COLUMN We doen een hoop goed in dit land

We hebben altijd de neiging om vooral te schrijven en te spreken over dingen die niet goed gaan. Maar er wordt ook een hoop leed verzacht, ziet Sahar Noor.

In de spreekkamer van VluchtelingenWerk zie ik druk pratende medewerkers. In een vierkante ruimte staat in iedere hoek een tafel met stoelen. Vier medewerkers zijn met vier cliënten in gesprek. In het gangetje verderop zit nog een aantal mensen te wachten totdat het hun beurt is.

Hij legt de medewerker in verstaanbaar Nederlands uit dat zijn zoon al vier maanden binnen zit

Een vader staat zijn zoon van 19 jaar bij. Hij legt aan de medewerker in verstaanbaar Nederlands uit dat zijn zoon al vier maanden binnen zit. ‘Hij gaat kapot’, zegt hij. De zoon kan niet net als zijn zusje en broertje naar school, omdat hij 18+ is. Maar hij wil iets doen, hij verveelt zich thuis en is neerslachtig aan het worden.

Tikkeltje down

De medewerker had hem aangeraden ergens stage te lopen. Dat kreeg hij voor elkaar. Een herenkapperszaak wilde hem als stagiair aannemen. Maar dan blijkt hij inburgeringsplichtig te zijn. En aangezien hij de inburgering nog niet voldaan heeft, mag hij niet werken of studeren. Wanneer hij voor het inburgeringstraject wordt opgeroepen, mag Joost weten. Ondertussen staart hij een tikkeltje down naar de grond.

De medewerker doet haar best om te kijken of hij op basis van een regeling of een specifieke wet toch aan de slag mag. Ze maakt zich zorgen om hem. Ze schakelt hulp in van andere collega’s. Anderen zetten hun gesprekken op pauze en luisteren. Hier en daar komen wat tips los en er wordt het een na het ander opgezocht, maar iedereen komt tot dezelfde conclusie. De medewerker geeft niet op en blijft zoeken en bellen, in de hoop op andere mogelijkheden.

Hoe hard er wordt gewerkt om een oplossing te zoeken en vooral hoopvol te blijven

Aan een tafel verderop wordt een andere jongeman geholpen. De inschrijving van zijn huisadres is niet goed gegaan. Zijn adres is 100 kilometer hiervandaan. ‘Heb je de steden door elkaar gehaald, jongen?’ De medewerker is vrolijk en probeert hem aan het lachen te maken. Ongeacht of de jongeman meelacht. ‘Heb je er iets van op papier? Iets waarop staat dat je daar ingeschreven bent?’

De jongeman schudt zijn hoofd. ‘Nou, dan gaan we de gemeente bellen, jongen’, zegt de medewerker. ‘Hier, neem een chocolaatje.’ De telefoonlijn is druk, de medewerker wordt in de wacht gezet. Twintig minuten later is er nog steeds niemand aan de lijn. Maar hij blijft geduldig, met een glimlach op zijn gezicht.

Diep respect

Terwijl ik daar per toeval terecht ben gekomen, besef ik hoe belangrijk het werk is dat deze medewerkers verrichten. Door taal- en cultuurbarrières heen proberen zij mensen die gevlucht zijn naar Nederland te helpen. En dan vooral de manier waarop: liefdevol, met aandacht en compassie. Ik heb diep respect voor deze medewerkers en ergens ook voor ons, als Nederlanders, en de manier waarop we met mensen omgaan die hulp nodig hebben.

Deze houding kan veel leed verzachten

Laten we eerlijk wezen: we hebben altijd de neiging om vooral te schrijven en te spreken over dingen die niet goed gaan, waar men steken heeft laten vallen, waar mensen tussen wal en schip raken. Maar dat zegt niets over de manier waarop er met mensen wordt omgegaan. Hoe hard er wordt gewerkt om een oplossing te zoeken en vooral hoopvol te blijven. Deze houding kan veel leed verzachten. We doen ook een hoop goed in dit land. Dat mag niet alleen benoemd worden, we mogen daar ook trots op zijn!

Sahar Noor is onderzoeker, schrijver, journalist, moderator, adviseur en trainer