Het probleem is bekend. Een flinke groep burgers houdt zich verre van de reguliere lokale politiek. Dit werd bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen pijnlijk zichtbaar met een opkomstpercentage in Rotterdam van slechts 38,9 procent. Een veelgehoorde verklaring is dat mensen de door verkiezingen aangewezen volksvertegenwoordigers zien als deel van een elite, die in geheimtaal praat en vooral de eigen zaakjes goed regelt.
Wie van afstand naar de representatieve politiek kijkt, ziet inderdaad heel veel mensen die nogal op elkaar lijken, qua achtergrond en opleiding. Maar wat nu als je in plaats van verkiezingen het lot gebruikt om mensen aan te wijzen om mee te besturen? Komt er dan een veel diversere groep burgers aan het woord?
De vier doelen van de Rotterdamse loting
We hebben de afgelopen maanden meegekeken met gelote wijkcomités in Pendrecht, de Tarwewijk en Middelland. In die buurten experimenteerde de gemeente Rotterdam de afgelopen vier jaar met gelote wijkcomités. En laten dit nou juist die wijken zijn waarin het opkomstpercentage voor verkiezingen zeer laag is (Pendrecht: 24,25 procent, Tarwewijk 21,1 procent en in Middelland 43,92 procent.) en veel burgers weinig vertrouwen hebben in het gemeentebestuur.
Rotterdam wilde door experimenten met gelote wijkcomités en gekozen wijkraden vier deels overlappende doelen bereiken:
- Representatieve en diverse vertegenwoordiging per buurt.
- Betere belangenbehartiging op buurtniveau.
- Grotere betrokkenheid van bewoners bij besluitvormingsprocessen die hun directe leefomgeving raken.
- Beter herkenbare volksvertegenwoordiging op buurtniveau.
De gelote wijkcomités kregen het recht de gemeente te allen tijde te voorzien van gevraagd en ongevraagd advies, onder meer via een wijkagenda. Verder kregen ze als taak om bewoners en bedrijven meer te betrekken bij de wijk, en participatie te organiseren. De inspanning zou burgers ongeveer 12 uur per week kosten, waarvoor ze een vergoeding van 450 euro per maand kregen.
Lessen uit Rotterdams experiment
We kijken hier naar hoe de deelname aan de gelote wijkcomités tot stand kwam, en of er iets terechtkwam van de gehoopte grotere diversiteit. Daarnaast vroegen we de deelnemers hoe ze op hun inspanningen terugkijken en of er vanuit hun perspectief iets te zeggen valt over geslaagde belangenbehartiging. Er zijn een paar lessen uit het Rotterdamse experiment te trekken.
‘Ik dacht altijd dat je gestudeerd moest hebben om zo’n functie te kunnen doen’
De eerste les is dat loting een forse inzet van professionals vraagt, zoals ook wel bekend is uit eerder onderzoek. De wijkmanager bijvoorbeeld trad niet alleen als begeleider op, maar was ook cruciaal voor het motiveren van deelnemers om überhaupt mee te doen met het experiment.
Via een notaris werd op 27 maart 2018 een aselecte steekproef uitgevoerd onder alle kiesgerechtigden vanaf 16 jaar in de betreffende buurt, om tot een lijst te komen van 50 personen. Zoals te verwachten viel, reageerden bewoners amper spontaan op een brief van de gemeente met de vraag of zij wilden deelnemen aan het wijkcomité. Jezelf daadwerkelijk aanmelden na het openen van de envelop bleek voor deelnemers een te grote stap.
Sterker nog, de envelop bleef vaak ongeopend. Wat de doorslag gaf om ja te zeggen was de wijkmanager, die langs kwam en zijn of haar vertrouwen uitsprak. ‘U hebt ‘geluk’ want u bent geloot en u krijgt de kans om iets te doen voor de wijk’ vertelde de wijkmanager als deze aanbelde. ‘Ik heb er vertrouwen in dat u dit goed zou kunnen.’
De tweede les is dat de beoogde doelgroep voor loting wel degelijk te bereiken is. En de mensen gedragen zich, ofschoon ze door het lot zijn aangewezen, als echte volksvertegenwoordiger en zijn niet exclusief op het eigen belang gericht.
Ongerechtvaardigde scepsis
Uit eerder onderzoek spreekt scepsis dat ook na inzet van loting vooral de usual suspects - de witte hoger opgeleide mannen - meedoen aan inspraak. Die scepsis lijkt op basis van ons onderzoek niet gerechtvaardigd. De samenstelling van de wijkcomités was een stuk diverser dan die van de gemeenteraad. Dat komt allicht ook door de buurtsamenstelling, waar andere bevolkingsgroepen numeriek de meerderheid vormen en het lot gemiddeld minder vaak op hen zal vallen.
Maar onder de comitéleden bevonden zich ook een scholier, een vluchteling, twee studentes met een migratieachtergrond en twee havenarbeiders van wie er één inmiddels gepensioneerd is. De jongste deelnemer was 16 toen hij werd gevraagd, de oudste is nu 78. De vraag of deze gevarieerde groep deelnemers zich ooit op een vergelijkbare manier zouden hebben ingezet als zij niet ingeloot waren, werd steeds met ‘nee’ beantwoord.
Gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal, leeftijd, weinig opleiding en gevoelens van minderwaardigheid zijn factoren die burgers onzeker maken. ‘Ik dacht altijd dat je gestudeerd moest hebben om zo’n functie te kunnen doen’, vertelde een comitélid. Een ander zei: ‘Het is in mijn leven niet vaak voorgekomen dat mensen vertrouwen in mij hebben’. ‘Ik heb ‘ja’ gezegd, maar ik wilde wel eerst kijken of ik het wel kon’, vertelt een vrouw die zichzelf beschrijft als ‘huisvrouw’.
‘Een politicus wil loyaal blijven aan een partij en zelf carrière maken’
De deelnemers leerden zichzelf als bijzonder te zien, er ontstond vooral enige ‘beroepstrots’ bij de mensen die tot dan toe ver van de democratie hadden geleefd. De comitéleden die vooraf lage verwachtingen hadden, bleken tevredener met de geboekte resultaten dan de meer ambitieuze, vaak wat theoretischer opgeleide comitéleden. Die laatste groep had op meer concretere resultaten gehoopt.
Regelmatig met buurtbewoners in gesprek
Comitéleden zagen het verstrekken van subsidies aan bewonersinitiatieven via instemmingsrecht als het meest zichtbare resultaat van hun werk. Ze gingen hiernaast regelmatig samen met bewoners op zoek naar oplossingen voor lokale problemen. Zo ging het wijkcomité in Pendrecht op straat met bewoners in gesprek over de parkeerproblemen en het wijkcomité in de Tarwewijk vond oplossingen voor een groep ‘rondhangende mannen’ bij de avondwinkel.
Wijkbewoners op hun beurt gaven de comitéleden terug dat zij meer vertrouwen in hen hadden dan in ambtenaren of politici. Van de reguliere politiek moesten de meeste comitéleden niets hebben. ‘Een politicus wil loyaal blijven aan een partij en zelf carrière maken en daarmee staat het belang van de wijk niet meer op de eerste plaats’, aldus een comitélid. ‘De ambtenaren en politici wonen niet in onze wijk’, zeggen ze. ’s Avonds gaan ze weer naar huis. ‘Wij kennen onze wijk en de problemen die er spelen.’
De bewerkelijkheid was voor Rotterdam één van de redenen om het experiment met loting stop te zetten
Comitéleden wonen wel in de buurt en zouden er geen dubbele agenda op na houden. Ze zouden bovendien dingen voor elkaar te krijgen die de gevestigde instituties naar het gevoel van bewoners links lieten liggen.
Hoop voor democratie
Het experiment biedt hoop voor de lokale democratie. Burgers met weinig vertrouwen, kennis of ervaring zijn onder voorwaarden bereid om zich ergens voor in te zetten. Dat ze door het lot werden aangewezen, gaf betrokkenen niet spontaan participatievleugels maar eenmaal geëngageerd nam de kans fors toe dat mensen actief bleven.
Het inloten in wijkcomités levert ambtenaren veel werk op, merkte een eerdere evaluatie op. De bewerkelijkheid was voor Rotterdam één van de redenen om het experiment met loting stop te zetten. Dat is om twee redenen jammer.
De gelote comitéleden zouden zonder hun deelname niet snel actief zijn geworden in hun wijk. Dat een deel buurtvertegenwoordiger is geworden, is een kwalitatieve impuls voor de lokale democratie. Loten is een manier om aarzelende burgers te betrekken. Dat mag best wat inspanning kosten.
Het doel van de gemeente was om een diverse en representatieve vertegenwoordiging per buurt te realiseren. Dat doel is ruimschoots gehaald, evenals het doel om de bewoners meer te betrekken bij de besluitvorming. Daarmee komen we op de tweede reden waarom het te betreuren is dat het experiment is gestaakt: de groep min of meer afgehaakte burgers raakt weer buiten beeld.
Een gezelschap op basis van ingelote, en dus willekeurige buurtbewoners kan wel degelijk bijdragen aan de kwaliteit van de lokale politieke agenda en de lokale democratie. Ook als toegankelijk aanspreekpunt voor bijvoorbeeld de energietransitie kunnen zij een belangrijke rol spelen. Alle reden voor Rotterdam – met de dramatisch lage opkomst bij verkiezingen - om het stopzetten van zo’n veelbelovend democratisch experiment te heroverwegen.
Susan Brand werkt als onderzoeker op de onderzoeksafdeling van de gemeente Rotterdam en promoveert aan de Universiteit voor Humanistiek op het thema burgerparticipatie. Menno Hurenkamp is politicoloog verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek. Het hele onderzoek verschijnt in mei als rapport bij de onderzoeksafdeling van de gemeente Rotterdam.
Foto: René Wouters (Flickr Creative Commons)