Bruins’ betoog tegen politisering is karikaturaal en mist essentie

Een directeur van de beroepsvereniging van sociaal werkers die betoogt dat politisering geen kernonderdeel is van het sociaal werk heeft het niet goed begrepen. De bijdrage van Jan Willem Bruins aan het debat is niet constructief. Het is vooral een ijdele poging om het besef dat politisering wezenlijk is voor het beroep al in de kiem te smoren. Tevergeefs, aldus Vlaamse docenten en onderzoekers sociaal werk.

In een artikel voor het Vakblad Sociaal Werk en ook op deze site stelt Jan Willem Bruins dat politiserend sociaal werk, herleid tot sociaal activisme, geen kernonderdeel is van het beroep. Daar komt nog bij dat het debat over politisering wordt gedomineerd door een kleine kring van onderzoekers, docenten en beleidsadviseurs van kennisinstituten die in publicaties weliswaar over elkaar heen buitelen, maar het de facto volkomen met elkaar eens zijn. Althans volgens Bruins.

Los van de karikaturen die de voorman van de landelijke beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW) schetst, gaat hij in zijn betoog uit van een éénzijdige en mechanistische visie op het sociaal werk. Een beeld dat geheel voorbij gaat aan de actuele praktijk van het sociaal werk in Vlaanderen.

Sociaal werk is geen kwestie van techniek

Bruins definieert verschillende vormen van politisering in het sociaal werk: signaleren, agenderen en mobiliseren. Ook maakt hij onderscheid tussen sociaal activisme en andere vormen van mobilisatie. Die benadering van politisering als een combinatie van strategieën vinden we problematisch. Het komt er op neer dat politisering wordt opgedeeld om er naar believen stukjes uit te halen ten behoeve van een aanvaardbaar beroepsprofiel. Daarmee wordt afbreuk gedaan aan de fundamentele maatschappelijke betekenis van politisering voor en in het sociaal werk.

Sociaal werk is geen technische professie, maar sterk verbonden met de erkenning en inhoudelijke invulling van sociale rechten binnen de verzorgingsstaat in opbouw. Een geleidelijk verlopende ontwikkeling, voortgestuwd door noden en emancipatorische eisen die in de jaren ’60 en ’70 door collectieven, zoals vrouwenbeweging, vredesbeweging, derdewereldbeweging en milieubeweging zijn gearticuleerd.

Politisering draagt bij aan de vitaliteit van een democratie

Ingeklemd tussen enerzijds de institutionalisering van sociale strijd in bestaande sociale rechten en anderzijds nieuwe noden en behoeftes die sociale strijd aanwakkeren, bekleedt het sociaal werk sinds de naoorlogse periode een middenpositie tussen staat en burgers in maatschappelijk kwetsbare posities. Dat vraagt om politieke positionering, want noch de overheid, noch de samenleving is een vast bepaald of neutraal terrein. Er worden voortdurend krachtsverhoudingen geproduceerd en gereproduceerd op breuklijnen zoals klasse, ‘kleur’, gender en verblijfsstatus.

Op zoek naar sterk en sociaal

Daarom maakt het debat over de politieke opdracht en politisering inherent deel uit van de hedendaagse zoektocht naar ’sterk sociaal werk.’ Op die zoektocht wordt politisering uitdrukkelijk niet gesitueerd binnen een opvatting van politiek-als-domein, maar wel van politiek-als-handelen. Politiek is meer dan politieke besluitvorming, het is overal waar mensen samen nadenken over, discussiëren, het wel of niet met elkaar eens zijn en besluiten nemen over de manier waarop we met elkaar samenleven en hoe we om willen gaan met problemen waarin we als samenleving tegenaan lopen. Alles en iedereen kan dus op elk moment deel uitmaken van politiek.

Om conceptuele zuiverheid in het debat te brengen: politisering staat voor praktijken die bijdragen tot het publieke debat over het samenleven. Dat publieke debat is onlosmakelijk verbonden met de onderliggende machtsverhoudingen en met de gevestigde machtsorde in de samenleving. In processen van politisering worden kwesties publiek gemaakt en komen mensen tot politiek handelen. Oftewel, politisering draagt bij aan de vitaliteit van een democratie.

Internationale definities van het sociaal werk gaan uit van mensenrechten als centraal uitgangspunt en zien sociale rechtvaardigheid en bevrijding als belangrijke opdrachten voor het sociaal werk. Deze internationale definities verhelderen dat het sociaal werk geen technisch-neutrale activiteit is maar een uitgesproken normatief karakter heeft. Vanuit die normativiteit kan sociaal werk de bestaande verhoudingen en dominante beelden in de samenleving uitdagen.

Strategieën staan niet op zich

Sociaal werkers betwisten de maatschappelijke ordening op plaatsen waar uitsluiting en onrecht feitelijk aan het licht komen. Denk aan het gebruik van de ruimte in het stedelijk weefsel, vaak ten koste van kwetsbare groepen. Of het blootleggen van misbruik op een arbeidsmarkt die steeds meer flexibilisering vraagt van mensen in de slecht betaalde beroepen. Door zich actief te manifesteren op plaatsen waar uitsluiting zich voordoet, kunnen sociaal werkers vaststellen hoe mensen en kwesties gemarginaliseerd en achtergesteld worden.

Omdat het sociaal werk deel uitmaakt van de bestaande orde, moeten zijn routines en regels gepolitiseerd worden. En kunnen we vanwege de fundamentele betekenis van politisering, niet meegaan in een technocratische herdefinitie van politisering tot een strategie of mix van strategieën binnen een keurig gekaderd beroepsprofiel.

Het ligt voor de hand om sociaal activisme weer op de agenda te zetten

Het klopt dat binnen politiserend werk verschillende strategieën worden ingezet: bewustmaking met deelnemers; kwesties zichtbaar maken; publieke verandering claimen via allerlei technieken van overlegtafels tot harde boycot; of zelf alternatieve praktijken ontwikkelen als voorafspiegeling van de gewenste maatschappelijke verandering. Maar daarmee staan die strategieën niet op zich, integendeel gezamenlijk dragen zij aan de democratisering van de samenleving.

Die democratisering is nooit af en heeft een open einde. We zijn ons er van bewust dat politisering na het ‘einde van de grote verhalen’ een andere betekenis heeft gekregen. We beseffen maar al te goed dat het niet langer gaat om het nastreven van dé ideale samenleving. In die zin is het bijzonder flauw om pleidooien voor politisering in het sociaal werk te bestrijden met de karikatuur van links-populisme, zoals Tonkens doet.

Ook zonder in een omlijnde utopie te geloven, kan sociaal werk politiseren. Dat gebeurt waar werkers én deelnemers aan sociaal werk de bestaande verhoudingen, regels, logica’s niet langer als ‘normaal’ zien, maar bevragen en doorbreken.

Weerwerk tegen neoliberalisering

Politisering in het sociaal werk heeft een bijzondere betekenis tégen de neoliberalisering van samenleving en sociaal werk. Naast een economische doctrine is het neoliberalisme ook een vorm van cultuur die subtiel binnensluipt in onze opvattingen, manieren van spreken, van denken en van waarderen en bijgevolg van aanvoelen. Ze sluipt taal, praktijk en instrumentarium van het sociaal werk in, zodanig dat emancipatorische concepten uit de traditie van het sociaal werk een neoliberaal perspectief krijgen. Empowerment wordt het versterken van het individu en verschilt steeds minder van activering.

Zorgwekkend is hoe na de Nederlandse, ook Vlaamse opleidingen, sociaal werk vrij kritiekloos het neoliberale sluipende discours omarmen. Ze hanteren onderwijstactieken zoals het persoonlijk ontwikkelingsplan, groeiportfolio en peer assessment. Flexibiliteit, innovatie en ondernemingszin zijn gevierde waarden. Studenten horen hun kapitaal aan talenten te ontdekken en uit te baten voor de arbeidsmarkt. Reflectie is niet zelden een vorm van assessment van de eigen persoonlijkheid. Zo verschuift het accent van aandacht voor de sociale problemen in de samenleving naar aandacht voor het individu.

Politiserende momenten blijven altijd mogelijk, ook in een context van neoliberalisering. Maar voor het bevorderen van politisering in sociaal werk zijn steun en hulpbronnen vanuit organisaties en de samenleving nodig. Niet alleen sociaal werkers, maar ook hun organisaties en opdrachtgevers, en dus Jan Willem Bruins, ook beroepsverenigingen moeten nadenken over de kansen die politisering biedt voor de aanpak van sociale problemen en het samenwerken aan een meer rechtvaardige samenleving.

Sociaal activisme is wel degelijk kerntaak

Na deze fundamentele kritiek op de benadering van politisering bij Bruins, maar ook bij Evelien Tonkens, gaan we nu verder op de afwijzing van sociaal activisme. Dat zou geen kerntaak zijn van het sociaal werk, maar aansluiten bij links populisme. Dat beiden in hun betoog even gemakkelijk overstappen op ‘het agenderen van sociale kwesties’ en niet langer spreken over sociaal activisme, laten we voor het gemak maar buiten beschouwing.

Activisme herbergt het woord actie wat ‘een handeling of beweging, een gezamenlijke inspanning of een gerichte poging om iets onder de aandacht te brengen’ betekent. Vandaar ook het belang van mobiliseren wat ‘op de been brengen’ of ‘tot actie bewegen’ betekent. Sociaal activisme betekent dan niets meer of minder dan het uitdragen van ideeën over ‘het sociale’ en daar acties toe ondernemen. Waarom dan een pleidooi voeren om sociaal activisme te bannen? Het ligt veel meer voor de hand om sociaal activisme weer op de agenda te zetten, zowel in de opleidingen als in het werkveld. Een beweging die reeds is ingezet en waar we in Vlaanderen ervaring mee opbouwen.

Bruins verwijst naar ‘indrukwekkende voorbeelden van sociaal werkers die maatschappelijke kwesties op activistische wijze agenderen’ en daardoor ontslagen zijn. Apart wel, want het zijn nu net voorbeelden die tonen dat het agenderen van moeilijke sociale kwesties niet zonder risico is en derhalve beter ingebed kan worden in een stevig verankerde legitimatie (door een beroepsvereniging of via andere collectieven). Daardoor staan sociaal werkers in een steviger machtspositie tegenover agressieve vormen van macht. Ook biedt het ze meer mogelijkheden om coalities aan te gaan met mensen in een onderdrukte positie. Als voorzitter van de beroepsvereniging zou Bruins het ontslag van indrukwekkende voorbeelden van sociaal werk ook kunnen veroordelen. Dat doet hij dus niet.

Bruins’ betoog versterkt reactionaire krachten

Docenten, onderzoekers, middenveldorganisaties en sociaal werkers in het huidig politieke klimaat moeten voortdurend hun woorden en daden wikken en wegen. ‘Activistische’ journalisten worden met de dood bedreigd, extreemrechts houdt in Vlaanderen informatie bij over ‘linkse’ leerkrachten. Toen burgerbewegingen en sociaal werkers mensen mobiliseerden om onderdak te verzorgen voor de vele dakloze vluchtelingen in het Brusselse Maximiliaanpark was voor menig conservatief politicus ‘het kot te klein.’ Idem wat betreft onderwijs of justitie. De teneur is dat het maar eens afgelopen moet zijn met die activistische sociaal werkers, leraren, rechters.

Bewust of onbewust geeft Bruins’ betoog extra wapens aan de oprukkende conservatieve en rechtse krachten. De voorzitter van de beroepsvereniging, vindt kennelijk ook dat sociaal werkers zich niet met activisme moeten inlaten. Hij levert munitie aan werkgevers, lokale besturen en andere opdrachtgevers die niet altijd tuk zijn op sociaal activisme in het sociaal werk. Behalve misschien als sociaal werkers keurig samen met die werk- en opdrachtgevers samen op trekken voor meer middelen.

Groeiend besef dat mobilisatie en activisme geen keuze zijn, maar noodzaak

Veel vormen van sociaal werk kiezen de kant van mensen in onmacht. Wat aansluit bij de globale definitie van sociaal werk. Sociaal werk gaat over sociale rechtvaardigheid, stelt Bruins terecht. Maar blijkbaar is het een rechtvaardigheid dat geen sociaal activisme vanwege de beroepsgroep verdraagt en ‘gevaarlijk’ activisme aan anderen overlaat. Sociaal werkers zoeken naar de barstjes in de systeemwereld, gaan ermee aan de slag in micro-politieke praktijken met gebruikmaking van hun discretionaire ruimte. Tot daar gaat het beroep en niet verder. Wie verder gaat, beroept zich op zijn persoonlijk ethiek.

Maar het is niet zo dat er geen sociaal activisme nodig is, omdat er kleine micropolitieke acties mogelijk zijn. En sociaal werkers die sociaal activisme inzetten sluit geenszins uit dat diezelfde sociaal werkers samen met de mensen die het betreft directe oplossingen zoeken om de aanwezige noden te lenigen. In zijn betoog poneert Bruins een of/of – ‘systeemkant of leefwereld kant’ – en pleit hij voor de aardige vormen van de systeemkant – ‘het systeem is zo slecht niet.’ Dat is een enorme reductie van de praktijken van sociaal werk.

Corporatisme sluipt verder in de beroepsvereniging

Bruins stelt in zijn betoog het beroep - als specifieke deskundigheid - en de beroepsvereniging centraal. De agenda van de beroepsvereniging, de belangen van de beroepsgroep en de sociaal werk praktijken vallen blijkbaar samen. Vanuit het perspectief de beroepsvereniging is dat misschien begrijpelijk, maar wat in het veld gebeurt, is gelaagder en complexer.

Als belangenbehartiger gaat de beroepsvereniging aan tafel met andere belangenvertegenwoordigers. Daar pacificeren zij sociale conflicten tot belangenafwegingen. Voor de gevolgen daarvan bestaat een oud spreekwoord voor: met hoge heren is het kwaad kersen eten. Oftewel het corporatisme sluipt steeds verder in de beroepsvereniging. Het vastleggen van kerntaken, het opstellen van een beroepscode en de controle over de beroepsuitoefening doet de rest.

Er is een groeiend besef in onze samenlevingen, ook bij sociaal werkers, dat mobilisatie en activisme, geen keuze zijn, maar noodzaak. Bruins heeft met zijn betoog een wat merkwaardige bijdrage aan het debat geleverd. Niet constructief, maar eerder een poging om het groeiend besef dat de politiserende functie van sociaal werk wezenlijk is in de kiem te smoren.

Hans Grymonprez is maatschappelijk werker en docent Sociaal Werk aan de Universiteit Gent. Jan Naert, eveneens verbonden aan de Universiteit Gent, is orthopedagoog. Bart Van Bouchaute is lector en onderzoeker verbonden aan de opleiding sociaal werk van de Arteveldehogeschool in Gent, Denoix Kerger is docent aan dezelfde instelling, Pascal Debruyne is onderzoeker, auteur en opiniemaker over diversiteit, asiel, migratie en integratie.

Foto: Emmanuel Szép (Flickr Creative Commons)