COLUMN Ook voor jongeren is het crisis: het bijbaantje in gevaar of het bijbaantje als gevaar?

Deze zomer konden jongeren door de crisis minder makkelijk een bijbaantje vinden. Dit bleek uit onderzoek van Eenvandaag, onder 2261 jongeren. Velen konden geen bijbaantje vinden, of konden minder makkelijk overstappen naar een andere bijbaan. Voor jongeren lijkt dit nog geen grote ramp, ze wonen immers vrijwel allemaal nog bij hun ouders. Maar geld is een belangrijke rol gaan spelen in het leven van jongeren - ook blijkend uit de schulden die sommigen van hen al op jonge leeftijd hebben.[1] En bijbaantjes zijn een belangrijk middel –en voor jongerende belangrijkste reden- om aan geld te komen.

Over bijbaantjes voor jongeren wordt over het algemeen zeer positief gedacht. Ze zouden de zelfstandigheid van jongeren bevorderen en hen kennis laten maken met de wereld van arbeid. Zelf heb ik dat ook gedacht, zo wilde ik ooit een promotieonderzoek doen naar werk als de teruggekeerde (in de vorm van bijbaantjes) socialiserende omgeving. Een omgeving dus waarin ze de normen en waarden van de samenleving leren, net als in het gezin, op school en in de vriendengroep. Wat is precies die vormende waarde?

In Nederland overheerst de overtuiging dat werken voor jongeren een gezonde vrijetijdsbesteding is, goed is voor het verantwoordelijkheidsgevoel en de sociale vaardigheden en dat jongeren op die manier leren omgaan met geld. De term kinderarbeid wordt geassocieerd met vies en gevaarlijk werk en met dwang. Algemeen wordt aangenomen dat kinderarbeid bij verre, arme landen hoort en in ons land allang is uitgebannen.

Voor het onlangs verschenen boek “Pubers aan het werk in Nederland” onderzochten emeritus hoogleraar kinderarbeid Kristof Lieten en onderzoekster Sarah de Vos of deze aannames wel kloppen. Wat is de situatie van werkende kinderen (van 12 tot en met 15 jaar) in Nederland?

Officieel mogen twaalfjarigen niet werken. Toch blijkt 15% van hen tijdens de schoolweken te werken en heeft 31% een vakantiebaan.[2] Er is in Nederland een strenge wetgeving rond arbeid door 13-14 jarigen en er zijn iets soepeler regels voor 15-jarigen. Het blijkt dat deze regels veelvuldig en stelselmatig worden overtreden, zowel wat betreft de arbeidstijden; als de zwaarte van het werk, de veiligheidsvoorschriften, of de betaling die de jongeren ontvangen. Ouders zijn vaak niet op de hoogte van de situatie op het werk van hun kinderen, pubers zijn niet erg mededeelzaam op dat gebied en werkgevers houden ouders liefst op afstand. Sommige ouders (in familiebedrijven, of ouders die hun 12-jarige op naam van zichzelf of een ander folders laten rondbrengen) overtreden zelf de regels.

In hun onderzoek geven Lieten en De Vos talloze voorbeelden van overschrijdingen van de regels, die ze ontlenen aan gesprekken met jongeren, hun ouders en observaties op de werkvloer. Een zeer gedegen onderzoek en voor elke ouder beslist het lezen waard.  Ondanks dat de situatie per jongere kan verschillen en bijbaantjes wel degelijk hun leuke of goede kanten kunnen hebben, mag gerust geconcludeerd worden dat er veel mis is en dat kinderarbeid (volgens de internationaal geldende definities) wel degelijk bestaat in Nederland.

De aannames over bijbaantjes, dat ze vooral positieve kanten hebben en berusten op vrijwilligheid, blijken niet of nauwelijks te kloppen, Lieten en De Vos hebben het uitvoerig en grondig onderzocht. Daarnaast zijn er twee belangrijke bezwaren. Ten eerste zijn jongeren nog helemaal niet zo mondig en zelfstandig. Op het werk hebben ze vooral een gehoorzame houding –deels uit angst om hun baantje kwijt te raken: voor jou immers tien anderen. Jongeren zijn weinig kritisch ten opzichte van hun werkgever: ze signaleren de misstanden niet en hebben weinig kennis van hun rechten. Ten tweede is werken voor veel jongeren nauwelijks een vrije keuze. De consumptiedrang van zowel marketing als vanuit hun vriendengroep, is groot. De leefwereld speelt zich tegenwoordig grotendeels op internet af, zodat veel jongeren al vaste lasten (hoge telefoon/internetkosten) hebben. Erbij horen is duur, er niet bij horen is voor losers.

Vanuit dezelfde gedachte van zelfstandigheid en maatschappelijke participatie wordt het hebben van een bijbaantje zelfs door het Ministerie gepromoot. Er is een uitgebreid instrumentarium dat kinderen moet beschermen tegen teveel of gevaarlijk werk, maar controle en toezicht schieten zwaar tekort. Zo voert de Arbeidsinspectie sinds 2011 geen inspectieprojecten meer uit op vakantiewerk.[3] En toen geconstateerd werd dat de arbeidstijdenwetgeving voor jongeren veelvuldig overtreden werd (en die regeling is dus ingevoerd om hun ontwikkeling en gezondheid te beschermen!) concludeerde de Arbeidsinspectie dat de werktijden verruimd konden worden naar 9 uur `s avonds. De verwachting was dat het aantal overtredingen dan wel zou afnemen.[4]

De terughoudende opstelling van de overheid past bij het algehele optimistische beeld over bijbaantjes en de afkeer van betutteling. Maar het past ook in de veranderingen in de samenleving: we hèbben geen markteconomie meer, maar we zijn het geworden[5]. Onze identiteit is in hoge mate verweven met ons consumptiepatroon: wie je bent is wat je koopt. Dit geldt ook voor jongeren en kinderen: de jeugdperiode is vercommercialiseerd en kinderen en jongeren hebben geld nodig om niet buiten de boot te vallen. Met de enorme toename van werkende jongeren in de afgelopen decennia, is onze economie afhankelijk geworden van kwetsbare en onmondige kinderen die te zwaar en teveel werk doen.

Het onderzoek van Lieten en De Vos richt zich specifiek op jongeren van 12 tot en met 15 jaar, maar er is weinig reden om aan te nemen dat het voor jongeren van 16-25 jaar veel beter is. De consumptiedruk neemt alleen maar toe naarmate de jongere meer tijd met vrienden doorbrengt. En studerende jongeren komen van twee kanten in de knel. De steeds hogere prestatiedwang en kortere studieduur maakt werken naast je studie steeds lastiger, maar met een basisbeurs van minder dan 300 euro voor uitwonende, en minder dan 100 voor thuiswonende studenten is studeren vrijwel niet meer mogelijk zonder bijbaan. Natuurlijk, bijlenen is een optie, als je zeker weet dat die goede baan er in de toekomst is. Maar ook dat is allang geen garantie meer.

Er is buiten de gangbare en zorgwekkende cijfers van jeugdwerkloosheid dus nog een wereld van crisisleed onder jongeren. Niet werken is nauwelijks een optie en mondigheid een illusie. Zo bleek de schaarste aan bijbanen voor 12% van de jongeren een reden om bijvoorbeeld minder salaris te accepteren. Gemiddeld daalde het bruto uurloon in het afgelopen jaar over die hele leeftijdsgroep (waarbij opgemerkt moet worden dat vooral de jongere helft veel minder verdient) van 7,91 euro naar 7,23 euro.[6] Bedrijven spinnen goed garen bij de kwetsbare en afhankelijke positie van jongeren, zo berust de prijzenoorlog bij supermarkten op goedkope, jonge arbeidskrachten en kunnen wanhopige werkzoekende afgestudeerden gratis aan het werk in zogenaamde stages.[7] Ook hier denken beleidsmakers – in dit geval VNO-NCW dat het om mondige volwassenen gaat die voor zichzelf kunnen opkomen en dat beschermend beleid niet nodig is.[8]

Je zou kunnen denken dat het niet kunnen vinden van een bijbaantje door de crisis “a blessing in disguise” zou zijn, juist vanwege de aangetoonde schadelijkheid van veel werksituaties en het feit dat er van de veronderstelde bijdrage aan de vorming van jongeren in de praktijk zo weinig terechtkomt. Maar ook dat is vergeefse hoop. Jongeren zijn zwaar afhankelijk geworden van geld en dus van bijbaantjes. De oplossing kan komen van ouders die beter geïnformeerd èn kritischer zijn[9] op het werk van hun kinderen en de risico’s waaraan zij blootstaan. Daarnaast hebben we natuurlijk een overheid nodig die haar beleid op grondig en kritisch onderzoek baseert in plaats van op marktideologie en het pleasen van bedrijven. En die haar taak van morele en wettelijke vertegenwoordiger en bewaker van de burgers tegenover bedrijven serieus neemt. Zeker als het om kinderen en jongeren gaat.



[2] Kristof Lieten en Sarah de Vos: Pubers aan het werk in Nederland (2103) p. 43

[3] Idem p. 51

[4] Idem p. 49

[5] Idem p. 234

[9] Overigens hebben de onderzoekers niet onderzocht bij ouders van niet-werkende jongeren (voor sommige leeftijden meer dan de helft) wat hun opinie over bijbaantjes was. Zagen zij meer bezwaren dan voordelen?

Dit artikel is 5868 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Als docent maatschappijleer kaartte ik dit thema vaker aan in de klas, gekoppeld aan het verschil tussen het minimumjeugdloon en het minimumloon voor volwassenen. Daarbij verwijzend naar de column die publiciste Heleen Mees er over schreef voor NRC Handelsblad, in een vergelijking tussen Nederland en New York. Mijn leerlingen spitsten daarbij altijd de oren, want meer loon, daar waren ze wel voor in. Totdat ik erbij vermeldde dat een hoger minimum jeugdloon waarschijnlijk minder werk voor jongeren zou betekenen.
    Dat maakt nog maar eens duidelijk dat het bij dit onderwerp niet makkelijk is de jongeren voor je te winnen. Als je hen duidelijk probeert te maken dat door al die bijbaantjes voor jongeren veel immigranten niet aan werk komen (en daardoor niet aan fatsoenlijk integreren) overheerst het eigenbelang, totaal afhankelijk van hun koopgedrag dat zij inmiddels zijn geworden. Als je hen duidelijk maakt dat hun ouders (die als puber alleen in vakanties werkten!) het korte termijn voordeel laten overheersen boven het belang van het kind op langere termijn, dan worden ze boos omdat je hun ouders bekritiseert. En als je hen duidelijk probeert te maken dat zij door al dat geld uit bijbaantjes en het feit dat school daardoor steeds meer bijzaak wordt, nog kwetsbaardere en afhankelijkere consumenten zullen worden dan hun ouders, dan is dat is dat vooral verwegpraat voor hen.
    Kortom de samenleving zit behoorlijk gevangen in deze. Het zullen niet de jongeren zelf zijn die in deze in opstand zullen komen tegen de uitbuiting. FNV en SP trekken er niet bepaald hard aan om in deze het voortouw te nemen en van wie met het dan komen, die megaverandering, want daarover praat je in deze eigenlijk, want iedereen heeft zich van iedereen afhankelijk gemaakt. Er is iets goed scheef gegroeid in onze samenleving, waarschijnlijk zonder dat we dat ooit gewild hebben, vooral door niet oplettend genoeg te zijn geweest.
    Blijft de vraag hoe de wal het schip dan moet keren?

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *