd heeft over de gezagsverhouding. Hij stelde duidelijk dat de psychiater (die ook arts is) in het multidisciplinaire overleg een coördinerende taak moet krijgen en eindverantwoordelijke is.”

    Die eindverantwoordelijkheid zullen de sociaal werkers van het wijkteam nooit uit handen geven en ook de toegangspoort zullen ze zelf willen beheren voor de intakegesprekken. Dat is ook het overheidsbeleid dat tot preventie moet leiden, met name door het verminderen van specialistische hulp. En dan gaat het vanaf het begin al fout. De eerste klap is een daalder waard en de tunnelvisie van jeugdzorg is legendarisch. Eenmaal als ouder in het verdachtenhoekje, kom je er niet meer uit. Tegenspraak is ‘gevaarlijk voor het kind’. Een sterke eerste lijn is inbeelding, want de bedoeling was juist om de specialistische kennis op afroepbasis achter de hand te hebben als wijkteam. Dat dit al drie jaar niet werkt, zoals Bureau Jeugdzorg ook twintig jaar lang niet werkte, schijnt velen nog steeds te verbazen.

    http://svensnijer-essays.blogspot.com/2015/08/paniekvoetbal-op-het-transitiefeestje.html

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.