Criminele meisjes vereisen andere aanpak

Bij criminele jongeren denk je niet direct aan meisjes. Toch is een op de vijf jeugdige delinquenten een meisje. Factoren die leiden tot hun criminele gedrag verschillen van die van jongens. Meer aandacht voor de specifieke problematiek van meisjes is nodig om hen op het rechte pad te houden. 

Een filmpje van vier jonge vrouwen die op de Wassenaarseweg in Katwijk met elkaar in gevecht zijn, scoort momenteel veel hits op internet. Op de beelden zijn vier jonge vrouwen te zien die in een heuse catfight zijn verwikkeld. Ze staan op straat naast hun auto's te bekvechten voordat ze er op los slaan.1 De laatste jaren zien we niet alleen in de media maar ook onder onderzoekers, hulpverleners en beleidsmakers toenemende belangstelling voor het fenomeen ‘meisjescriminaliteit’. Voor een deel is deze toenemende belangstelling te relateren aan stijgende criminaliteit onder meisjes en jonge vrouwen, waarbij tot 2007 het aantal meisjes en jonge vrouwen verhoudingsgewijs harder steeg dan het aantal jongens en jonge mannen. Verhoudingsgewijs, want meisjes zijn nog steeds niet met een echte inhaalslag bezig. We zien ongeveer een meisje op vijf jongens in aanraking komen met politie en justitie, afhankelijk van het soort delict wisselt deze verhouding. Wat betreft vermogensdelicten liggen jongens en meisjes het dichts bij elkaar, wat betreft zedendelicten liggen ze het verst uit elkaar.

Waarom aandacht voor ‘moeilijke meisjes’?

Moeten we ons nu zorgen maken over deze toegenomen groep ‘moeilijke meisjes’? Als men de cijfers bekijkt, dan ziet het er niet naar uit dat het zogenaamde ‘gendergap’ binnenkort gedicht wordt. Echter, ondanks het feit dat er op het terrein van de criminaliteit geen sprake is van een echte emancipatie-inhaalslag, is een substantieel deel van alle jeugdige delinquenten meisje. Lange tijd hebben we ons nauwelijks afgevraagd wie die meisjes zijn, of ze op dezelfde manier bij justitie terechtkomen, via dezelfde route, en of de bestaande programma’s en interventies ook effectief zijn bij meisjes. Inmiddels hebben we daar, dankzij onderzoek in zowel binnen als buitenland meer zicht op.

Psychische klachten gaan aan hun criminele gedrag vooraf

De meest voorkomende delicten waarvoor meisjes in aanraking komen met de politie zijn vermogensdelicten (47 procent) en geweldsdelicten (19 procent). Bij geweld gaat het in de meeste gevallen om mishandeling. Om meer zicht te krijgen op de achtergronden van deze meisjes is enkele jaren geleden door de Vrije Universiteit, in opdracht van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) onderzoek gedaan naar de achtergronden van meisjes die veroordeeld zijn door justitie. De veroordelingen liepen uiteen van voorwaardelijke straffen tot detentie met een PIJ maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen). Ondanks verschillen in ernst van de delicten en de verschillende straffen die meisjes opgelegd kregen, was er wel een lijn te zien in de achtergronden van deze meisjes. Er waren veel problemen in de gezinssituatie, waarbij onveilige gehechtheid, het ervaren van trauma’s als seksueel misbruik en psychische en fysieke verwaarlozing en mishandeling regelmatig voorkwamen, evenals problemen in het aangaan en onderhouden van relaties. Deze problemen bleken overeen te komen met wat in buitenlandse literatuur inmiddels regelmatig gevonden wordt, namelijk dat naast factoren die zowel bij jongens als meisjes een rol spelen bij het ontstaan van criminaliteit (denk aan gezinsomstandigheden, criminele ouders, opvoedingsproblemen, schoolproblemen, problemen met vrienden) er ook specifieke risico’s gesignaleerd worden die samenhangen met criminaliteit van meisjes. Het gaat dan om psychische klachten - angst, depressieve stemming en zelfmoordgedachten - die waarschijnlijk het gevolg zijn van de traumatische ervaringen zoals fysieke mishandeling en seksueel misbruik, en problemen in de relatie met ouders en leerkrachten.

Meisjes hadden na de Multisysteemtherapie minder zelfvertrouwen

Langzamerhand zien we dus dat er enkele cruciale meisje-specifieke factoren zijn waarmee rekening gehouden zou moeten worden bij het ontwikkelen van interventies gericht op preventie en recidive van criminaliteit. Justitie heeft echter geen beleid dat rekening houdt met mogelijke sekse- of genderverschillen. Feitelijk zijn alle interventies, gericht op recidivevermindering, ontwikkeld op basis van onderzoek en kennis over criminaliteit bij jongens. Hoog tijd dus om bestaande interventies onder de loep te nemen en te kijken waar aanpassingen mogelijk zijn om ook de problematiek van meisjes te verminderen. Uiteraard is goed onderzoek naar de effectiviteit van interventies een vereiste om te bepalen of de aangepaste interventies het gewenste effect hebben.

Inmiddels hebben Jessica Asscher en collega’s aangetoond dat MST (Multisysteemtherapie) - een veelgebruikte gezinsinterventie die zich richt op een breed palet aan risicofactoren die samenhangen met criminaliteit- in Nederland minder effectief is voor meisjes dan voor jongens.2 Cognities bleken bij meisjes minder makkelijk te veranderen dan bij jongens en meisjes hadden na de interventie meer het gevoel persoonlijk gefaald te hebben en hadden minder zelfvertrouwen. Dit is uiteraard niet wat behandelaars voor ogen hebben bij de start van een programma.

Aandacht voor de specifieke problematiek van meisjes binnen interventies is dus gewenst. Ik pleit niet voor volledig nieuwe interventies, tenslotte is een behoorlijk deel van de problematiek onder delinquente jongens en meisjes hetzelfde, maar meer aandacht voor de specifieke problemen van meisjes en aanpassingen in interventies is zeer gewenst. Dat kan bijvoorbeeld door meer aandacht te schenken aan traumaverwerking en aan het verbeteren van de kwaliteit van relaties. Tenslotte zien we dat de criminaliteit onder jongeren al een paar jaar daalt, maar dat criminaliteit onder meisjes en jonge vrouwen minder hard daalt dan onder jongens en mannen. Hoog tijd om iets te doen voor criminele ‘moeilijke’ meisjes dus!

Anne-Marie Slotboom is universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Strafrecht en Criminologie.

Noten:

  1. Bekijk: OmroepWest op Youtube: Catfight in Katwijk.
  1. 2.      Asscher, J. J., Deković, M., Manders, W. A., Van der Laan, P. H., & Prins, P. J. (2013). A randomized controlled trial of the effectiveness of multisystemic therapy in the Netherlands: post-treatment changes and moderator effects. Journal of Experimental Criminology, 9(2), 169-187.