Jongerenwerk, remedie tegen geweld en drugs

Steeds meer jongeren in grote steden kampen met omstandigheden die hen overweldigen. Soms weten ze zich daaruit te ontworstelen en krijgen ze zicht op een beter leven. Positieve emoties en succeservaringen zijn daarbij cruciaal, blijkt uit het recente promotieonderzoek van Sebastian Abdallah in Beiroet en Amsterdam. Wat betekent dit voor de recente gewelddadige gebeurtenissen in Amsterdam?

Een aantal jaar geleden sportte ik in Amsterdam-Oost mee met een groepje jongeren onder leiding van een jongerenwerker die tevens kickbokstrainer was. De jongens die afgelopen november en januari werden gedood bij schietpartijen op Kattenburg en Wittenburg trainden er ook.

Toen ik ze leerde kennen, waren het nog jonge tieners. Ik zag ze hun training afronden terwijl ik me omkleedde. Soms deden ze mee met de volwassenen en leerden ze mij mijn technieken verbeteren. Ze hielden van dollen met elkaar. Er werd altijd flink gelachen. Vaak zo veel dat de trainer het genoeg vond en maande dat er ‘serieus getraind’ moest worden. En serieus trainen konden ze zeker. Ze waren er vrijwel altijd, meestal meer toegewijd dan de oudere groep van zestien-plus.

Ik denk  niet dat er een snelle oplossing is voor het soort geweld dat we nu meemaken, dat onschuldige levens eist. Wel vallen mij zaken op die niet vaak breed de aandacht krijgen, waarvan ik me afvraag of het niet tijd is dat die er wel komt.

Kort gezegd komt het neer op investeringen die sociaal-culturele voorzieningen mogelijk maken. Hieronder behandel ik vanuit dit perspectief een aantal gemaakte en gewenste keuzes.

Waanzin wordt weleens gedefinieerd als steeds opnieuw hetzelfde doen, en dan verschillende uitkomsten verwachten. Toch lijken we dit te doen als het gaat om het creëren van voorzieningen en kansen voor mensen in maatschappelijk kwetsbare omstandigheden en stadsbuurten.

Spoedmiddelen na incident zijn een pleister op de wonde

Na een periode zonder ‘incidenten’ denken gemeentelijke overheden het zich te kunnen veroorloven om te bezuinigen op belangrijke voorzieningen. Daarna gaat het toch mis en gaan er naar de buurt spoedmiddelen waarvan niet duidelijk is wat die zouden kunnen bijdragen.

In Amsterdam-Oost gebeurde iets dergelijks in april 2017. De Clutch moest sluiten vanwege bezuinigingen (Dock 2017). Het was een centrum waar jongeren sportten, muziek maakten, educatieve ondersteuning kregen, elkaar ontmoetten en recreëerden. De activiteiten zouden elders plaatsvinden, ook in het buurthuis waar de laatste schietpartij plaatsvond.

Vervolgens wordt de buurt overvallen door geweld en is er geld voor politie, controle en camera’s. De bewoners hoeven geen deskundigen te zijn om te beseffen dat dit slechts als ‘pleister’ fungeert en niet bijdraagt aan een wezenlijke oplossing (AT5 2018).

Deze dynamiek lijkt op analyses van de socioloog Wacquant (2008) van hardere contexten in de Verenigde Staten en Frankrijk waar de staat stabiliteit wegneemt en als er onrust komt, niet reageert met betrokkenheid maar met repressie. Ik weet het, het is niet hetzelfde. Er is geen (of nog niet echt) sprake van een trend van keihard optreden en mensen aan hun lot overlaten, zeker niet in vergelijking met genoemde landen. Maar waarom doen we wel dingen die daarop lijken?

Buurtjongens komen op dezelfde plekken als criminele jongeren

Misschien vinden betrokkenen bij de wijk het onterecht dat ik wat ik zie gebeuren waanzin noem. Het valt echter niet te ontkennen dat er andere belanghebbenden in het spel zijn die waar willen voor hun geld. NRC suggereert dat toegenomen toerisme zorgt voor een grotere drugsvraag en dat de jonge jongens van de Oostelijke Eilanden op scooters gewild zijn in de distributie (Schravesande 2018). Het buitensporige geweld is dan te zien als een gevolg van bescherming van criminele investeringen.

Daarnaast zijn er natuurlijk vetes gaande in de ‘onderwereld’ die deze situatie nog ingewikkelder maken (Laumans & Schrijver 2014). Hoe dan ook raken buurtjongens erin verwikkeld. En criminele jongeren leiden geen gescheiden levens van andere jongeren. Ze zijn (soms) op dezelfde plekken te vinden. Dat valt pas echt op als het misgaat.

Niet het snelle geld maar de dagelijkse ontmoediging

Veel jongeren ervaren uitzichtloosheid als het gaat om hun maatschappelijke mogelijkheden en het meedoen aan zaken die er voor hen, en voor de samenleving, echt toe doen. Het gaat om redelijk te verwachten ambities zoals het afronden van een opleiding, een leuke (of in ieder geval een betaalde) baan en enige doorgroeimogelijkheden.

Achterstand van jongeren heeft lang niet altijd direct te maken met etnische afkomst, eventueel bijbehorende cultuur, opleiding of zelfs gebrek aan geld. Het heeft te maken met hoe de dagelijkse interacties op versterkende of verzwakkende manieren inspelen op groepen en personen. Daarin kunnen de voorgaande zaken heel belangrijk worden of vrijwel geen rol spelen. Wat wel telt, is hoe deelnemers in die interacties emotioneel beïnvloed worden en de energie die ze ervaren.

Op welk spoor jongeren terechtkomen, waar ze in investeren en of ze geloven dat dat zin heeft, hangt af van wat ik – afgeleid van andere sociologen – interactierituelen ben gaan noemen (Collins 2004; Paulle 2013). Kenmerkend aan rituelen zijn voorspelbare, routinematige handelingen en de betekenisgeving die mensen eraan ontlenen.

Deelnemers weten (ongeveer) wat er zal gebeuren en ze weten wat er van hen verwacht wordt. Het kost geen moeite om te reageren, het gaat bijna vanzelf. Een succesvol (versterkend) ritueel zorgt bij mensen voor bevestiging van hun rol in een groter geheel. Verder komt er een positieve energie vrij tussen mensen en delen ze symbolen (denk aan sportwedstrijden, concerten, maar ook een goed gesprek).

Verzwakkende rituelen werken demoraliserend; de energie ebt totaal weg, zoals bij pesterijen en gesprekken in bureaucratische procedures waarin we ons niet als mens behandeld voelen.

In verzwakkende interactierituelen worden jongeren ondermijnd, afgeleid en afgemat. Een belangrijke reactie daarop is het terugtrekken in de eigen groep – steeds minder initiatief nemen richting de ‘grote boze wereld’ waar te veel ontmoediging plaatsvindt.

Een groter risico dan criminaliteit: apathie

In de ergste gevallen leidt dat tot complete apathie waarbij het zelfs moeilijk wordt uit bed te komen, laat staan zich in te zetten voor een ‘startkwalificatie’ (wat dat ook moge zijn). In andere gevallen nemen jongeren geen genoegen met hun lage energiegehalte en gaan ze op zoek naar kicks die het gemoed wat opvijzelen. Dat kan in een sport zijn maar het kan ook de verkeerde kant op slaan, waarbij ze een gevaar worden voor zichzelf en de omgeving. Hierbij zitten openingen naar een pad voor criminaliteit.

Maar er zijn er zeer weinig die deze weg opgaan en ook echt volhouden. Het grotere risico is dat jongeren juist helemaal geen initiatief nemen, het leven op hen af laten komen en aan hen voorbij laten gaan. Ze worden toeschouwers van hun gebrek aan ervaren mogelijkheden.

Het belang van succeservaringen

Nu terug naar Amsterdam-Oost en een sociaal-culturele investering, die vooral mogelijk wordt door financiële middelen. De activiteiten van jongerencentrum de Clutch gingen op andere locaties ‘gewoon door’.

Maar hoe voelde het voor jonge mensen, de buurt en de jongerenwerkers dat het centrum na zesentwintig jaar gesloten werd? Wat voor soort interactierituelen vonden er plaats rond de sluiting? Wat gebeurt er met mensen als je een plek wegneemt waaraan ze als sporter of muzikant hun identiteit verbonden? Waar ze hun belangrijkste versterkende interactierituelen ervoeren?

Ik heb jarenlang onderzoek gedaan naar de interactierituelen van de Clutch en die van andere plekken waar jongerenwerkers actief waren. Ze boden een belangrijk tegenwicht tegen de duurzame ontmoediging die jongeren in verzwakkende rituelen opdeden.

Daarin zijn typen versterkende interacties te onderscheiden. Herstellende rituelen waarin jongerenwerkers zorgen voor rust, stabiliteit en verbondenheid. Dit noem ik grounding. Dat kan gaan om reflectieve gesprekken, een kopje thee aan de bar.

Animerende rituelen waarin jongerenwerkers energie genereren en hun deelnemers uit de apathie helpen. Het ervaren van boosts, bijvoorbeeld tijdens het sporten, wekt de nodige energie op.

En ten slotte bevestigende rituelen, waarin jongerenwerkers een momentum op gang houden waarin jongeren hun gang kunnen gaan en even niet hoeven na te denken of zichzelf hoeven uit te leggen. Hierin ervaren jongeren elevation, het ontstijgen van hun omstandigheden en een gevoel dat ze verder kunnen komen in het leven. Samen zorgen grounding, boosts en elevation voor sterke succeservaringen. Het frequent ervaren van succes draagt bij aan het welzijn en de ontwikkeling van jongeren.

Voortdurend negatieve benadering van deze jongeren

Deze rituelen zag ik volop plaatsvinden tijdens de kickbokstraining en ervoer ik zelf ook als deelnemer (Abdallah 2012; 2017, p. 73-96). Toch was het voor mij anders dan voor veel andere deelnemers. Ik had mogelijkheden, alternatieven.

Voor de anderen was het een tegenwicht tegen voortdurende ontmoediging. Op school, op straat, in sommige gevallen ook thuis. De ontmoediging zit voornamelijk in twee aspecten van de interacties: het eenzijdig aanspreken van jongeren op cognitieve vaardigheden terwijl ze weten dat ze qua intelligentie ‘laag’ scoren (Van den Bulk 2011; Volman 2011), en de voortdurende en (vaak subtiel) negatieve benadering van deze jongeren.

Leraren, politieagenten, hulpverleners en anderen weten (of denken te weten) dat ze uit ‘achterstandsbuurten’ komen en verbinden daaraan een scala aan stereotypen, zoals ongezeglijkheid, onaangepastheid, arrogantie en gebrek aan ambitie. De jongeren zijn sociaal ontzettend slim (ondanks hun lage toetsscores) en voelen dit feilloos aan.

Tegenwicht: positieve aandacht

Het tegenwicht van interactierituelen in de onderzochte jongerenwerksettings zit in de aandacht voor de volledige persoon (niet alleen diens verstand) en dat die aandacht overwegend positief is. De activiteiten spelen in op emoties en beleving, ze doen een beroep op vaardigheden in het omgaan met eigen grenzen, gevoel en investering, en vergen lichamelijke inzet.

In jongerenwerkactiviteiten zit een complexe pedagogiek verpakt die leent van verschillende denk- en werktradities. Van sportcoaching lenen ze disciplinering, het geloof in de omvorming van lichaam en geest door inzet, en de aandacht voor details (Chambliss 2009; Wacquant 2004). Uit de kunsten halen ze het werken met verbeelding, metaforen en het projecteren van een nog niet bestaande toekomst of realiteit (Behrend & Jellema 2015; De Waal 2008).

Van de ervaringsleer komt een gerichtheid op beleving, emotioneel welzijn en reflectie (Kolb 1984; Ruikes 1994). En van het empowerment-gedachtegoed een maatschappijkritische visie met bewustzijn van de context van deelnemers en het actief zoeken naar positieversterking (Van Regenmortel 2002; Scheffers 2015).

Ik zeg met nadruk dat deze elementen in jongerenwerkbenaderingen verpakt zitten. Het heeft namelijk veel onderzoek gekost om deze aspecten in de activiteiten en interacties te ontdekken en expliciet te maken (Abdallah 2017; Abdallah, Kooijmans & Sonneveld, 2016; Kooijmans 2016).

Deze explicitering is van enorm belang, omdat te vaak en te gemakkelijk wordt gedacht dat jongerenwerk aardig is zolang het kan maar het niet per se nodig is. De werkelijkheid is dat jongerenwerkpraktijken wezenlijk bijdragen aan het welzijn en de ontwikkeling van maatschappelijk kwetsbare jongeren. En door de omvattendheid van de benadering is zij zelfs voorbeeldig voor andere beroepskrachten die werken met deze jongeren.

Kan jongerenwerk het verschil maken?

Een belangrijke vraag is nu, door de actualiteit vooral voor Amsterdam, maar zeker niet alleen daarom: Kunnen we dan echt sport, kunst, ontmoeting en recreatie stellen tegenover het snelle grote geld en het geweld van de drugshandel? Om twee redenen kan dat wél.

Ten eerste zijn de jongens om wie het gaat niet onmiddellijk met een pak geld te rekruteren voor criminele activiteiten. Ze zitten in regelmatige interactierituelen waarin heel andere symbolen en waarden hooggehouden worden dan die van criminele interactierituelen.

Jongerenwerkers en andere voorbeelden geven veel van zichzelf aan ‘hun’ jongeren. Dat beperkt zich niet slechts tot een of twee activiteiten per week. Het is een voortdurende betrokkenheid en investering in de jeugd en de buurt. Die interacties zijn de jongeren veel meer waard dan geld.

Ten tweede dragen deze interacties op den duur bij aan een duurzamer resultaat. Jongeren worden gevormd tot deelnemers die steeds meer stabiliteit, vastberadenheid en zelfvertrouwen kennen. Waar ze in het begin misschien nog erg momentafhankelijk zijn, ontwikkelen ze geleidelijk een set bestendigde navigatievaardigheden. Dit behelst wel een langdurig proces van langzaam ingesleten patronen (Bourdieu 1980/1990).

Door het faciliteren en versterken van zulke sociaal-culturele investeringen (in plaats van het verzwakken en uithollen met bezuinigingen), hebben ook jongeren met een grotere verleiding tot criminaliteit meer gelegenheid tot positief versterkende interacties. Zo’n investering heeft potentie om die van de drugshandel te ontkrachten omdat het om meer gaat dan geld.

De herstellende, animerende, en bevestigende meerwaarde van jongerenwerkrituelen kan straatcriminaliteit in het algemeen niet bieden. De vraag is dus niet of we het geld wel hebben, maar wat onze investeringsprioriteiten zijn (De Rijk 2016). Recente analyse wijst uit dat investering in jongerenwerk zinvol is; het bespaart de samenleving kosten (Participe Advies 2017).

Als jongeren meer hun soelaas vinden in die positieve investeringen, hebben geharde criminelen minder reden om gewapend achter hen aan te komen. Ze hebben er immers geen investering te beschermen of reputatie hoog te houden. Misschien is dit geen ijzersterke garantie. Maar de huidige politie-inzet en cameratoezicht geven dat nog minder.

Sebastian Abdallah is docent en onderzoeker Culturele en Maatschappelijke Vorming  aan de Hogeschool van Amsterdam en zelfstandig trainer en adviseur. Hij promoveerde onlangs aan de UvA op het proefschrift Struggles for success. Youth work rituals in Amsterdam and Beirut.

Dit is een licht bewerkte versie van het artikel dat komende week verschijnt in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

Foto: Joris van Gennip/HH (stille tocht Mohammed Bouchikhi)