Naar verluidt wordt 2026 het ravijnjaar voor gemeenten. Gemeenten dreigen tussen twee financieringsbergen in een ravijn te storten, omdat de nieuwe financieringssystematiek pas in 2027 ingaat en de oude in 2025 ophoudt. Verwachte kosten: een slordige drie miljard. Je moet het maar bedenken als kabinet.
De dramatische kwalificatie doet denken aan het rampjaar 1672, toen de Zeven Provinciën van alle kanten werden aangevallen en ‘de regering radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos was’. Ondanks dat het populisme welig tiert, zie ik in 2026 geen woedende menigte onpopulaire politici op het marktplein de geslachtsdelen uitrukken, zoals de gebroeders De Witt in het rampjaar overkwam. Sterker nog, misschien is het naderende financiële onheil wel een goede aanleiding om eens kritisch te reflecteren op waar een gemeente voor staat en hoe de middelen het beste in te zetten.
Toe aan herziening
De afgelopen decennia hebben we heel veel taken die vroeger gewoon bij het leven hoorden geïnstitutionaliseerd en gecollectiviseerd. Deels was dat winst. De welvaartsstaat was een verbetering ten opzichte van de charitas, kerk en familie die vroeger voor een sociaal vangnet zorgden, vooral omdat het minder willekeurig was wie welke ondersteuning kreeg. Maar het vangnet is aan herziening toe.
Een nog veel groter deel kan worden uitgevoerd door een combinatie van professionals en vrijwilligers
In de jeugdzorg, de ggz, de schuldsanering, de Wmo en het armoedebeleid struikelen professionals en consultants over elkaar heen om de collectieve buit te verdelen. Er gaan vele miljarden om in deze sectoren en de verantwoordingsdrift is bepaald ongezond te noemen.
Een deel van de taken kunnen door zorgzame buurten worden uitgevoerd, zoals goede voorbeelden laten zien. Maar een nog veel groter deel kan worden uitgevoerd door een combinatie van professionals en vrijwilligers, met een gigantische besparing als mogelijk gevolg. Hoezo ravijnjaar?
Vrijwilligers en professionals
Zo makkelijk is het helaas toch niet. De samenwerking tussen professionals en vrijwilligers is vaak een uitdaging. Zo denken professionals in het sociale domein soms dat vrijwilligers concurrenten van hen zijn.
Laten we vrijwilligers ook niet te veel romantiseren
Ook is er altijd weer die angst dat als er iets misgaat de professionals verantwoordelijk gehouden worden. Die angst leidt tot verlamming en een ongelijkwaardige relatie tussen professionals en vrijwilligers. En laten we vrijwilligers ook niet te veel romantiseren. Niet alle vrijwilligers zijn Moeder Teresa. En trouwens die Moeder Teresa deugde bij nader inzien helemaal niet.
Hospices
Hoe de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers goed kan gaan, laten hospices zien. Volgens de koepelvereniging VPTZ zijn er meer dan tweehonderd hospices in Nederland met ruim dertienduizend vrijwilligers. En het aantal gaat stijgen door de vergrijzing. Kwaliteit van leven en sterven staat voorop en bovengenoemde problemen blijken in de praktijk opvallend weinig voor te komen.
Als mensen terminaal zijn, ga je niet steggelen over verantwoordelijkheden
De vraag is waarom hospices erin slagen vrijwilligers en professionals te verbinden. Dat zal allicht iets te maken hebben met de omstandigheden. Als mensen terminaal zijn, ga je niet steggelen over verantwoordelijkheden. Het belang van de stervende en de naasten staat op natuurlijke wijze voorop. Ook in de aard van vrijwilligers en professionals die zich hier voor willen inzetten, zitten belangrijke elementen van zelfselectie, hetgeen ook bleek op een recente waardevolle bijeenkomst waar maar liefst zevenhonderd mensen zich in een theater te Amersfoort hadden verzameld en waar zowaar de koning acte de présence gaf.
Zoiets in protocollen en richtlijnen vastleggen is dood in de pot
De aard van de dienstverlening van een hospice kan onmogelijk de enige reden zijn waarom het zo goed gaat daar. Een fundamentele waarde bij hospices is dat er weinig formele regels zijn. Die wereld accepteert dat kwaliteit van leven en sterven voor de een iets heel anders is dan voor de ander. Zoiets in protocollen en richtlijnen vastleggen is dood in de pot (no pun intended). Het voegt niets toe, maar maakt wel wat stuk.
Voorbeeld doet volgen
Ook voor veel kwetsbare burgers die niet terminaal zijn, maar wel afhankelijk van gemeentelijke regelingen geldt dat niet zozeer professionele ondersteuning de kern, is maar kwaliteit van leven. Net als bij hospices zijn eigen keuzes heel belangrijk, kunnen vrijwilligers ingezet worden en is zingeving van groot belang.
Er zijn misschien wel meer regels nodig dan bij hospices, maar veel minder dan nu vaak het geval is. Immers is het op voorhand allerminst duidelijk wat te doen bij mensen met dementie of schulden en is de menselijke maat belangrijker dan het zoveelste protocol.
Harde financiële uitkomstmaten leiden tot schijnzekerheden, cijferfetisjisme en opportunistisch gedrag
Of een interventie bij een kwetsbare burger een succes wordt, hangt vaak meer samen met hoe iets wordt uitgevoerd dan met de intrinsieke kwaliteit van de interventie zelf. Dat moet ook gevolgen hebben voor de financiering en monitoring. Harde financiële uitkomstmaten leiden tot schijnzekerheden, cijferfetisjisme en opportunistisch gedrag.
Zo ging een welvarend echtpaar uit het Gooi met een Wmo-taxi naar het Amsterdamse Concertgebouw
Het zou goed zijn als gemeenten veel meer belangstelling hebben voor vragen als: wat heeft een organisatie gedaan om ervoor te zorgen dat een interventie die intrinsiek deugt ook in de praktijk werkt? En wat heeft dat opgeleverd? Hoe is het proces van leren en evalueren vormgegeven? Wat zijn de consequenties als blijkt dat het kwaliteitsmanagement niet op orde is?
Stal en zolder opruimen
Ik ken een verhaal van een welvarend echtpaar uit het Gooi dat op kosten van de gemeente meerdere keren per jaar met een Wmo-taxi naar het Amsterdamse Concertgebouw reed. Gewoon omdat het kon.
Wat te denken van de man met schulden waar vierentwintig professionals verantwoordelijk voor waren?
En wat te denken van de man met schulden waar niet minder dan vierentwintig professionals allemaal een deel van de verantwoordelijkheid voor hadden en elkaar voortdurend tegenwerkten? Of de consultant die voor twee verschillende onderdelen van dezelfde gemeente min of meer hetzelfde kunstje uithaalde zonder dat die dat van elkaar wisten? Het wordt tijd de stal schoon te vegen en de zolder op te ruimen.
Het rampjaar 1672 was voor ons land in meerdere opzichten een wake-upcall. Politiek, bestuurlijk en militair werden de touwtjes aangetrokken door stadhouder Willem III die tussendoor ook nog even koning van Engeland werd. De economie trok snel weer aan. Never waste a good crisis, wie weet werd die uitdrukking toen bedacht. Nu de gemeenten nog.
Marcel Canoy is hoogleraar gezondheidseconomie en dementie aan de VU. Hij is daarnaast adviseur van de Autoriteit Consument & Markt (ACM).