Dorpsbewoners kunnen prima zelf hulp organiseren, mits ze de ruimte krijgen

In de Noord-Limburgse gemeente Peel en Maas hebben de ruim 40 duizend inwoners de organisatie van de huishoudelijke hulp zelf in handen genomen. En met succes. Nu nog de netelige kwestie van werkgeverschap oplossen.

In het Regeerakkoord staat dat de regering lokale verenigingen of buurtbewoners ‘het eerste recht (wil) geven om maatschappelijke voorzieningen over te nemen en de bijbehorende functie voort te zetten’. Het klinkt bijna als een gunst, maar de eerste vraag die opkomt, is of buurt- of dorpsbewoners die taken wel op zich kúnnen nemen.

Bewoners organiseren zelf huishoudelijke hulp

Eind vorig jaar stemde de gemeenteraad van Peel en Maas in met de meerjarige pilot 'Hulp bij het Huishouden'. De pilot, die loopt van 2018 tot en met 2021, is de uitbreiding van een eerder proefproject dat al vanaf 1 mei 2016 loopt in de dorpen Kessel, Kessel-Eik, Koningslust en Meijel. Met de meerjarige pilot wordt hulp bij het huishouden als algemene voorziening overgenomen door collectieven van burgers in alle kernen van de gemeente.

Uit de ervaringen van de afgelopen jaren blijkt dat de bewoners zelf heel goed hulp bij het huishouden kunnen organiseren. In de dorpen waar al twee jaar met het nieuwe systeem wordt geëxperimenteerd, is er minder bureaucratie en een snelle en betrouwbare dienstverlening. Bovendien, minstens zo belangrijk, is de betrokkenheid van de bewoners op elkaar vergroot.

Kort samengevat, werkt het door de bewoners ontwikkelde systeem als volgt. Een inwoner van laten we zeggen Kessel heeft moeite met het uitvoeren van huishoudelijke taken. Via het door vrijwilligers gerunde dorpsinfoloket komt hij of zij bij de dorpsondersteuner terecht. Een beroepskracht - aangesteld door het dorp zelf – die vier hoofdtaken heeft.

Zij - het zijn allen vrouwen - stelt met een lichte toets vast of iemand tot de doelgroep van de algemene voorziening behoort en ondersteunt het informele netwerk. Daarnaast zorgt zij ervoor dat het informele en formele netwerk in het dorp goed met elkaar samenwerken en een goed functionerend netwerk vormen. In samenspraak met het informele netwerk ten slotte inventariseert zij ervaringen van hulpvragers en bespreekt deze met betrokken partijen.

Niet geschikt voor aanbesteding

In de door de bewoners zelf ontwikkelde aanpak gaat het om dienstverlening door de gemeenschap aan de bewoner als mens, niet aan een in mootjes verdeelde cliënt. Ook voor andere vormen van hulp, anders dan hulp bij het huishouden, kan de bewoner bij de dorpsondersteuner terecht. Die regelt de gewenste informele of formele hulp, steeds aansluitend op heel de mens en heel de gemeenschap.

Een dergelijke integrale en in de samenleving ingebedde hulpverlening leent zich niet voor aanbestedingsprocedures. Het gaat namelijk om het opbouwen van relaties tussen mensen, tussen mensen en instellingen en tussen instellingen. Dat vergt tijd. Het achterliggende idee is om per dorp een alomvattend en sluitend netwerk van formele en informele hulpverleners te vormen. Het doet er daarbij niet toe of de hulpverleners vrijwilligers zijn of beroepskrachten, al dan niet in dienst van zorgorganisaties. Cruciaal is of de instellingen hun beroepskrachten de ruimte kunnen of willen geven om zich als professionals te verenigen in een dorpsnetwerk onder regie van de dorpsondersteuner. Die discussie wordt nu gevoerd.

Opgeloste en onopgeloste kwesties

De ontwikkeling om hulp bij het huishouden onder regie te brengen van vitale gemeenschappen is in gang gezet door de aangekondigde bezuinigingen van het Rijk. Dat bracht de gemeente ertoe om dorpsvergaderingen te beleggen en daar het idee te droppen om het in de toekomst anders te gaan organiseren. Organisatie van huishoudelijke hulp moest met andere woorden integraal onderdeel van de gemeenschap gaan worden.

Om een gemeenschappelijk, door bewoners zelf georganiseerd hulpverleningsmodel te ontwikkelen, kwamen initiatiefnemers en gemeente verschillende malen bijeen, om zicht te krijgen op wat er zoals geregeld moest worden. Gaandeweg zijn er uitgebreide rolbeschrijvingen gemaakt van alle betrokkenen om ieders positie, taak en rol duidelijk te krijgen. Dat kostte tijd en geduld. En ruimte om zaken anders regelen dan het gemeentelijk apparaat gewoon was te doen. Dat botste af en toe.

Bij de uitvoering van de pilot bijvoorbeeld koos de gemeente voor een systeem met vouchers dat al in gebruik was in andere gemeenten, en waaraan accountants hun goedkeuring hadden gegeven. De bewoners vonden het systeem zwaar en ingewikkeld en daardoor ongeschikt voor hun pilot. Na nodige discussie, stemden de bewoners uiteindelijk toch in met gebruik van vouchers, niet omdat ze overtuigd waren van het systeem op zich, maar omdat de gemeente het vanuit controle-overwegingen noodzakelijk vond. Bij de meerjarige verlenging van de pilot per januari 2018 is overigens overgestapt op het eenvoudiger systeem dat de bewoners zelf ontwikkeld en zelf in beheer hebben. Dat werkt prima, ook vanuit controle-oogpunt.

Wie neemt de werkgeversrol?

Een andere kwestie, een die nog steeds opgelost moet worden, is de vraag wie de werkgeversrol op zich behoort te nemen. Sommige dorpen hebben dit opgelost via een zzp-constructie, andere gemeenschappen hebben de werkgeversfunctie voorlopig ondergebracht bij de welzijnsinstelling. De laatste vindt weliswaar dat ze een taak heeft bij de ondersteuning van bewonersinitiatieven, maar wil meer duidelijkheid over de verantwoordelijkheden en risico’s die samenhangen met het op de loonlijst plaatsen van beroepskrachten die in feite in dienst zijn van een bewonersinitiatief.

Karin Corstjens is senior-adviseur Maatschappelijke Ontwikkeling in de gemeente Peel en Maas. Raf Janssen was van januari 2010 tot mei 2018 wethouder Sociaal Beleid in de gemeente Peel en Maas.

Foto: Nicola Albertini (Flickr Creative Commons)