In buurten en dorpen staan ouderen vaak aan de zijlijn

Het aantal oudere Nederlanders neemt snel toe: in 2012 waren er minder dan 700.000 mensen van 80 jaar of ouder, in 2040 zijn dat er ruim 1,5 miljoen. Veel gemeenten hopen dat informele contacten het sociaal isolement van ouderen zullen tegengaan. Die verwachting is niet terecht.

Het platteland heeft een goede naam als het gaat om verbondenheid. Onderzoek onder dorpsbewoners laat ook zien dat een deel van de oudere dorpsbewoners zich thuis voelt in het dorp. Een Groningse van in de tachtig bijvoorbeeld, omschrijft haar dorp als ‘een veilige warme jas’. Een Gelderse voelt zich gesteund in haar buurtschap ’waar mensen elkaar nog willen helpen in nood en elkaar nog wel eens opzoeken’. Maar voor veel anderen gaan contacten met dorpsgenoten weinig verder dan een oppervlakkige bekendheid. Dit hoeft niet als een gemis ervaren te worden, zoals bij een lichamelijk beperkte Zuid-Hollander voor wie het dorp ‘weinig betekenis’ heeft, maar die opgetogen is dat hij vanuit zijn huis snel tussen de weilanden staat.

Ook in dorpen ervaren ouderen isolement

Maar andere ouderen ervaren wel degelijk een isolement. Bijvoorbeeld een man die kort geleden naar Overijssel verhuisde; hij voelt zich door lichamelijke beperkingen en het slechte openbaar vervoer erg geïsoleerd. Een lange geschiedenis in het dorp is geen garantie voor verbondenheid. Voor een Friezin betekent het dorp niet veel meer, want ’vrienden en kennissen zijn overleden, of verhuisd naar bejaardencentra in een grote plaats’. Ook een Zuid-Hollandse voelt zich minder thuis in het dorp dan voorheen, want ‘er komen steeds meer mensen wonen van buitenaf die je niet kent, het is heel anders dan vroeger’.

Cijfers tonen de paradoxale betekenis van de lokale omgeving voor oudere dorpsbewoners. In functionele zin zijn ze sterk lokaal gebonden, zeker wanneer zij kampen met lichamelijke beperkingen: bewoners van 75 jaar en ouder komen minder vaak buiten het dorp en maken meer gebruik van dorpsvoorzieningen dan jongere dorpsgenoten. Ook in cultureel opzicht zijn ouderen sterk met hun omgeving verbonden: zo stemmen zij vaak af op regionale media. Bovendien is hun landschappelijke binding sterk: meer dan bij jongere bewoners dragen het landschap en de rust en de ruimte bij aan hun woonplezier.

Ook andere kwetsbare groepen hebben weinig sociale binding

Maar de sociale binding is een ander verhaal. Omdat contacten buiten het dorp op hoge leeftijd afnemen, worden contacten dichtbij huis voor ouderen belangrijker. Desalniettemin nam ook het aantal contacten binnen het dorp af. In vergelijking met jonge gezinnen - de groep met de meeste contacten in het dorp - kennen ouderen beduidend minder dorpsgenoten met wie zij een persoonlijk gesprek kunnen voeren of die zij om hulp kunnen vragen. Eén op de tien 75-plussers kan zelfs geen enkele dorpsgenoot om hulp vragen; onder bewoners tussen de 30-44 jaar is dit één op de twintig. Hierbij komen gevoelens van uitsluiting: een derde van de oudere dorpsbewoners voelt zich niet door medebewoners gewaardeerd; onder bewoners jonger dan 60 jaar is dit nog geen 8 procent.

Voor andere kwetsbare groepen geldt een vergelijkbaar beeld. Zo dragen ook financiële beperkingen bij aan de functionele binding van bewoners, terwijl zij de sociale binding verminderen. Ook wie niet over een auto en rijbewijs beschikt heeft gemiddeld minder sociale binding met het dorp. Kortom, groepen die door beperkingen aangewezen zijn op hun lokale omgeving, ontlenen hier doorgaans juist minder hulp, steun en gezelligheid aan.

In veel dorpen (en buurten) spannen bewoners zich in om ouderen bij het lokale leven te betrekken. In het Zeeuwse Cadzand-dorp bijvoorbeeld organiseren bewoners een maandelijkse maaltijd voor alleenstaande ouderen in een lokaal restaurant. Een ander voorbeeld is Goud Oud, een zorgcoöperatie in oprichting in het Groningse Warffum, die zorgbehoevende ouderen de mogelijkheid moet bieden in het dorp te blijven wonen. Initiatieven als deze voorzien in een toenemende behoefte. Maar ze blijven uitzonderlijk en bereiken niet iedereen. Beleidsmakers mogen er niet op vertrouwen dat buurten en dorpen fungeren als sociaal vangnet, want juist de kwetsbaarste bewoners vinden vaak geen aansluiting.

Lotte Vermeij, Sociaal en Cultureel Planbureau. Deze bijdrage is grotendeels gebaseerd op de publicatie ‘Dichtbij huis. Lokale binding en inzet van dorpsbewoners’ die op maandag 19 januari verscheen bij het Sociaal en Cultureel Planbureau.