Leidt het sluiten van grenzen tot meer of minder migranten?

Nu met de Oekraïne-oorlog het aantal vluchtelingen naar de EU een piek vertoont, is de vraag weer actueel of de EU een streng en selectief migratiebeleid moet voeren. Cijfers en modelschattingen laten volgens emeritus hoogleraar Harrie Verbon zien dat open grenzen migranten aantrekken. Volgens hem een extra reden om in ‘normale’ tijden selectief te zijn – dit geeft bij crises ruimte voor opvang.

Een uitgesproken tegenstander van gesloten grenzen is migratiehistoricus Leo Lucassen die op 6 mei 2015 in de NRC een pleidooi hield voor open grenzen. Zijn argument was als volgt. Als grenzen gesloten worden, is dat voor migranten vooral een prikkel om niet meer naar hun thuisland terug te keren. Ze weten dan immers dat zo’n terugkeer door de gesloten grenzen definitief zal zijn en ze al hun eventueel opgebouwde rechten zouden kwijtraken.

Een analoog argument kwam van Gijsbert Oonk die op 20 mei 2015 op deze site betoogde dat migratie pas op gang komt als de grenzen gesloten dreigen te worden. De voorbeelden die hij geeft betreffen de oprichting van het IJzeren Gordijn tussen Oost- en West-Europa in de jaren vijftig en de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Die onafhankelijkheid betekende dat vrije migratie naar Nederland niet meer mogelijk zou zijn en met die dreiging voor ogen migreerden 300.000 Surinamers naar Nederland.

Poolse migratie bij open en gesloten grenzen

Een ander voorbeeld van Oonk betrof de toetreding van Polen tot de gemeenschappelijke EU-arbeidsmarkt in 2004. Daar was volgens hem veel ophef over, maar heeft niet tot veel migratie van Polen geleid. Oonk schrijft: ‘Nu hoor ik daar weinig meer over. Veel Polen zijn teruggekeerd, anderen komen hier alleen voor seizoensarbeid, slechts een kleine groep vestigt zich hier.’

Brexit toont dat het sluiten van grenzen migranten ertoe kan aanzetten het gastland weer te verlaten

Het geval van Poolse migratie laat zien dat de tegenstanders van selectief migratiebeleid wel erg selectief kunnen zijn bij het kiezen en beschrijven van hun voorbeelden. Het aantal Polen in Nederland is namelijk gestegen van 32.000 in 2004 (CBS), toen vrije migratie mogelijk werd, tot ruim 220.000 in 2022 (CBS). Waarom we weinig meer over Polen horen, komt onder andere doordat Polen in tegenstelling tot andere migrantengroepen veel gevraagde ‘klussers’ zijn en ook nauwelijks een beroep doen op Nederlandse uitkeringen.

Nog interessanter in dit verband is dat in het VK het aantal inwoners van Poolse herkomst eerst toenam, van 66.000 in 2001 naar 907.000 in 2017, maar daarna juist weer afnam naar 682.000 in 2021 (Office for National Statistics, UK), mede onder invloed van Brexit. Brexit is daarmee een voorbeeld dat het sluiten van grenzen migranten er juist toe kan aanzetten het gastland weer te verlaten. Deze ervaring is dus geheel in tegenspraak met de voorbeelden die Lucassen en Oonk aanhalen.

Asielmotief prevaleert boven arbeidsmotief omdat het blijkbaar kan

Recent liet Lucassen zich opnieuw uit over de aanzuigende werking van open grenzen. Hij beweerde, in reactie op een artikel van journalist Marcia Luyten, dat er weinig wetenschappelijk bewijs voor zo’n aanzuigende werking zou zijn. Het is zeker niet eenvoudig het bestaan van een aanzuigende werking van open grenzen te bewijzen, maar evenmin om het bestaan ervan te ontkrachten. Daarvoor zijn er te veel variabelen die van invloed zijn op migratiegedrag.

Om maar één voorbeeld te noemen: als asielprocedures restrictiever worden, zouden migranten ertoe verleid kunnen worden te proberen als arbeidsmigrant, in plaats van als vluchteling, een ‘beloofd’ land binnen te komen.

Het is vrijwel zeker dat door de Oekraïne-oorlog het aantal asielaanvragen in Oost-Europa zal toenemen

In feite is de situatie nu andersom. Ongeveer de helft van de migranten uit Afrika en Azië die in de EU een beter bestaan willen opbouwen, doen zich voor als asielmigrant omdat zij kennelijk menen een hogere kans te hebben Europa binnen te komen met een asielmotief dan met een arbeidsmotief.

Dat 50 procent van de vluchtelingen geen geldig asielmotief heeft, blijkt uit statistieken die de Europese Commissie geregeld publiceert. Het toont aan dat in de EU de grenzen voor vluchtelingen niet zo afschrikwekkend gesloten zijn dat alleen ‘echte’ vluchtelingen (volgens de ruime definitie van de EU) de tocht naar de EU wagen.

Cijfers geven indicatie voor aanzuigende werking

Een indruk van het effect van open of gesloten grenzen verkrijgt men door te kijken naar het verschil in asielaanvragen tussen landen die hun grenzen voor migranten gesloten proberen te houden en landen met meer open grenzen. Volgens data van de Europese Commissie voor 2020 (gebaseerd op cijfers van Eurostat) is het aantal eerste asielaanvragen per 100.000 inwoners voor een aantal landen uit de eerste categorie (gesloten grenzen), namelijk Polen, Slowakije en Hongarije, respectievelijk, 4, 5 en 1. Voor landen uit de tweede categorie, namelijk Duitsland, Nederland en Zweden, bedroegen die aantallen, respectievelijk, 123, 78 en 131.

Deze cijfers laten zien dat er een ‘indicatie’ is voor een aanzuigende werking van open grenzen, maar een echt bewijs is dit niet. Het zou kunnen dat gesloten grenzen in de Oost-Europese landen er voornamelijk toe hebben geleid dat de stroom asielzoekers zich verplaatst heeft naar West- en Noord-Europa, maar in totaal even groot is gebleven. Het is bovendien vrijwel zeker dat door de Oekraïne-oorlog ook het aantal asielaanvragen in Oost-Europa zal gaan toenemen. Ten slotte, een land als Griekenland gedraagt zich niet altijd als vriend van asielzoekers (zie hier), maar heeft als zuidelijk grensland van de EU toch een grote aantrekkingskracht op migranten uit Afrika.

Restrictief migratiebeleid schrikt asielzoekers af

Een andere indicatie voor het significante effect van verscherpte grenscontroles is de in 2016 gesloten overeenkomst tussen de EU en Turkije die tot een dramatische daling van het aantal asielzoekers op de Balkan leidde. Daartegenover betekende het omverwerpen van het regime van Gaddafi in 2011 het einde van een ‘migrantendeal’ tussen Italië en Libië, wat leidde tot een verdrievoudiging van de stroom asielzoekers vanuit Libië.

De econoom Timothy Hatton heeft in een aantal publicaties de effecten van restrictief migratiebeleid kwantitatief geschat. In een overzichtsartikel uit 2020 meldt hij dat strengere grenscontroles en strikte asielcriteria potentiële asielzoekers afschrikken. Tussen 1997 en 2005 werden in grote delen van de ontwikkelde wereld grenscontroles en asielcriteria aangescherpt. Hatton meldt dat daardoor het aantal asielaanvragen met 30 procent afnam.

Na 2005 is zo’n eenduidig effect niet vast te stellen. De verklaring hiervoor is dat sommige landen in de EU (Zweden, Duitsland) – al dan niet tijdelijk – soepeler werden. Andere landen (Denemarken) werden juist minder soepel bij het toekennen van asiel. Als gevolg van die verschillen in beleid is het effect op de asielinstroom moeilijk in te schatten.

Selectieve voorbeelden van Lucassen en Oonk geven geen sluitend bewijs

De ‘bewijzen’ dat er van open grenzen geen aanzuigende werking op het aantal migranten uitgaat, zijn gebaseerd op selectief gekozen voorbeelden door mensen als Lucassen en Oonk. Die voorbeelden geven geen sluitend bewijs of kunnen zelfs als een bewijs van een aanzuigende werking geduid worden. De kwantitatieve modelschattingen en cijfers van het aantal migranten als een functie van de openheid van grenzen duiden eerder op een ‘aanzuigende’ werking dan op het ontbreken daarvan.

Degenen die de bescherming van de EU-landen echt nodig hebben, zoals de nu voor de oorlog vluchtende Oekraïners, zouden meer geholpen zijn met een selectieve beperking van het aantal migranten in ‘normale’ tijden – die schept immers ruimte.

Harrie Verbon is emeritus hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg.

Lees hier de reactie van Leo Lucassen.

Foto: James Cridland (Flickr Creative Commons)